ECLI:NL:GHARL:2024:7661

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
21-003129-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsbeneming van hulpverleenster met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1990 en verblijvende in een penitentiaire inrichting, is beschuldigd van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsbeneming van een hulpverleenster. De feiten vonden plaats op 29 mei 2023 in een opvangcentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers. De verdachte heeft de hulpverleenster onder bedreiging van een mes gedwongen tot seksuele handelingen en haar wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging van overheidswege. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd tot vier jaar gevangenisstraf, met de vaststelling dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Het hof heeft de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege opgelegd, ondanks de vreemdelingenstatus van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die blijvende schade heeft ondervonden. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 8.000,00 aan immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003129-24
Uitspraak d.d.: 12 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 juli 2024 met parketnummer 18-134393-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank. De schriftelijke vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H.A. Koning, en de advocaat van de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld, ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en bevolen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Verder heeft de rechtbank het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer en de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het deels tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex artikel 314a Sv ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te [plaats] bij de [stichting] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door,
- die [benadeelde] (medewerkster [stichting] ) te vragen om te helpen om zijn kamerdeur te openen en/of
- vervolgens aan [benadeelde] een mes te tonen en/of
- ( daarbij) zijn hand op de mond van voornoemde [benadeelde] te drukken en/of
- daarbij die [benadeelde] naar de grond te brengen en/of
(onder bedreiging van dat mes)
- daarbij die [benadeelde] te sommeren stil te zijn en/of
- de kamerdeur (dubbel) op slot te draaien en/of te (laten) barricaderen, en/of
- bij die [benadeelde] haar kleding (broek) uit te doen en/of
- die [benadeelde] bij de haren te pakken en/of haar te sommeren hem te pijpen en/of
- daarbij het mes te tonen aan die [benadeelde] en/of
- daarbij zich uit te kleden en/of die [benadeelde] op bed neer te leggen en/of te sommeren op het bed te gaan liggen,
- de kleding (broek) uit te trekken van die [benadeelde] en/of
- die [benadeelde] (te sommeren) zijn penis tussen haar benen te begeleiden en/of
- die [benadeelde] te sommeren om door te gaan met pijpen en/of
- die [benadeelde] te sommeren (rol)luiken dicht te doen en/of
- die [benadeelde] te dreigen neer te zullen steken als zij niet zou doen wat hij zei,
die [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal
- zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of
- op die [benadeelde] gelegen en/of gezeten en/of daarbij zijn mond en/of penis tegen de vagina van die [benadeelde] aangedrukt en/of
- met zijn mond en/of tong in en/of aan de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde] gelikt en/of
- zijn vingers in en/of tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde] gebracht en/of
- met verdachtes hand(en) de bh en/of borst(en) en/of vagina van die [benadeelde] aangeraakt;
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te [plaats] bij de [stichting] opzettelijk [benadeelde] (medewerkster [stichting] ) wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- achter die [benadeelde] te gaan staan en/of een mes te tonen aan die [benadeelde] en/of vervolgens zijn (andere) hand op en/of voor de mond van die voornoemde [benadeelde] te houden en/of te drukken en/of daarbij die [benadeelde] tegen de grond te drukken en/of (onder bedreiging van dat mes)
- die [benadeelde] te beletten om weg te gaan door de kamerdeur (dubbel) af te sluiten met een sleutel en/of een (extra) schuifslot en/of
(toen de politie de kamer wilde binnengaan)
- die [benadeelde] (daarbij) te bedreigen dat ze moest meewerken anders zou hij haar neersteken en/of
(op die [benadeelde] te zitten en/of te liggen en/of gedurende (langere) althans enige tijd tegen de wil van die [benadeelde] seksuele handelingen bij die [benadeelde] te verrichten of door [benadeelde] te laten verrichten)
- met verdachtes lichaam, voor de deur te gaan staan en/of tegen de deur aan te duwen en/of die [benadeelde] (te sommeren) een bed te verplaatsen en/of een koelkast voor de deur te schuiven en/of (rol)luiken dicht te doen en/of te sommeren die [benadeelde] de deur dicht te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt de hieronder vermelde bewijsmiddelen, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Alle bewijsmiddelen betreffen een zakelijke weergave.
In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2023137213, gesloten op
3 augustus 2023, door [naam 1] , brigadier van de politie Eenheid Noord-Nederland.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 2 juli 2024 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte:
Ik was op 29 mei 2023 bij de opvang in [plaats] van [stichting] . Het klopt dat ik in mijn kamer [benadeelde] heb bedreigd met een mes. Terwijl ik haar bedreigde heeft zij seksuele handelingen bij mij verricht en heb ik seksuele handelingen bij haar verricht. Het klopt dat ik [benadeelde] verkracht heb. Ik heb met mijn tong aan haar vagina gelikt, ik heb haar gevingerd, ik heb haar mij laten pijpen en ik heb geprobeerd mijn penis in haar vagina te brengen. Het klopt ook dat ik haar gedwongen heb met een mes.
2.
De verklaring van verdachteafgelegd ter terechtzitting van het hof op
28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De voorzitter houdt de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank voor, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
“Het klopt dat ik in mijn kamer [benadeelde] heb bedreigd met een mes. Terwijl ik haar bedreigde heeft zij seksuele handelingen bij mij verricht en heb ik seksuele handelingen bij haar verricht. Het klopt dat ik [benadeelde] verkracht heb. Ik heb mijn tong aan haar vagina gelikt, ik heb haar gevingerd, ik heb haar mij laten pijpen en ik heb geprobeerd mijn penis in haar vagina te brengen. Het klopt ook dat ik haar gedwongen heb met een mes.”
Verdachte verklaart in antwoord op vragen van de voorzitter, zakelijk weergegeven:
Ja, het klopt dat ik dat bij de rechtbank heb gezegd.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 31 mei 2023 (als bijlage op pagina 50 van voornoemd proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [benadeelde]:
Ik werk als begeleiding op een opvanglocatie voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Het heet [stichting] . Het is gevestigd aan [adres] te [plaats] .
