In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2024, waarin de kinderalimentatie voor hun minderjarige kind was vastgesteld op € 319,- per maand met ingang van 17 juli 2023. De man verzocht het hof om de alimentatie te verlagen naar € 236,- per maand, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep vroeg om de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatie te vervroegen naar 1 april 2023.
De procedure in eerste aanleg had geleid tot een wijziging van de alimentatie op basis van gewijzigde omstandigheden, waaronder een inkomensverlies aan de zijde van de vrouw. Het hof oordeelde dat er inderdaad sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden, maar handhaafde de ingangsdatum van 17 juni 2023, omdat de vrouw niet voldoende had aangetoond dat de man eerder op de hoogte had moeten zijn van de wijziging in haar financiële situatie.
Het hof concludeerde dat de grieven van de man faalden en dat de rechtbank terecht had geoordeeld over de draagkracht van de vrouw. De man had niet aangetoond dat de vrouw verwijtbaar minder inkomen had, en het hof hield geen rekening met de partneralimentatie bij de berekening van de draagkracht voor de kinderalimentatie. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof wees het verzoek van de man om terugbetaling van teveel betaalde alimentatie af.