ECLI:NL:GHARL:2024:7681

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
21-000021-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van verdachte in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die eerder door de rechtbank Noord-Nederland was veroordeeld. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 18 december 2020, maar het hof heeft hem niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat het belang van de samenleving bij een doeltreffende en spoedige berechting zwaarder weegt dan het belang van de verdachte om zijn aanwezigheidsrecht uit te oefenen. Dit besluit volgde na een aantal aanhoudingen van de zaak, waarbij de verdachte niet in staat was om rechtsbijstand te regelen en niet op de zittingen kon verschijnen vanwege persoonlijke omstandigheden en de coronapandemie. Het hof heeft de procedure zorgvuldig afgewogen, maar concludeerde dat de verdachte voldoende tijd had gehad om zich voor te bereiden en dat er geen bezwaren waren tegen het vonnis van de rechtbank. De beslissing om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep werd genomen na een belangenafweging, waarbij het hof ook rekening hield met de duur van de procedure en de aard van het tenlastegelegde feit, dat een slachtofferfeit betreft. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, met mr. L.T. Wemes als voorzitter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000021-21
Uitspraak d.d.: 11 december 2024
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2020 met parketnummer 18-830294-18 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van verdachte in het hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Procedure in hoger beroep
In hoger beroep zijn in deze zaak drie zittingen geweest.
Uit de Informatiestaat SKDB-persoon van verdachte volgt dat hij met ingang van 22 november 2019 is vertrokken naar een onbekend adres.
 aanhouding op 11 februari 2022
De dagvaarding om op 11 februari 2022 ter zitting van het hof te verschijnen is op rechtsgeldige wijze betekend. Per mail van 9 februari 2022 heeft verdachte verzocht om toestemming voor het digitaal bijwonen van de zaak omdat het voor hem vanwege de coronapandemie lastig is om vanuit [land] naar Nederland te reizen. Vanwege de ernst van de verdenking en het feit dat verdachte niet over rechtsbijstand beschikt is het hof niet akkoord gegaan met een zitting via videoverbinding. Het hof heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en bepaald dat verdachte binnen drie maanden een raadsman/-vrouw zal raadplegen. De oproeping voor de volgende zitting moet worden gericht aan het door verdachte opgegeven (post)adres [adres] en het door verdachte opgegeven [mailadres 1]
Op 5 april 2022 heeft mr. Petrescu zich gesteld als advocaat van verdachte.
 aanhouding op 13 oktober 2022
Verdachte is voor de zitting van 13 oktober 2022 op rechtsgeldige wijze opgeroepen. Voorafgaand aan deze zitting heeft de raadsvrouw van verdachte mr. Petrescu verzocht om aanhouding van de zaak omdat zij is verhinderd. Gelet op dit verzoek heeft het hof het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst. Wederom heeft het hof bepaald dat de oproeping voor de volgende zitting moet worden gericht aan het door verdachte opgegeven (post)adres [adres] en het door verdachte opgegeven [mailadres 1]
 inhoudelijke behandeling op 27 november 2024
Ruim twee jaar later, op 27 november 2024, is de zaak van verdachte opnieuw op zitting gepland. Verdachte is voor deze zitting op rechtsgeldige wijze opgeroepen, waarbij tijdig een afschrift is verzonden aan het opgegeven postadres en een mail is verzonden naar het opgegeven mailadres.
Op 21 november 2024, zes dagen voor de zitting, ontvangt het hof wederom een mailbericht van verdachte met daarin het verzoek om de zaak aan te houden. Hij schrijft dat hij over de aankomende zitting contact heeft gezocht met advocaten, maar dat het hem niet is gelukt om een advocaat te regelen, en dat hij als gevolg van verplichtingen op het werk ook geen vrij kan krijgen.
Opvallend is dat de mail afkomstig is van een ander adres, namelijk: [mailadres 2] .