Op 29 mei 2023 kwam [verdachte] om ongeveer 21:30 uur bij de receptie. Hij zou geen sleutel hebben. Ik ben meegelopen de kamer in en kort daarna kreeg ik een hand voor de mond en zag ik een mes. Hij duwde me tegen de grond aan en zei dat ik stil moest zijn. Ik moest op bed liggen en seksuele handelingen doen. Ik moest mijn broek uit doen en probeerde met hem te praten, maar dat was niet mogelijk.
Hij deed de broek uit en ik moest hem pijpen. Als ik dit niet deed pakte hij het mes erbij en dreigde hij ermee als ik het niet zou doen. Dat probeerde hij een paar keer. Ik probeerde hem tot reden te brengen maar dat lukte niet. Hij pakte steeds het mes erbij. Hij heeft mij op bed gelegd en probeerde in mij te komen maar dat lukte niet. Toen moest ik hem weer pijpen. Dat ging een tijdje zo tot de politie uiteindelijk kwam. Die probeerde ook te praten met hem om de deur te openen. De politie probeerde de deur in te trappen. Er zat een dubbel slot op. Toen is hij voor de deur gaan staan om ze tegen te houden. Hij had het mes nog in zijn handen en zei dat ik het bed ervoor moest doen. Ik heb daar zo lang mogelijk over getreuzeld maar de politie kwam er niet door. Toen moest de koelkast ervoor gezet worden en het bed. De politie probeerde soms de deur in te trappen of te praten met hem. Door de spullen die voor de deur stonden en omdat hij ervoor stond lukte het niet om binnen te komen. Hij bleef wel steeds seksuele handelingen doen of ik moest het doen bij hem. Hij bleef door dreigen dat als ik niet zou komen hij me neer zou steken voordat de politie er zou zijn. Ik ben naar hem toegekomen en moest de gordijnen en rolluiken dicht doen. Hij zette van alles tegen de deur aan en ik probeerde dit tegen te gaan. De politie probeerde nog steeds binnen te komen.
V: Waar staat [verdachte] op het moment dat jij in de kamer staat?
A: Hij stond bij het raam en kwam vervolgens naar mij toe.
Hij kwam toen achter mij staan en ik kreeg een hand voor mijn mond. Ik kreeg eerst zijn linkerhand op mijn mond en ik zag vanuit mijn rechterooghoek een mes.
Hij stond achter mij.
V: Hoe voelde jij je toen je dat mes zag?
A: Angstig.
A: Op een gegeven moment probeerde hij mijn broek uit te doen, maar dat lukte niet en toen vroeg hij mij mijn broek uit te doen. Hij zei dat ik hem uit moest doen.
V: Hoe zit het met je broek?
A: Die gaat helemaal uit en ook mijn onderbroek.
A: Hij kwam naar mij toe.
Vrij kort daarna deed hij het slot op de deur omdat ik er naar keek. Het was een slot met een sleutel waar wij ook toegang toe hebben. En nog een ander slot wat je schuift. Dat was een extra slot wat hij had.
Hij deed zijn broek ook uit en staat voor me. Ik moest hem pijpen en gaf aan dat ik dat niet wilde. Hij heeft het mes in zijn handen en legde het naast mij op het bed.
En toen pakte hij weer het mes om mee te dreigen en toen gaf ik aan dat hij sowieso het mes moest wegleggen. Ik vroeg hem te stoppen maar toen pakte hij het mes er weer bij.
V: Wat zei hij toen je stopte?
A: Dat ik door moest gaan.
V: Hoe zat het op dat moment met het mes?
A: Dat lag op het bed en op het moment dat ik niet doorwilde pakte hij het mes erbij. Hij dreigde met het mes en zei dat ik door moest gaan. Hij hield het mes dan op hoofdhoogte en dreigde mij dan. Het mes wees dan in mijn richting.
V: Wat zegt hij dan?
A: Dat ik zijn lul met mijn hand moest begeleiden om hem erin te steken.
V: Waardoor lukte dit niet?
A: Naar mijn idee omdat hij niet stijf genoeg was.
V: En dan?
A: Hij heeft mij toen nog kort gebeft, zijn mond op mijn kut.
V: Wat deed die mond?
A: Hij likte.
V: Wat likte hij precies?
A: Mijn schaamlippen.
V: Waar op je schaamlippen?
A: Bovenkant van mijn vagina.
V: Waar was dat mes op dat moment?
A: Binnen handbereik.
A: Ik merkte aan hem dat de seksuele handelingen door zouden gaan. Hij zei steeds "Ga door, ga door"
V: Waar moest je mee doorgaan?
A: Op dat moment met pijpen.
V: Heb je hem toen ook gepijpt?
A: Volgens mij wel. Hij stond weer met het mes in zijn handen.
A: De politie probeerde de deur in te trappen.
V: Wat deed [verdachte] ?
A: Die heeft met zijn hele gewicht tegen de deur gestaan om de deur tegen te houden.
V: Waar was dat mes toen?
A: In zijn hand.
A: Ik moest het bed tegen de deur zetten.
V: De bedden zaten aan elkaar met tire wraps. Hoe ging dat?
A: Ik heb het geprobeerd, maar dat lukte niet. Dat zag [verdachte] en toen had hij het over de koelkast. Dat heb ik er al treuzelend voorgezet. Ik moest toen toch het bed er nog voorzetten en dat ging.
Ik stond toen uiteindelijk naast hem en voor hem. Ik moest hem weer pijpen. Hij stond met het mes in zijn handen. Ik gaf aan dat ik het niet wilde. Hij pakte het mes er weer bij. Ik zat toen weer op mijn knieën.
Ik moest de luiken voor het raam dichtdoen en toen moest ik weer bij hem komen. Ondertussen moest ik voorover buigen en probeerde hij seks te hebben, maar dat lukte niet. Toen vingerde hij met de vingers bij mijn schaamlippen.
