ECLI:NL:GHARL:2024:7565

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
21-000436-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis bedreiging, mishandeling en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, mishandeling en diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen omtrent de bewijsvoering. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 2], waarbij hij dreigende woorden uitsprak zoals "Ik maak jullie dood". Daarnaast heeft hij [slachtoffer 1] mishandeld door deze bij de keel te grijpen. Tevens heeft hij op 28 december 2023 in een supermarkt meerdere verpakkingen vlees gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 3]. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding van € 500,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Ook is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf bevolen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000436-24
Uitspraak d.d.: 5 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 januari 2024 met parketnummer 18-016923-24 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-072140-22, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
ingeschreven aan [adres] ,
nu uit anderen hoofde verblijvende in [Penitentiaire Inrichting]
locatie [locatie 1] ,
hierna: de verdachte.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.J.H. Lina, en de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter van 26 januari 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ook heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder heeft de politierechter tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 18-072140-22.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, ook een uitgeschreven bewezenverklaring en een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen moet bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jullie dood" en/of "Kom maar één op één, ik hoek je neer. Ik maak je dood" en/of "Kankerhoer. Jou maak ik helemaal dood. Ik wacht op je na het werk. Je bent hier elke dag, wacht maar" en/of "Kankerhoer. Ik maak je dood. Geen foto's van mij maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij zijn keel, althans zijn lichaam, te grijpen en/of de keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen;
3.
hij op of omstreeks 28 december 2023 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , zeven, althans meerdere, verpakkingen vlees, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] te duwen en daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Ga aan de kant en wat wil je nu van mij" en/of "Als je dichterbij komt, haal ik iets uit mijn jaszak" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Bewijsmiddelen betreffende het onder 1 ten laste gelegde

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2024, opgenomen op pagina 44 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024013566 d.d. 16 januari 2024, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van bedreiging. Op dinsdag 16 januari 2024 was ik aan het werk in de [supermarkt 2] , [locatie 3] te [plaats] . Ik hoorde dat de man in mijn richting riep: 'Kankerhoer. Jou maak ik helemaal dood. Ik wacht op je na het werk. Je bent hier elke dag, wacht maar.' Terwijl de man dit tegen mij riep zag ik dat hij in mijn richting kwam lopen.
De man schreeuwde nog wat en liep toen achterwaarts weg, ondertussen riep de man ons
bedreigingen toe, het waren steeds dezelfde bedreigingen.
Terwijl de man op mij afrende hoorde ik dat hij zei: “Kankerhoer. Ik maak je dood.”
Gezien het agressieve gedrag, daarbij dat de man fysiek geweld kennelijk niet schuwt
ben ik best wel bang voor represailles van de man, dus dat de man zijn bedreigingen
ten uitvoer zal brengen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2024, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Hij begon gelijk te schelden naar mijn collega welke achter de kassa zat, dit betrof collega [slachtoffer 2] . Ik hoorde dat de verdachte dingen riep als" Kanker Hoer, Ik wacht je op na sluitingstijd." Duidelijk was dat de verdachte haar iets aan wilde doen, hij was helemaal op haar gefixeerd en boos, gezien zijn hele houding. Hij was hard aan het schreeuwen, wijd open gesperde ogen. Erg wild en onrustig heen en weer stappen. Het viel mij echt op dat hij erg op [slachtoffer 2] gefocust was.
Tijdens het naar buiten begeleiden is de verdachte constant bezig met schelden en bedreiging te uiten naar [slachtoffer 2] . Termen als ik zoek je op. Kanker hoer. Ik ga je slaan. Of woorden van gelijke strekking.
Hierna kwam de politie ter plaatse en die hebben de verdachte aangehouden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 16 januari 2024, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 16 januari 2024 om 08:35 uur, werd door ons op de [locatie 3] ,
[plaats] , aangehouden als verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] .
4. De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van het hof van 21 november 2024, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Ik heb aangeefster [slachtoffer 2] kankerhoer genoemd.

