Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- een H3-formulier van 5 november 2024 van mr. Driessen met productie 4.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
.Tegen de beslissing van het hof is door geen van partijen cassatie ingesteld. De uitspraak over de woningen en de huwelijkse schulden is dus in kracht van gewijsde gegaan en de beslissing is tussen partijen bindend. [1] Het gezag van gewijsde strekt zich niet alleen uit tot het dictum zelf, maar ook tot dragende overwegingen. [2] Het hof stemt zijn beslissing in dit kort geding af op die beslissing in de hoofdzaak. De beslissing in de hoofdzaak is onherroepelijk geworden. De gevorderde voorziening betreft – onder meer – de veroordeling tot het betalen van een geldbedrag. Het hof vindt dat die voorziening hier op zijn plaats is. De vrouw heeft een geldvordering op de man. Partijen moeten, zoals ook de voorzieningenrechter heeft geoordeeld, gevolg geven aan de beslissing in de hoofdzaak. Het hof laat ook de beslissing van de voorzieningenrechter onder 5.2., dus over de hoogte van de vordering, in stand. De vrouw heeft de woning aan de [adres2] destijds moeten verlaten, omdat de ouders van de man daar zouden moeten gaan wonen. Het betrof dus een woning in onverhuurde staat. De grieven II en III falen.