V: Hij probeerde seks te hebben, wat probeerde hij?
A: Weer zijn lul in mijn vagina te steken. Ik moest ook helpen om tussentijds de deur dicht te houden.
V: Dan heb je het over vingeren. Wat gebeurt er?
A: Ik stond met de rug voor hem, hij raakt met zijn vingers mijn vagina. Hij raakt de schaamlippen. Die vingers bewegen.
V: Je hebt in het informatieve gesprek nog verteld dat je door [verdachte] op de grond werd gedrukt.
A: Dat was voordat ik op bed moest gaan zitten. Hij verlaagde me eerste op de grond door mij die kant op te leiden en toen gaf hij aan dat ik op bed moest gaan zitten.
A: Hij heeft mijn rechter borst aangeraakt toen we voor de deur stonden. Ik had de trui uit en BH nog aan.
V: Wat raakt hij dan aan?
A: Eerst op de BH en daarna deed hij zijn hand in mijn BH.
V: Wat deed de hand op je borst?
A: Aanraken, betasten.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
2 juni 2023 (als bijlage op pagina 126 van voornoemd proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [getuige]
Hij (het hof begrijpt: verdachte) ging hierna achter haar staan en sloeg zijn arm om haar hals. Hij trok haar naar beneden. Ik zag dat zij in paniek raakte. Ik zag dat hij ineens een mes in zijn handen had.
Ik zag dat zij tegenwerkte en hem vroeg: ‘Wat wil je van mij?’ Hij zei: ‘Ik wil dat je me pijpt.’ Hij heeft daarvoor ook al gezegd dat hij haar wilde neuken. Hij zei ook dat hij haar zou doodsteken als ze zou schreeuwen. Ik zag dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) hierna een mes in zijn handen had en steekbewegingen maakte. Hierna zag ik dat zij op een bed lag. [verdachte] had haar gedwongen om dat te doen. Hierna moest ze onder bedreiging van hem op het bed gaan liggen.
Hij was met het mes aan het dreigen. Hij bewoog met het mes richting het meisje. Hij zei: ‘Als je gaat schreeuwen dan steek ik je dood.’
Hij pakte haar met zijn linkerhand bij haar haren vast. Hij deed met zijn rechterhand, waar het mes in zit, een stekende beweging richting haar. Ondertussen zei hij tegen haar dat zij hem moest pijpen. Hij dwong haar wel.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 14 van voornoemd proces-verbaal), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van [verbalisant]:
Op maandag 29 mei 2023 kreeg ik samen met opsporingsambtenaar [naam 2] het verzoek van de meldkamer om met spoed te gaan naar [adres] te [plaats] . Op genoemd adres is gevestigd [stichting] , dit betreft een opvang locatie voor vreemdelingen. Omstreeks 21.39 uur waren wij ter plaatse.
Wij besloten op de deur van de kamer te bonken en met luide stem maakten wij bekend dat wij van de politie waren en dat de deur geopend moest worden. Ik hoorde een mannenstem en een vrouwenstem komen vanuit de kamer. Ik hoorde dat er iemand aan de binnenkant bij het slot van de deur aan het rommelen was. Ik riep nogmaals met luide stem dat de deur geopend moest worden. Ik zag dat de deur gesloten bleef. Hierop besloten wij de deur met kracht te openen. Voordat wij dit deden riep ik, verbalisant, nogmaals met luide stem dat de deur geopend moest worden en als dit niet gebeurde de deur met geweld geopend zou worden. Ook op dit aanroepen werd niet gereageerd.
Ik zag dat opsporingsambtenaar [naam 2] nogmaals een stevige trap tegen de deur gaf waardoor de deur uiteindelijk open klapte en wij zicht kregen in de kamer. Dit moment van zicht was echter zeer kort omdat de deur hard werd dichtgegooid. In het korte moment dat ik, verbalisant, zicht had in de kamer zag ik het blote bovenlijf van een vrouw. Ik zag dat de vrouw alleen een bh droeg.
We besloten om de deur nogmaals open te trappen en een voorwerp tussen de deur te plaatsen zodat de deur niet weer dicht zou vallen. Dit lukte uiteindelijk.
Via de kier die ontstaan was zag ik een arm of een been van een donker getint persoon. Ik hoorde de stem van een man en ik hoorde heel af en toe de stem van een vrouw. Ik zag dat er een voorwerp voor de deur was geschoven. Ik herkende dit als een tafelmodel koelkast. Deze koelkast barricadeerde de deur.
Via de kier probeerde ik in gesprek te gaan met de persoon achter de deur. Ik vroeg hem of hij de deur wilde openen zodat we in gesprek konden gaan. De man gaf aan dat hij de deur wel wilde openen echter voegde hij de daad niet bij zijn woord. Via de kier probeerde ik contact te krijgen met de vrouw in de kamer. Ik vroeg haar of alles goed met haar ging. Ik hoorde de man zeggen, niet praten.
Door het gebruik van pepperspray, wat via de kier de gang op kwam kreeg ik last van mijn luchtwegen. Door opsporingsambtenaar [naam 3] werd het gesprek overgenomen.
Tijdens dit gesprek begon de vrouw in de kamer te schreeuwen.
Hierop werd met man en macht tegen de deur aan getrapt en vloog de deur uiteindelijk open.
Ik, verbalisant, zag dat er een donker getinte man uit de kamer werd getrokken. Deze man was naakt en lag op zijn buik. Ik kon vervolgens de kamer in kijken en zag een vrouw staan achter in de kamer. Deze vrouw bleek [benadeelde] te zijn. Zij was slechts gekleed in een bh. Ik zag dat de vrouw huilde en hevig geschrokken was. Ik zag dat de vrouw trilde.
In het kantoor ben ik met haar in gesprek gegaan. Zij vertelde aan mij dat een van de bewoners had gevraagd of ze een deur wilde openen.