Bewijsmiddelen betreffende het onder 2 ten laste gelegde

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met fotobijlagen) d.d. 16 januari 2024, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van mishandeling, ik heb hierdoor pijn en letsel opgelopen. Op dinsdag 16 januari 2024 was ik aan het werk in de [supermarkt 2] , [locatie 3] te [plaats] .
De verdachte wil weer naar [slachtoffer 2] toe, ik probeer hem tegen te houden met mijn rechter arm. Hierna zie ik dat hij mij ineens aanvliegt. Ik zie dat hij naar mijn keel grijpt. Ik voelde pijnscheuten door mijn keel en nek gaan. Ik voelde duidelijk kracht op mijn nek en keel, ik voelde dat ik geen lucht kreeg. Ik merkte aan mezelf dat ik hier heel erg van schrok, ik verstijfde ook even. Er was een omstander die de verdachte achteruit trok. Hierdoor kwam ik weer vrij van zijn greep. De verdachte hield mij zeker, 5 a 10 seconden vast bij mijn nek.
Toen de omstander de verdachte weg had getrokken heb ik samen met omstanders de man
onder controle gebracht buiten voor de winkel. Dit ging ook gepaard met het nodig
verzet van de verdachte. Ik voelde tijdens deze worsteling op diverse plekken pijn in en
aan mijn lichaam. Ten tijde dat ik nu met u de aangifte opneem, voel ik op diverse plekken pijn en een bijtend gevoel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2024, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Nog voordat de man ons had bereikt zag ik dat de man één van zijn armen naar achteren had gebracht en zijn hand tot een vuist had gebald. Ik zag dat [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1] ) zijn arm voorruit strekte, kennelijk met de bedoeling om de man op afstand te houden. Ik zag dat de man zijn arm naar voren bracht en [slachtoffer 1] bij de keel
pakte. Ik zag dat [slachtoffer 1] de man bij zich weg probeerde te duwen, echter dat lukte niet, de man hield [slachtoffer 1] al die tijd stevig vast bij keel. [slachtoffer 1] probeerde zijn hoofd naar achteren te bewegen echter de man liet niet los. Ik heb het volgende letsel gezien bij [slachtoffer 1] : rode striemen zichtbaar keel, een schaafwond op zijn rechter elleboog.
3. De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van het hof van 21 november 2024, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Ik heb aangever [slachtoffer 1] bij zijn keel gegrepen.

Bewijsmiddelen betreffende het onder 3 ten laste gelegde

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2023, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 1] :
Ik doe aangifte van diefstal namens [supermarkt 1] , gevestigd aan het [locatie 2] te [plaats] . Op donderdag 28 december 2023 was ik aan het werk als bedrijfsleider en heb de diefstal waargenomen. De goederen zijn door de verdachte(n) uit het zicht gebracht. 7 pakketjes kip (borrelhapjes) in rugzak gestopt. De verdachte(n) passeerde(n) de kassa zonder de goederen ter betaling aan te bieden.
Ik wil het volgende toevoegen aan mijn verklaring: verdachte werd aangesproken door
winkelpersoneel waaronder aangever zelf. Verdachte werkte niet mee aan zijn staandehouding. Nam een dreigende houding aan. Liep tegen winkelpersoneel op en zei: "Als je dichterbij komt haal ik iets uit mijn jaszak.". De verdachte had daarbij zijn hand in zijn jaszak. Hij zei het op dreigende toon en had een dreigende houding. Hij liep de winkel uit, stapte op zijn fiets en fietste snel weg in de richting [straat] . Het winkelpersoneel zette te voet de achtervolging in. De verdachte stopte enkele keren en nam daarbij ook weer een dreigende houding aan. Hierdoor voelde het winkelpersoneel zich genoodzaakt afstand tot de verdachte te houden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 januari 2024, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op donderdag 28 december 2023 rond 12.00 uur was ik aan het werk in de [supermarkt 1] aan de
[locatie 2] te [plaats] .
