Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde1] , en2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerden]
1.Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- De dagvaarding in hoger beroep uitgebracht op 11 oktober 2023
- Het tussenarrest van 9 januari 2024;
- Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 13 maart 2024;
- de memorie van grieven van 16 april 2024 met bijlagen;
- de memorie van antwoord van 4 juni 2024;
- vervolgens is de zaak mede op verzoek van partijen voor arrest geplaatst en heeft het hof daartoe een datum bepaald.
3.De kern van de zaak
4.De feiten
“1. Een partij is in verzuim jegens de wederpartij als hij, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig is of blijft aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen.
- Indien koper in verzuim is, het bedrag van de door deze verschuldigde boete aan verkoper te betalen uit de bij de notaris door koper onderscheidenlijk door een bank krachtens een gestelde bankgarantie gestorte bedragen, voorzover deze daartoe toereikend zijn;
- Indien verkoper in verzuim is, de door koper gestorte bedragen aan hem terug te betalen.”
II. een verklaring voor recht dat [geïntimeerden] geen nakoming kunnen vorderen van het boetebeding tegen de nalatenschap van [erflaatster] , omdat de tekortkoming niet aan de nalatenschap kan worden toegerekend op grond van artikel 6:92 lid 3 BW;
III. dat de rechtbank de boete zal matigen naar een bedrag dat de rechtbank billijk acht, aangezien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist op grond van artikel 6:94 lid 1 BW;
I. voor recht verklaart dat er sprake is van een overmachtssituatie;
III. [geïntimeerden] in de proceskosten veroordeelt.
6.De beoordeling door het hof
[appellante] / de nalatenschap toerekenbaar was, zodat zij geen boete verschuldigd is geworden (de grieven I tot en met IV). Het tweede thema is kennelijk subsidiair bedoeld, te weten dat als er wel een boete verschuldigd is, dat deze dan moet worden gematigd (de grieven V tot en met VIII). In grief IX verzet [appellante] zich ertegen dat zij door de rechtbank is veroordeeld in de proceskosten. Deze grief heeft na de voorafgaande grieven geen zelfstandige betekenis.
“Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.”Het is die niet toerekenbaarheid waarop de hier te behandelen grieven betrekking hebben. Het woordje tenzij in de wettekst maakt duidelijk dat de stelplicht en bewijslast voor feiten en omstandigheden waaruit volgt dat sprake is van “niet toerekenbaarheid” op [appellante] rusten.
“Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.”
(a) zij had een goede verhouding met [geïntimeerden] , die daaruit bleek dat [appellante] [geïntimeerden] had geadviseerd dat het fiscaal gunstig was niet voor maar kort na de jaarwisseling 2020/2021 de woning te leveren en dat er ook voor het overige een vriendelijke wijze van communicatie bestond met [geïntimeerden] Daarnaast heeft [appellante] de beslaglegging onmiddellijk gemeld bij [geïntimeerden] ;
Op verlangen van de schuldenaar kan de rechter, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, de bedongen boete matigen, met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet.”
7.De beslissing
€ 8.615,- uit dat depot;