Toen zij in de kamer was werd ze van achteren besprongen door [verdachte] . Hij draaide de deur op slot zodat zij de kamer niet meer uit kon. De deur werd ook afgesloten met een soort schuifslot.
Ze vertelde dat [verdachte] een mes vast hield en haar daarmee bedreigde. Zij moest onder bedreiging van het mes haar kleding uit doen. Zij moest [verdachte] pijpen terwijl hij haar bedreigde met het mes. Ze deed dit tegen haar wil.
Ze moest van [verdachte] de koelkast voor de deur zetten en het bed verplaatsen. Dit bed moest ook voor de deur gezet worden zodat de deur niet geopend kon worden. Ze vertelde dat [verdachte] wilde dat ze het rolgordijn dicht deed zodat de politie niet naar binnen kon kijken. Dit moest zij doen terwijl [verdachte] haar met het mes dreigde te steken. Ze vertelde dat ze [verdachte] moest pijpen elke keer als de politie tegen [verdachte] sprak of tegen de deur aan bonkte. Ze vertelde dat [verdachte] geprobeerd heeft om op een andere plaats bij haar binnen te dringen.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 18 van voornoemd proces-verbaal), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [naam 2]:
Omdat de deur niet open werd gedaan, heb ik een aantal keren tegen de deur aangetrapt en op een gegeven moment ging de deur ongeveer 10 centimeter open en zag ik een bruine hand met een mes in mijn richting voor de opening, achter in de kamer zag ik een blanke jonge vrouw met blond haar.
Ik zag dat de donkere man naakt was en alleen zwarte sokken aan had.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 29 mei 2023 te [plaats] bij de [stichting] door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, te weten door,
- [benadeelde] (medewerkster [stichting] ) te vragen om te helpen om zijn kamerdeur te openen en
- vervolgens aan [benadeelde] een mes te tonen en
- daarbij zijn hand op de mond van voornoemde [benadeelde] te drukken en
- daarbij die [benadeelde] naar de grond te brengen en
(onder bedreiging van dat mes)
- daarbij die [benadeelde] te sommeren stil te zijn en
- de kamerdeur dubbel op slot te draaien en te (laten) barricaderen, en
- die [benadeelde] bij de haren te pakken en haar te sommeren hem te pijpen en
- daarbij het mes te tonen aan die [benadeelde] en
- daarbij zich uit te kleden en die [benadeelde] te sommeren op het bed te gaan,
- die [benadeelde] te sommeren zijn penis tussen haar benen te begeleiden en
- die [benadeelde] te sommeren om door te gaan met pijpen en
- die [benadeelde] te dreigen neer te zullen steken als zij niet zou doen wat hij zei,
die [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal
- zijn penis in de mond van die [benadeelde] gebracht en
- zijn mond en penis tegen de vagina van die [benadeelde] aangedrukt en
- met zijn tong aan de vagina van die [benadeelde] gelikt en
- zijn vingers tegen de vagina die [benadeelde] gebracht en
- met verdachtes hand de bh en borst en vagina van die [benadeelde] aangeraakt;
2.
hij op 29 mei 2023 te [plaats] bij de [stichting] opzettelijk [benadeelde] (medewerkster [stichting] ) wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd, door
- achter die [benadeelde] te gaan staan en een mes te tonen aan die [benadeelde] en zijn andere hand op de mond van die voornoemde [benadeelde] te houden en daarbij die [benadeelde] tegen de grond te drukken en
(onder bedreiging van dat mes)
- die [benadeelde] te beletten om weg te gaan door de kamerdeur dubbel af te sluiten met een sleutel en een extra schuifslot en
(toen de politie de kamer wilde binnengaan)
- die [benadeelde] daarbij te bedreigen dat ze moest meewerken anders zou hij haar neersteken en
- met verdachtes lichaam, voor de deur te gaan staan en tegen de deur aan te duwen en die [benadeelde] te sommeren een bed te verplaatsen en een koelkast voor de deur te schuiven en rolluiken dicht te doen en te sommeren die [benadeelde] de deur dicht te houden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Kwalificatie
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Samenloop
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde sprake was van eendaadse samenloop. De raadsman heeft aangevoerd dat beide incidenten bestaan uit één feitencomplex, waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan, dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt. Ook gelet op de strekking van de betreffende gedragingen zou verdachte, volgens de raadsman, één verwijt kunnen worden gemaakt.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Van eendaadse samenloop is sprake wanneer hetzelfde feit door de omstandigheden waaronder het wordt gepleegd of waarvan het vergezeld gaat tevens een ander strafbaar feit oplevert. Bij het beoordelen van de vraag of sprake is van eendaadse samenloop gaat het vooral om de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Het enigszins uiteenlopen van de strekking van de desbetreffende strafbepalingen staat niet in de weg aan het aannemen van eendaadse samenloop als het in essentie om hetzelfde feitencomplex gaat.
Het hof is – anders dan de raadsman – van oordeel dat bij het onder 1 en 2 bewezenverklaarde geen sprake is van eendaadse samenloop maar van meerdaadse samenloop. Hoewel de bewezenverklaarde feiten met elkaar verweven zijn, heeft verdachte zich met (deels) afzonderlijke handelingen schuldig gemaakt aan twee op zichzelf staande strafbare feiten. De bewezenverklaarde feiten worden ingevuld door andere strafbare gedragingen van verdachte, wat een (deels) ander feitencomplex oplevert. Hoewel de verkrachting onder dreiging van het mes ook een vrijheidsbenemend karakter kent, is het hof van oordeel dat verdachte zich met het dubbel op slot doen van de kamerdeur en het onder bedreiging met een mes (laten) barricaderen van die deur, waardoor het slachtoffer de kamer niet kon verlaten, schuldig heeft gemaakt aan een ander, op zichzelf staand strafbaar feit. De wetsomschrijvingen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaarde feiten dienen bovendien tot bescherming van verschillende belangen, te weten enerzijds het beschermen van personen tegen het gedwongen worden tot seksuele gedragingen en anderzijds de bescherming van de persoonlijke bewegingsvrijheid en het voorkomen van wederrechtelijke inbreuken daarop. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten niet zo nauw met elkaar samenhangen dat verdachte in wezen één verwijt wordt gemaakt.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof overweegt het volgende met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte.