Een klant in de winkel had een collega van mij getipt dat een andere klant goederen
in zijn tas deed met mogelijk de bedoeling om deze te stelen. Ik zag dat de man de winkel wilde verlaten. Ik identificeerde mij als medewerker van de [supermarkt 1] . Ik sprak de man aan en gaf aan dat ik zijn tas wilde controleren. [naam 1] [supermarkt 1] , was daar ook bij aanwezig. Ik hoorde de man zeggen: "Ga aan de kant en wat wil je nu van mij". Tegelijkertijd voelde ik dat de man mij wegduwde. Door de duw ben ik niet gevallen, maar hij wilde ruimte maken om met zijn fiets te vertrekken. Ik zag dat de man met zijn rechterhand in zijn linkerborstzak deed. Ik hoorde de man vervolgens zeggen iets van of wij nog bij hem in de buurt wilde komen of woorden gelijke strekking.
Ik zag dat er plastic bakjes op het dak werden gegooid. Ik zag op dat moment de man die ik ook bij de [supermarkt 1] had gezien. Ik zag dat er verder niemand aanwezig was in de steeg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2023, opgenomen op pagina 17 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op vrijdag 29-12-2023 bekeek ik camerabeelden van de winkel [supermarkt 1] gevestigd aan het
[locatie 2] in [plaats] . Op de beelden zou een verdachte van een winkeldiefstal staan. Ik herkende met 100 procent zekerheid op de beelden: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] . Ik heb als wijkagent van de wijk [naam wijk] recent meerdere keren met [verdachte] te maken gehad in verband met winkeldiefstallen en meldingen van overlast.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem onder 1 ten laste gelegde bedreiging. Daartoe heeft zij – kort samengevat– aangevoerd dat de door verdachte geuite woorden als ‘kankerhoer’ hoe lelijk ook, geen dreigend karakter hebben en dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat daadwerkelijk andere wel bedreigende woorden zijn geuit. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit gerefereerd en verzocht het geweld vanuit aangever [slachtoffer 1] in de strafmaat te verdisconteren. Met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde diefstal met geweld of bedreiging met geweld heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de geweldscomponent en de bedreiging met geweld. Wat resteert zou een winkeldiefstal opleveren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het tegen iemand oplopen niet als geweld kan worden gekwalificeerd en dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde dreigende woorden is. Bovendien zijn de gebruikte woorden, als al bewezen, niet van dreigende aard.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot (gedeeltelijke) vrijspraak van het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 3 wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en overweegt daarbij aanvullend als volgt.
Feit 1
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging verder van dien aard is dat bij hem of haar de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
Het hof stelt vast dat alleen aangeefster [slachtoffer 2] over het ‘dood maken’ heeft verklaard. Deze verklaring wordt echter ondersteund door de aangifte van [slachtoffer 1] . Daarin heeft hij verklaard dat het duidelijk was dat verdachte aangeefster iets aan wilde doen, op haar gefixeerd was en constant bezig was met schelden en het bedreigen van aangeefster. Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier buiten redelijke twijfel is vast komen te staan dat verdachte de hierna bewezen verklaarde bewoordingen heeft geuit. Dat [slachtoffer 1] deze bewoordingen niet letterlijk in zijn aangifte heeft herhaald, maakt dat niet anders. Verder zijn de bewezen verklaarde uitlatingen naar hun aard en strekking op zichzelf al zo bedreigend dat daardoor bij aangeefster ook in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreigingen ten uitvoer zouden kunnen worden gelegd en dat zij daarbij het leven zou kunnen laten. Daarbij geldt dat de houding en het geschreeuw van verdachte het dreigende karakter van de bewoordingen daarnaast hebben versterkt. Ten slotte heeft aangeefster zelf ook verklaard dat zij bang was dat verdachte de bedreigingen ten uitvoer zou brengen.