De voorzitter heeft verdachte per mail van 25 november 2024 om 09.29 uur bericht dat zijn verzoek wordt afgewezen. Verdachte weet al sinds februari 2022 dat hij rechtsbijstand moet inwinnen en de zaak is al twee keer aangehouden op verzoek van de verdediging. Deze reactie van de voorzitter is, met het verzoek van verdachte d.d. 21 november 2024, ook naar
mr. Petrescu gestuurd.
In reactie hierop heeft verdachte per mail van 25 november 2024 om 15.36 uur het hof verzocht om de afwijzing te heroverwegen. Hierbij geeft verdachte aan dat hij niet beschikt over het gehele dossier, terwijl dit essentieel is voor de voorbereiding van zijn verdediging. Mocht hij de beschikking krijgen over het dossier dan heeft hij onvoldoende tijd om zich binnen twee dagen voldoende voor te bereiden. Daarbij doet verdachte nogmaals het verzoek om de zitting digitaal bij te wonen.
De voorzitter heeft verdachte per mail van 25 november 2024 om 16.29 uur laten weten dat zijn bericht geen aanleiding geeft anders te beslissen, dat zijn verzoek wordt afgewezen, dat hierover niet nader wordt gecorrespondeerd en dat verdachte op 27 november 2024 om 13.40 uur wordt verwacht bij het gerechtshof in Leeuwarden.
De raadsvrouw van verdachte heeft het hof per mail van 26 november 2024 om 22.10 uur bericht dat zij zich als raadsvrouw onttrekt.
Beslissing op het aanhoudingsverzoek
De eerste geplande behandeling van deze zaak op 11 februari 2022 is op verzoek van verdachte voor onbepaalde tijd geschorst. Voor verdachte was het lastig om als gevolg van de coronapandemie vanuit [land] , waar hij woont, naar Nederland te komen. Het hof heeft het onderzoek geschorst om verdachte in de gelegenheid te stellen om binnen drie maanden een raadsman/raadsvrouw te zoeken. Verdachte heeft aangegeven dit te zullen doen en heeft een (post)adres opgegeven waarop hij bereikbaar is, alsook een mailadres.
De tweede geplande behandeling is op 13 oktober 2022 opnieuw – ditmaal op verzoek van de raadsvrouw – voor onbepaalde tijd geschorst.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de zaak van verdachte moet worden heropend om verdachte alsnog in de gelegenheid te stellen de behandeling van zijn zaak bij te wonen.
Bij de beoordeling van het verzoek moet het hof een afweging maken tussen alle bij de aanhouding van het onderzoek op de terechtzitting betrokken belangen, waaronder het belang van de verdachte bij het kunnen uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht en het belang dat niet alleen de verdachte maar ook de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging.
Het hof is van oordeel dat het belang dat de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging thans zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij het kunnen uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht. Het verzoek wordt daarom afgewezen en het hof overweegt daarover als volgt.
Bij deze belangenafweging betrekt het hof het procesverloop zoals hiervoor is beschreven, de duur van de procedure en de ouderdom van het tenlastegelegde feit met pleegdatum 29 november 2018. Bovendien weegt het hof mee dat het gaat om een ‘slachtofferfeit’.
De zaak van verdachte stond voor het eerst op 11 februari 2022 op zitting. Na schorsing van het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte vanaf 5 april 2022 bijstand gehad van een raadsvrouw. Verdachte heeft tot deze zitting van 27 november 2024 ruim twee jaar de tijd gehad om zich met behulp van zijn advocaat voor te bereiden. Ook is verdachte tijdig op de hoogte gesteld van de zitting zodat hij in praktische zin voldoende tijd heeft gehad om maatregelen te treffen (op het werk) om de zitting bij te kunnen wonen. Deze redenen voor verhindering leggen daarom onvoldoende gewicht in de schaal.
Geen bezwaren en inhoudelijke behandeling niet noodzakelijk
Het hof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte geen bezwaren heeft opgegeven tegen het hierboven genoemde vonnis en het hof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 11 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.