In het Nederlandse strafrecht is het uitgangspunt dat elke dader verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door hem of haar gepleegde strafbare feit. Een strafbaar feit kan daarom in beginsel aan de verdachte worden toegerekend. Daarop is echter een uitzondering. In artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald dat niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap niet kan worden toegerekend.
De vraag naar de toerekenbaarheid is een juridische vraag. Het gaat om het vaststellen van een strafuitsluitingsgrond. De vaststelling of aan de voorwaarden voor deze strafuitsluitingsgrond is voldaan, is een juridisch oordeel dat voorbehouden is aan de rechter. Dat laat onverlet dat de rechter bij de beantwoording van die vraag gebruik kan maken van adviezen van gedragsdeskundigen. Hij is echter niet gebonden aan die adviezen; de rechter heeft een eigen verantwoordelijkheid in deze. Aan de rechter komt een beoordelingsvrijheid toe bij het waarderen van de adviezen van gedragsdeskundigen en het maken van een selectie uit die adviezen.
In het kader van de verdenking van de tenlastegelegde feiten is onderzoek verricht naar de geestvermogens van verdachte en naar aanleiding van die onderzoeken zijn de volgende rapporten opgesteld:
  • een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek d.d. 8 februari 2024, opgemaakt door [naam 4] , GZ-psycholoog;
  • een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 5 maart 2024, opgemaakt door [naam 5] , psychiater en [naam 6] , arts i.o. tot psychiater en i.o. tot Pro Justitia rapporteur (hierna: de psychiaters).
De psycholoog heeft in het rapport psychologisch onderzoek geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een matige verstandelijke ontwikkelingsstoornis en aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, verongelijkte en paranoïde trekken. De psycholoog heeft tevens geconcludeerd dat deze stoornissen ten tijde van de tenlastegelegde feiten aanwezig waren, alsmede dat die stoornissen verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedden.
Voorts heeft de psycholoog geconcludeerd dat de wijze waarop verdachte met het tenlastegelegde omgaat, zeker (mede) wordt bepaald door zijn persoonlijkheidsstoornis, waardoor verdachte geneigd is te externaliseren, geen verantwoordelijkheid te dragen en het geweten lacunair is.
De psychiaters concluderen in het rapport psychiatrisch onderzoek dat bij verdachte sprake is van een matige verstandelijke beperking, waarbij er problemen bestaan op zowel het sociale, adaptieve als conceptuele domein. De sociaal-emotionele ontwikkeling is daarnaast beperkt, waarbij er problemen bestaan in de sociale afstemming, op het gebied van emotie-en agressieregulatie en sprake is van een gebrekkige gewetensontwikkeling.
Daarnaast wordt door de psychiaters een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken vastgesteld. Kenmerkend hiervoor is onder meer de gebrekkige gewetensontwikkeling. Ook heeft verdachte zeer beperkte empathische vermogens en is hij geneigd tot normoverschrijdend gedrag, waarbij hij is gericht op eigen gewin. Verder heeft hij problemen op het gebied van agressieregulatie, waarbij hij zich snel gekrenkt of onheus bejegend voelt. Verdachte is op deze momenten geneigd om zijn onvrede middels woede te uiten en heeft een beperkt vermogen om zijn agressie te reguleren.
Daarnaast is sprake van een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis, waarbij in het geval van oplopende stress bij verdachte lijdensdruk ontstaat in de vorm van het ontwikkelen van herbelevingen, slaapproblemen en woede-uitbarstingen.
Ook de psychiaters concluderen dat alle voornoemde stoornissen aanwezig waren ten tijde van het bewezenverklaarde.
Met betrekking tot het recidiverisico concludeert de psycholoog alles overziend dat bij een veroordeling het risico op seksueel delictgedrag als matig tot hoog en op gewelddadig gedrag als hoog wordt ingeschat.
Met betrekking tot het recidiverisico concluderen de psychiaters dat zowel sprake is van een hoog risico op een nieuw zedendelict, als een hoog risico op een nieuw geweldsdelict. De psychiaters schrijven:
“Hoewel betrokkene nooit eerder is veroordeeld voor een zedendelict koestert hij vrouwvijandige denkbeelden en is hij geneigd om vanuit egocentrische motieven te handelen. Zijn gewetensontwikkeling is dermate gestagneerd, dat hij hierdoor niet geremd wordt in zijn handelen. Daarnaast heeft hij forse problemen op het gebied van agressieregulatie en beschikt hij over inadequate oplossingsstrategieën als hij tegen problemen aanloopt.”
Het hof kan zich met voornoemde inhoud en conclusies van de adviezen van de psycholoog en psychiater betreffende de aanwezigheid van genoemde stoornissen bij verdachte, ook ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, verenigen en neemt deze over. Het hof stelt daarmee vast dat bij de verdachte sprake is van meerdere psychische stoornissen en dat deze ook aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Verder is het hof op grond van de inschattingen van de deskundigen met betrekking tot het recidiverisico van oordeel dat sprake is van een hoog risico dat verdachte opnieuw een (seksueel) geweldsdelict, zoals het onder 1 bewezenverklaarde, zal plegen.
Het hof is echter een ander oordeel dan de deskundigen toegedaan met betrekking tot de mate van toerekening van het bewezenverklaarde aan verdachte.
