ECLI:NL:GHARL:2024:7669

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
21-001859-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zware mishandeling met benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2000, was eerder veroordeeld voor zware mishandeling van de benadeelde partij, die op 24 en 25 augustus 2022 in [pleegplaats] werd mishandeld. De verdachte heeft de benadeelde partij met kracht in het gezicht gestompt, wat resulteerde in meerdere botbreuken en blijvende schade. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is deels toegewezen, met een totaalbedrag van € 8.066,40, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de benadeelde partij in overweging genomen bij het bepalen van de straf en de schadevergoeding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001859-23
Uitspraak d.d.: 10 december 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 april 2023 met parketnummer 18-333639-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod, en voorts strekkende tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15.556,40, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.P.E.M. Pover, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. Y.G. De Barbanson, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 5.566,40, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing, een andere strafoplegging en een andere beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2022 t/m 25 augustus 2022 te [pleegplaats] , in de [gemeente] , [benadeelde] opzettelijk zwaar letsel, te weten (onder meer) een (op vier plaatsen) gebroken neus en/of een verbrijzelde bijholte en/of een scheurtje in de rechteroogkas en/of een gescheurde linker wenkbrauw, heeft toegebracht immers heeft hij, verdachte die [benadeelde] , meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht, althans tegen/op het hoofd, geslagen en/of gestompt;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2022 t/m 25 augustus 2022 te [pleegplaats] , in de [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met zijn, verdachtes, gebalde vuist in het gezicht , althans tegen/op het hoofd, van die voornoemde [benadeelde] heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2022 t/m 25 augustus 2022 te [pleegplaats] , in de [gemeente] , opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [benadeelde] , meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht, althans tegen/op het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor die [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een (op vier plaatsen) gebroken neus en/of een verbrijzelde bijholte en/of een scheurtje in de rechteroogkas en/of een scheurde linker wenkbrauw, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, waaronder de door verdachte afgelegde bekennende verklaring, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij in
of omstreeksde periode van 24 augustus 2022 t/m 25 augustus 2022 te [pleegplaats] ,
in de [gemeente] ,[benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
(onder meer)een
(op vier plaatsen)gebroken neus en
/ofeen verbrijzelde bijholte en
/ofeen scheurtje in de rechteroogkas en
/ofeen gescheurde linker wenkbrauw, heeft toegebracht immers heeft hij, verdachte die [benadeelde]
, meermalen, althanseenmaal, (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht
, althans tegen/op het hoofd, geslagen en/ofgestompt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De raadsman heeft verzocht om, gelet op de positieve veranderingen in het leven van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft daarnaast verzocht hem een behandelplicht op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft aangever van korte afstand en met kracht in zijn gezicht gestompt, ten gevolge waarvan aangever op vier plaatsen in zijn gezicht botbreuken heeft opgelopen, en medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest – en in de toekomst mogelijk nogmaals noodzakelijk is – om het aangezichtsletsel zoveel mogelijk te doen herstellen De fysieke en psychische gevolgen zijn voor aangever tot op heden groot, zoals aangever ter terechtzitting heeft toegelicht. Op dit moment ondervindt aangever nog dagelijks fysieke hinder in de neusregio en ligt een nieuw medisch ingrijpen in het verschiet. Ook emotioneel grijpt het gebeuren hem nog steeds aan. Het hof rekent verdachte dit aan.
Bij het opleggen van de straf houdt het hof rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan dit feit eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld. Het hof weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Het hof heeft tevens gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht. Hieruit blijkt dat verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven en serieus bezig is met werken aan zijn toekomst. Tevens heeft het hof acht geslagen op de verdachte betreffende adviezen van de reclassering, waaronder het advies van 20 november 2024, waaruit blijkt dat verdachte onder behandeling is en intrinsiek gemotiveerd is tot gedragsverandering.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Een andere, lichtere strafmodaliteit doet onvoldoende recht aan de ernst van het strafbaar handelen van verdachte. Het hof zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden. Anders dan de advocaat-generaal heeft geëist en de rechtbank heeft opgelegd, zal het hof daarvan twee maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren. Hierbij wil het hof tot uitdrukking brengen dat enerzijds een deel onvoorwaardelijke gevangenisstraf onontkoombaar en opportuun is terwijl het hof anderzijds oog heeft voor de positieve weg die verdachte heeft ingeslagen en deze niet te veel wil doorkruisen met een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het voorwaardelijk deel zal voor verdachte als waarschuwing dienen te gelden gedurende de proeftijd. Het hof zal bij het voorwaardelijk op te leggen deel bijzondere voorwaarden opleggen, te weten een contactverbod met het slachtoffer, een locatieverbod voor de locatie van de werkplaats van het slachtoffer, een meldplicht en een verplichting voor verdachte zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het afmaken van de lopende behandeling bij Transfore.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 25.566,40. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.566,40. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Materiële schade
Het hof is van oordeel dat de gestelde materiële schade tot een bedrag van € 566,40 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit dat deze aan hem als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Het hof acht de vordering van de materiële schade, die overigens niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, gegrond en geheel voor toewijzing vatbaar. Het hof zal de vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2022.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag aan immateriële schade gevorderd van € 25.000,00, en vindt daarvan op dit moment een bedrag van € 15.000,- toewijsbaar. Daartoe is aangevoerd dat de benadeelde partij inmiddels aan zijn neus is geopereerd en dat ondanks de operatie nog forse klachten resten. De benadeelde partij kan tot op heden ondanks een operatie nauwelijks door zijn neus ademen en heeft zijn reuk – en daardoor zijn smaak – grotendeels verloren. Er zal opnieuw moeten worden geopereerd om meer ruimte te creëren. Daarbij zijn er blijvende klachten. De benadeelde partij heeft klachten aan de zenuwen bij het oog, heeft geen gevoel in zijn boventanden en zijn rechterwang is gaan hangen. Ook heeft het incident op psychisch vlak veel schade toegebracht.
De verdediging heeft aangevoerd dat de medische eindstand nog niet bekend is en dat een bedrag zoals door de rechtbank is opgelegd, te weten € 5.000,-, passend is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Gebleken is dat sprake is van blijvende klachten aan het gezicht van de benadeelde partij, dat medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest, terwijl dat (nog) niet het gewenste effect heeft gehad. Daarnaast is de benadeelde partij psychisch aangedaan door het geweldsincident. Gelet op hetgeen het hof in de strafmotivering heeft overwogen over de aard en ernst van het bewezenverklaarde en gelet op de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken zijn toegekend, is het hof van oordeel dat op dit moment een bedrag van € 7.500,- voldoende is onderbouwd voor de immateriële schade die de benadeelde partij door het bewezenverklaarde heeft geleden. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2022. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er is op dit moment namelijk nog geen sprake van een eindtoestand. Voor dat deel kan de benadeelde partij daarom nu in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 1987.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden op de [straat] te [plaats] .
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te houden aan aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het afmaken van de lopende behandeling bij Transfore.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.066,40 (achtduizend zesenzestig euro en veertig cent) bestaande uit € 566,40 (vijfhonderdzesenzestig euro en veertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.066,40 (achtduizend zesenzestig euro en veertig cent) bestaande uit € 566,40 (vijfhonderdzesenzestig euro en veertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 75 (vijfenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 25 augustus 2022.
Aldus gewezen door
mr. L. Pieters, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 10 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.