De in het kader van feit 1 gevoerde verweren verwerpt het hof dan ook.
Feit 3
Het hof stelt vast dat getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte hem een duw gaf op het moment dat hij verdachte wilde beletten er vandoor te gaan. Onder deze omstandigheden maakt het naar het oordeel van het hof geen verschil of verdachte [slachtoffer 3] nu heeft geduwd of tegen hem is aangelopen; het betreft eenzelfde inwisselbare handeling. Verder is op grond van het dossier met voldoende mate van zekerheid vast komen te staan dat verdachte de ten laste gelegde bewoordingen ‘Als je dichterbij komt, haal ik iets uit m’n jaszak’ heeft geuit. Mede gelet op de verklaring van [naam 1] dat verdachte de bewoordingen op een dreigende toon en met een dreigende houding heeft geuit, is het hof van oordeel dat deze bewoordingen suggereren dat verdachte aangever iets wilde aandoen. Hierdoor kon bij [slachtoffer 3] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreigingen ten uitvoer zouden kunnen worden gelegd. Daarmee heeft verdachte na de diefstal niet alleen geweld gebruikt, maar ook gedreigd met geweld.
De verweren worden dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Op basis van de wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- alleen wordt gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. In die bewijsmiddelen zijn ook vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt. Bewezen verklaard wordt dat:
1.
hij op 16 januari 2024 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jullie dood" en "Kankerhoer. Jou maak ik helemaal dood. Ik wacht op je na het werk. Je bent hier elke dag, wacht maar" en “Kankerhoer, ik maak je dood’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 16 januari 2024 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij zijn keel te grijpen en de keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen;
3.
hij op 28 december 2023 te [plaats] zeven verpakkingen vlees die geheel aan [supermarkt 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] te duwen en daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Ga aan de kant en wat wil je nu van mij" en "Als je dichterbij komt, haal ik iets uit mijn jaszak" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, mishandeling en diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. Door aldus te handelen heeft verdachte om te beginnen angst bij de slachtoffers teweeg gebracht. Daarnaast heeft hij ook gezorgd voor schade en overlast en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de winkelier. Dit zijn kwalijke feiten waarbij verdachte zich heeft laten leiden door eigen financieel gewin en hij inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke integriteit van anderen.
Uit het dossier volgt dat verdachte voorafgaand aan feit 1 en 2 geprobeerd heeft om de supermarkt op te lichten door een emballagebon in te leveren waar hij geen recht op had. Op het moment dat verdachte hierop aan wordt gesproken, wordt hij agressief en bedreigt hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] die hem de winkel uit proberen te dirigeren. Vervolgens wordt [slachtoffer 1] door verdachte bij de keel gegrepen. Hierin ziet het hof geen situatie van medeschuld, zoals door de raadsvrouw betoogd. In tegendeel, het is verdachte geweest die de initiator en de agressor was. [slachtoffer 1] heeft als bedrijfsleider enkel gepast geweld toegepast op het moment dat verdachte weigerde de winkel te verlaten.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte – zo blijkt uit een uitdraai van zijn strafblad van d.d. 22 oktober 2024 – eerder meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld in verband met soortgelijke feiten. Bovendien is het onderhavige feit gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Alles afwegende acht het hof evenals de politierechter oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de vordering in eerste aanleg.
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder 2 bewezenverklaarde mishandeling. Deze schade is voldoende onderbouwd en ter terechtzitting van het hof toegelicht. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal waarin het letsel is omschreven en zijn foto’s van letsel bij de aangifte gevoegd. Gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, stelt het hof de door de benadeelde partij geleden immateriële schade naar billijkheid vast op € 500,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, legt het hof ook de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 september 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden (parketnummer 18-072140-22). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van een lopende proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom wordt de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf bevolen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 285, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 16 januari 2024.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 september 2022, parketnummer 18-072140-22, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. R. Godthelp en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier,
en op 5 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.