Zowel de psycholoog als de psychiaters adviseren om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren voor de bewezenverklaarde feiten. Zoals hiervoor reeds weergegeven, heeft de psycholoog geconcludeerd dat de psychische stoornis verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de tenlastegelegde beïnvloedden. De psycholoog heeft voorts geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde, niet alleen impulsief, maar ook gepland heeft gehandeld en dat hij op verschillende momenten andere keuzes had kunnen maken. De psycholoog schrijft onder andere:
“Ofschoon zijn persoonlijkheidsstoornis, en dan met name de antisociale trekken, hem beïnvloed lijken te hebben in zijn overwegingen voorafgaand en ten tijde van het tenlastegelegde, was dit niet in die mate dat hij geen andere keuzes had kunnen maken.”
De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte het bewezenverklaarde volledig toe te rekenen.
De psychiaters concluderen dat er geen aanwijzingen worden gezien voor doorwerking van de vastgestelde stoornissen in het bewezenverklaarde. De psychiaters lichtten dit toe met de overweging dat uit de getuigenverklaringen en de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte doelbewust en met vooropgezet plan heeft gehandeld, hierbij geheel gedreven vanuit egocentrische motieven. Hierbij was er op diverse momenten voor verdachte de mogelijkheid om zijn handelen te stoppen, hetgeen hij zelfs na aansporing vanuit derden naliet. De psychiaters overwegen tevens dat hoewel verdachte ten gevolge van de verstandelijke beperking en antisociale persoonlijkheidsstoornis minder remming ervaart om over te gaan tot normoverschrijdend gedrag, er geen sprake was van een beperking in zijn wilsvrijheid.
De psychiaters rapporteren dat verdachte - blijkens getuigenverklaringen - zijn gedragingen vooraf heeft aangekondigd, dat hij geil was en dat hij de vrouw bij de receptie zou gaan aanranden. Dit duidt erop dat de tenlastegelegde feiten niet voortkwamen vanuit een impuls. Daarnaast wijzen de psychiaters op de omstandigheid dat uit meerdere verklaringen blijkt dat tijdens de tenlastegelegde gebeurtenissen er meerdere momenten waren waarop verdachte een andere keuze had kunnen maken. De psychiaters rapporteren dat verdachte, hoewel bij hem sprake is van een verstandelijke beperking, in staat is om te begrijpen dat de tenlastegelegde gedragingen niet toelaatbaar zijn en in strijd zijn met de wet. Ook rapporteren zij dat een kenmerk van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarvan sprake is bij verdachte, is dat iemand minder wordt geremd door zijn geweten en hierdoor sneller geneigd is tot grensoverschrijdend gedrag. De psychiaters merken daarbij op dat uit verklaringen blijkt dat bij verdachte geen sprake was van impulsief gedrag en dat verdachte is doorgegaan ondanks dat aan hem werd gevraagd te stoppen en heeft hij de consequenties die dat met zich zou meebrengen geaccepteerd. Ook zien de psychiaters geen doorwerking van de ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis. Verdachte werd ten tijde van het tenlastegelegde niet geteisterd door herbelevingen of andere symptomen die zijn wilsvrijheid beperkten, aldus de psychiaters.
Het hof kan zich niet verenigen met voornoemde conclusies van de psycholoog en de psychiaters die zien op de toerekening van het bewezenverklaarde aan verdachte.
Het hof overweegt dat het handelen van verdachte inderdaad niet lijkt voort te komen uit een impuls en dat verdachte voorafgaand en gedurende de bewezenverklaarde gedragingen in tijd meerdere momenten gelegenheid heeft gehad om andere keuzes te maken. Echter, gelet op de aard van de bewezenverklaarde delicten en gelet op voornoemde conclusies met betrekking tot de aanwezigheid van een (matig) verstandelijke ontwikkelingsstoornis dan wel een matige verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis ten tijde van het bewezenverklaarde - in het bijzonder de gebrekkige gewetensontwikkeling en problemen op het gebied van emotie- en agressieregulatie - gaat het hof ervan uit dat die stoornissen wel degelijk enige doorwerking hebben gehad in het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen de conclusies met betrekking tot het hoge risico op een nieuw zeden- en/of geweldsdelict. De psychiaters overwogen in dat verband dat verdachte geneigd is vanuit egocentrische motieven te handelen en dat zijn gewetensontwikkeling dermate gestagneerd is dat hij hierdoor niet geremd wordt in zijn handelen.
Het hof is dan ook van oordeel dat er een causaal verband bestaat tussen de vastgestelde stoornissen van verdachte en de bewezenverklaarde delicten.
Ten overvloede merkt het hof op dat de bewezenverklaarde verkrachting naast een zedendelict eveneens is aan te merken als een geweldsdelict.
Conclusie
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat bij de verdachte sprake is van meerdere psychische stoornissen en dat deze ook aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Het hof gaat ervan uit dat de vastgestelde psychische stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten hebben beïnvloed. Het hof is van oordeel dat de stoornissen van verdachte zodanig zijn dat zij gedeeltelijk aan toerekening van de strafbare feiten aan verdachte in de weg staan.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Het hof acht verdachte voor het overige strafbaar. Andere strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Oplegging van straf en maatregel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechtbank opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, en oplegging van de terbeschikkingsmaatregel (hierna: tbs-maatregel) met verpleging van overheidswege. De advocaat-generaal heeft met betrekking tot de tbs-maatregel het standpunt ingenomen dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel en – onder verwijzing naar het requisitoir van de officier van justitie – dat oplegging van de maatregel mogelijk is ondanks de vreemdelingenstatus van verdachte. Ten aanzien van het inbeslaggenomen mes heeft de advocaat-generaal de onttrekking aan het verkeer gevorderd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de enkele oplegging van een gevangenisstraf bepleit, zonder oplegging van de tbs-maatregel. De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat tegen de oplegging van de tbs-maatregel zowel juridische als praktische bezwaren bestaan. De juridische bezwaren zien op het niet voldoen aan het vereiste van een gelijktijdigheidsverband tussen stoornis en delict. De praktische bezwaren zien op de onmogelijkheid van uitvoering van de tbs-maatregel in verband met verdachtes status als ongewenst vreemdeling, waardoor niet toegewerkt kan worden naar resocialisatie.
