Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De feiten
4.De vorderingen
- € 10.000,- voor de Opel bestelbus,
- € 4.000,- voor de Peugeot 107,
- de helft van de - naar het hof begrijpt - caravanstallingsopbrengsten van € 10.000,- vanaf 19 maart 2011 totdat de eenvoudige gemeenschap is beëindigd,
- € 5.400,- ter zake van stallingskosten van het paard/de pony van [geïntimeerde] ,
- € 35.000,- op grond van de schuldbekentenis van 1 februari 2017 en wettelijke rente,
- € 500,- inzake de vaststellingsovereenkomst van 24 februari 2012 en wettelijke rente,
- € 11.100,- ter zake van geldleningen als genoemd in sub 13 van de akte vermeerdering eis en wettelijke rente,
- € 25.000,- in verband met schade door annulering van de koopovereenkomst en wettelijke rente.
5.Het oordeel van het hof
de woning
de schuld uit de leveringsakte van 29 juli 2019 en de nota van afrekening van 23 juli 2019
onbezwaardeaandeel € 205.000,- zou betalen.
de vorderingen uit het restant van de nieuwe hypothecaire lening
de vordering uit het de afspraken van 1 februari 2017
Dat het schrijven niet voorzien is van een goedschrift waaruit het geldbedrag voluit in letters is vermeld, maakt evenmin dat het geen bewijskracht heeft. Het hof leidt uit de beschikbare informatie af dat [appellante] een vordering van € 35.000,- op [geïntimeerde] heeft gehad. Omdat deze vordering evenwel al in mindering is gebracht op de koopsom van € 205.000,-, is [geïntimeerde] hiervoor thans niets meer verschuldigd. De afzonderlijke vordering van [appellante] op grond van de schuldbekentenis van 1 februari 2017 zal het hof dan ook afwijzen.
de geldleningen
de schade door het annuleren van de koopovereenkomst
de paardenstallingskosten
de opbrengsten van de caravanstalling
de gebruiksvergoeding woning vanaf augustus 2019 tot maart 2020