Met betrekking tot de hoogte van de gevangenisstraf heeft de raadsman, gelet op de eendaadse samenloop en onder verwijzing naar jurisprudentie, gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de duur van de voorlopige hechtenis.
Oordeel hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Oplegging van gevangenisstraf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde] , die als hulpverleenster werkzaam was bij het opvangcentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers waar verdachte een kamer had. Gedurende ongeveer een half uur heeft verdachte het slachtoffer in zijn kamer opgesloten en onder bedreiging van een mes haar seksuele handelingen bij hem laten verrichten en seksuele handelingen bij haar verricht, waaronder het binnendringen van haar lichaam. Ook toen de politie voor de deur stond en op verschillende manieren probeerde om de situatie te stoppen, ging verdachte door met de strafbare handelingen.
Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft met het bewezenverklaarde handelen zijn eigen seksuele behoeften voorop gesteld en een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [benadeelde] . Het is algemeen bekend dat dergelijk gedrag ernstige en langdurige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Uit de vordering benadeelde partij van [benadeelde] blijkt ook dat het handelen van verdachte een zeer grote impact op haar heeft gehad, dat het een trauma bij haar heeft veroorzaakt en dat het nog steeds invloed heeft op haar leven.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. Hij wijt zijn gedragingen aan de medicatie die hij eerder die dag, gedwongen, zou hebben genomen. Uit de bevindingen van de psycholoog en de psychiaters in hun Pro Justitia rapporten maakt het hof echter op dat deze verklaring van verdachte zeer onaannemelijk is, gelet op het soort medicatie dat verdachte had gebruikt en de dosering daarvan.
Het hof is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten naar hun aard en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan enkel bestraft kunnen worden door oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft hiervoor al geoordeeld dat sprake is van meerdaadse samenloop van strafbare feiten en zal dit ook in de straftoemeting als uitgangspunt hanteren.
Bij de strafoplegging heeft het hof wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) ten aanzien van verkrachting. Voor een verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang – waarvan naar het oordeel van het hof in dit geval sprake is – is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Daar komt in strafverhogende zin de bewezenverklaarde wederrechtelijke vrijheidsberoving bij, waarvoor overigens geen LOVS-oriëntatiepunten bestaan.
Het hof neemt in strafverzwarende zin in aanmerking dat verdachte de strafbare feiten heeft voorbereid. Hij heeft het seksueel misbruik aangekondigd tegenover getuigen en het mes, dat hij bij de verkrachting en de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gebruikt, meegenomen naar het opvangcentrum. Daar komt bij dat verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd jegens een hulpverleenster, die in het opvangcentrum aan het werk was om mensen zoals verdachte te helpen. Ook de bewuste avond van het bewezenverklaarde is het slachtoffer vanuit haar hulpverlenersfunctie met verdachte meegelopen naar zijn kamer.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel justitiële documentatie van 22 oktober 2024 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsfeiten.
Alles overwegende is het hof is van oordeel dat de gevangenisstraf zoals opgelegd door de rechtbank in beginsel passend en geboden is. Anders dan de rechtbank gaat het hof er echter van uit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. Daarom zal het hof de strafoplegging matigen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
Oplegging tbs-maatregel
Voor oplegging van de tbs-maatregel moet op grond van artikel 37a Sr aan de volgende wettelijke vereisten zijn voldaan. In de eerste plaats dient bij de verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het betreffende feit moet in de tweede plaats een misdrijf betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel behoren tot een van de misdrijven zoals specifiek in de wet (artikel 37a, eerste lid, onder 1 Sr) vermeld.
Voor de oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege dient op grond van artikel 37b Sr de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Ten slotte kan een dergelijke maatregel enkel worden opgelegd nadat de strafrechter zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
Het gerechtshof is van oordeel dat aan de hierboven genoemde voorwaarden voor oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege is voldaan. Het hof overweegt daarover het volgende.
Eerder in dit arrest, in het kader van de vraag naar de strafbaarheid van verdachte, heeft het hof geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van psychische stoornissen en dat deze ook aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Deze psychische stoornissen zijn aan te merken als een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1º Sr.
Verder stelt het hof vast dat beide bewezenverklaarde feiten, te weten verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2º, Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de stoornissen die bij verdachte zijn vastgesteld, de ernst en aard van de bewezenverklaarde delicten die verdachte heeft gepleegd en het hoog recidivegevaar is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege eisen.
Het hof heeft daarbij de adviezen in de rapporten van de gedragsdeskundigen over (de persoonlijkheid van) de verdachte in aanmerking genomen.
De psycholoog schrijft dat de stoornissen van verdachte lijken bij te dragen aan het recidiverisico en dat een zorg- of behandeltraject voor verdachte alleen binnen een kader van een tbs met dwangverpleging zou kunnen plaatsvinden.
De psychiaters menen dat er sprake is van een zorgwekkende situatie wanneer verdachte na zijn detentie weer onbehandeld op straat zal komen te staan, omdat er tegen het licht van het hoog recidiverisico geen beschermende factoren te noemen zijn en de verwachting is dat de situatie van verdachte nog zorgelijker wordt na detentie, omdat hij dan geen gebruik meer kan maken van de bed-bad-broodvoorziening. De psychiaters geven in overweging om aan verdachte de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen. Binnen dit kader kan verdachte behandeld worden en kan gewerkt worden aan het verminderen van risicofactoren op een recidive op (seksueel) geweld. Ook zou klinisch aanvullend onderzoek gedaan kunnen worden naar de seksualiteitsbeleving van verdachte. De psychiaters merken wel op dat een behandeling in een tbs-kader in het geval van verdachte complex zal zijn in verband met zijn status als ongewenst vreemdeling, waardoor hij niet kan resocialiseren in de maatschappij en waardoor tijdens de behandeling een impasse zou kunnen ontstaan.
Het hof is gelet op deze adviezen en de overige inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen van oordeel dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij, ongeacht of dat de Nederlandse of een andere maatschappij betreft.
De omstandigheid dat verdachte niet beschikt over een rechtmatige verblijfsstatus in Nederland kan behandeling binnen de tbs-maatregel compliceren. Het hof is echter van oordeel dat er geen alternatieve sanctiemodaliteiten zijn die het recidivegevaar bij verdachte kunnen doen beperken of verminderen. Naast de rapportages van de gedragsdeskundigen heeft het hof hierbij ook de rapporten van de reclassering van 27 maart 2024 en 19 juni 2024 in aanmerking genomen. De reclassering ziet vanwege de illegale status van verdachte geen mogelijkheden om met interventies, toezicht of voorwaarden de risico’s te beperken en/of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering heeft met betrekking tot een tbs-maatregel met voorwaarden geconcludeerd dat de uitvoering daarvan onmogelijk is gelet op de vreemdelingenstatus van verdachte, omdat verdachte geen recht meer heeft op een ziektekostenverzekering, huisvesting, werk en inkomen.
Het hof constateert net als de rechtbank dat het ontbreken van een rechtmatige verblijfsstatus geen beletsel vormt voor oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling. Uit de brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 juni 2024 blijkt dat in geval van oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege de behandeling te allen tijde zal plaatsvinden, ook indien er geen sprake is van verblijfsrecht, er een terugkeerbesluit en een inreisverbod zijn opgelegd.
Uit de Aanwijzing TBS bij vreemdelingen blijkt dat in geval van oplegging van de tbs-maatregel aan een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland, de behandeling binnen de tbs-maatregel voornamelijk is gericht op stabilisatie en vermindering van de delictgevaarlijkheid, met als doel een veilige terugkeer naar het land van herkomst (repatriëring). [1]
Uit voornoemde brief van de IND van 6 juni 2024 volgt dat er verschillende manieren van repatriëring naar het land van herkomst zijn, te weten een overdracht van tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel, hetgeen nog nooit is voorgekomen in het geval van [land] , en - meer voor de hand liggend - repatriëring na behandeling in Nederland. Voor een succesvolle behandeling is het praktiseren van verloven van groot belang, hetgeen in geval van een ongewenst vreemdeling mogelijk is op grond van artikel 2, lid 6 sub a, van de Verlofregeling TBS, wanneer begeleid verlof naar het oordeel van de Minister noodzakelijk is ten behoeve van het vertrek uit Nederland of ter voorbereiding op de resocialisatie van de vreemdeling in het land van herkomst. De minister kan de maatregel beëindigen ten behoeve van repatriëring op grond van artikel 6:2:18 Sv.
Ook kan de rechtbank de maatregel voorwaardelijk beëindigen met als enige voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert (artikel 6:6:10b Sv). Uit voornoemde brief van de IND volgt dat er in het verleden repatriëringen zijn geweest van vreemdelingen naar [land] in het kader van een (voorwaardelijke) beëindiging van de maatregel. Voor een succesvolle repatriëring is blijkens de brief voorts de medewerking van de vreemdeling van groot belang.
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat medewerking van verdachte aan enige vorm van repatriëring illusoir zal zijn, tegen de achtergrond dat verdachte op 18 januari 2000 Nederland is ingereisd, hij hier een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft gehad en op 1 november 2021 een aanvraag heeft gedaan voor verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM. Volgens de raadsman heeft verdachte geen toekomst in [land] , spreekt verdachte de taal niet en heeft verdachte daar geen familie die hem kan opvangen.
Het hof overweegt hierover dat verdachte zowel ter zitting bij de rechtbank als bij het hof heeft verklaard terug te willen keren naar [land] . Tegenover het hof heeft verdachte verklaard dat hij niks meer te maken heeft met dit land (het hof begrijpt: Nederland).
Het hof is het, gelet op deze uitlatingen van verdachte, niet eens met de raadsman dat repatriëring een volstrekt denkbeeldig traject is dat zich in geval van verdachte nimmer zal voordoen. Bovendien kan hier niet op vooruitgelopen worden, nu het moment van eventuele repatriëring niet in de nabije toekomst zal plaatsvinden nu verdachte eerst nog detentie en vervolgens behandeling binnen de tbs-maatregel zal ondergaan.
Het hof stelt vast dat de tbs-maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr een periode van vier jaren te boven gaan.
Het juridische verweer van de verdediging met betrekking tot het door de gedragsdeskundigen vastgestelde ontbreken van een verband tussen de psychische stoornis van verdachte en de bewezenverklaarde feiten, wordt weerlegd door de hiervoor opgenomen overwegingen van het hof met betrekking tot het verminderd toerekenen van de bewezenverklaarde feiten gelet op de stoornissen die zowel de psycholoog als de psychiaters hebben vastgesteld, die ook aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Oplegging maatregel onttrekking aan het verkeer
Verdachte heeft het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes (met goednummer 1608682) gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft het slachtoffer tijdens deze feiten bedreigd met voornoemd mes. Daarmee is het onder 1 en 2 bewezenverklaarde begaan met betrekking tot voornoemd mes. Het hof zal het mes aan het verkeer onttrekken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering is in hoger beroep gehandhaafd.
De verdediging heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof. De vordering is derhalve niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof overweegt dat de aard en de ernst van de normschendingen van het bewezenverklaarde meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor benadeelde [benadeelde] blijken uit de onderbouwing van de vordering en overigens ook dusdanig voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een mes (goednummer PL0100-2023137213-1608682).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.000,00 (achtduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.000,00 (achtduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 75 (vijfenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 mei 2023.
Aldus gewezen door
mr. F.E.J. Goffin, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Haak, griffier,
en op 12 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Zie paragraaf 3.2 Aanwijzing TBS bij Vreemdelingen (2020A012).