ECLI:NL:GHARL:2024:7551

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
21-001561-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van verkrachting en ontucht met een minderjarige wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder medeplegen van verkrachting en ontucht met een minderjarige. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld, waarbij hij veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie had gevorderd. Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 20 november 2024 en heeft daarbij de verklaringen van de aangeefster kritisch beoordeeld. De aangeefster had in 2019 aangifte gedaan van seksuele misdragingen die zich tussen 2007 en 2008 zouden hebben voorgedaan. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent en onbetrouwbaar waren, en dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster, ondanks steunbewijs van getuigen, niet als voldoende betrouwbaar aangemerkt. De rechtbank had eerder al twijfels geuit over de betrouwbaarheid van de verklaringen. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001561-23
Uitspraak d.d.: 4 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 28 maart 2023 met parketnummer 16-062738-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 7 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. V. Mes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte bij voornoemd vonnis vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om redenen van doelmatigheid vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2007 tot en met 1 november 2007 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) een of meer vinger(s) en/of zijn geslachtsdeel in de mond, anus en/of vagina gebracht en/of gehouden, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal (telkens)
- die [slachtoffer] heeft uitgekleed en/of op bed heeft geduwd en/of voorover heeft geduwd en/of op die [slachtoffer] (met zijn, verdachtes volle gewicht) is gaan liggen, en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het hebben van seks en/of het uitvoeren van seksuele handelingen met drie, althans een of meer andere perso(o)n(en) dan hem, verdachte, en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het hebben van seks, terwijl een derde persoon toekeek, en/of
- die [slachtoffer] heeft geslagen, geknepen en/of de keel heeft dichtgedrukt, en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd dat ze er met niemand over mocht praten, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- zichzelf heeft afgetrokken in de nabijheid van die [slachtoffer] en/of heeft geëjaculeerd over die [slachtoffer] , en/of
- door zijn, verdachtes psychische en/of fysieke overwicht, misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidssituatie, door het grote leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] en/of door dat die [slachtoffer] zo bevreesd was voor de eventuele gevolgen van verzet en/of onvoldoende medewerking, dat zij niet bij machte was weerstand te bieden, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2007 tot en met 1 november 2007 te [plaats] , meermalen, althans eenmaal (telkens), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1991, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal (telkens),
- zijn geslachtsdeel en/of een of meer vinger(s) in de mond, anus en/of vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, en/of
- die [slachtoffer] gedwongen tot het hebben van seks en/of het uitvoeren van seksuele handelingen met drie, althans een of meer andere perso(o)n(en) dan hem, verdachte, en/of
- die [slachtoffer] gedwongen tot het hebben van seks, terwijl een derde persoon toekeek, en/of
- zichzelf afgetrokken in de nabijheid van die [slachtoffer] en/of geëjaculeerd over die [slachtoffer] .

Vrijspraak

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de algehele tenlastegelegde en daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. De verklaringen van de aangeefster zijn onbetrouwbaar gelet op de vele en gewichtige inconsistenties, tegenstrijdigheden en onjuistheden daarin. Haar verklaringen dienen dan ook te worden uitgesloten van het bewijs. Zonder de verklaringen van aangeefster blijft er onvoldoende wettig bewijs over om tot een bewezenverklaring te komen. Indien het hof de verklaringen van aangeefster niet uitsluit van het bewijs, dient vrijspraak te volgen omdat onvoldoende steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot vernietiging van het vonnis en bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde verkrachting. De advocaat-generaal heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar dienen te worden aangemerkt omdat deze consistent, navolgbaar en authentiek zijn. Er is sprake van steunbewijs in de vorm van de getuigenverklaringen van de moeder van de aangeefster, medische stukken en de verklaringen van [medeverdachte] .
De advocaat-generaal heeft verder opgemerkt dat het tweede incident met de verdachte waarbij [medeverdachte] en een andere persoon aanwezig waren, mogelijk buiten de tenlastegelegde periode heeft plaatsgevonden. De advocaat-generaal meent dat daarom een eenmalige verkrachting kan worden bewezen verklaard.
Oordeel van het hof
De aangeefster heeft tegenover de politie verklaard dat zij vanaf het voorjaar tot en met juni 2007 een relatie heeft gehad met [medeverdachte] en dat het seksuele contact tussen haar en [medeverdachte] onvrijwillig was. Zij heeft ook verklaard over een trio dat heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte en [medeverdachte] aanwezig waren, waarbij eveneens sprake was van onvrijwilligheid aan de zijde van de aangeefster. De aangeefster heeft ook verklaard over een tweede incident waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest, maar dit incident wordt door de aangeefster zelf buiten de tenlastegelegde periode geplaatst, zodat reeds om die reden ten aanzien van dat incident niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. De verdachte heeft ontkend dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij de aangeefster.
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van de aangeefster als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Op de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en de mate waarin de rechter zijn oordeel daarop kan gronden, kunnen vele factoren van invloed zijn, zoals een bewuste of onbewuste vooringenomenheid tegenover bepaalde personen en de emotionele toestand waarin de getuige zich bevond tijdens de waarneming of het afleggen van de verklaring. Ook kan het tijdsverloop tussen het moment waarop de waarnemingen zijn gedaan en het moment waarop de getuige daarover voor het eerst een verklaring aflegt van invloed zijn en of (en in welke mate) de herinnering van de getuige is vervaagd of is beïnvloed door informatie waarvan de getuige in de tussenliggende periode kennis heeft genomen. Een als onbetrouwbaar beoordeelde verklaring betekent niet dat de aangeefster als onbetrouwbaar beschouwd moet worden of dat aangenomen wordt dat zij bewust onjuist zou hebben verklaard.
De aangeefster heeft op 4 juli 2019 aangifte gedaan. Op dat moment was sprake van een tijdsverloop van twaalf jaren sinds de tenlastegelegde feiten zich zouden hebben voorgedaan. Daarnaast heeft zij EMDR-therapie ondergaan, hetgeen eveneens van invloed kan zijn geweest op haar herinneringen.
Net als de rechtbank, is het hof van oordeel dat de door de aangeefster afgelegde verklaringen elementen bevatten die vragen oproepen. Het hof neemt onderstaande overweging van de rechtbank in dat verband over:
“Zo heeft zij ten aanzien van incident 2 bij het informatief gesprek zeden verklaard dat zij niet meer wist of verdachte daarbij aanwezig was, terwijl zij in haar aangifte en bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat verdachte daar ook bij betrokken was. Verder heeft zij bij haar aangifte over incident 2 verklaard dat zij die ‘lange jongen’ en verdachte moest pijpen, terwijl zij in haar relaas bij de rechter-commissaris niets over pijpen heeft gezegd. Voorts valt op dat zij in haar aangifte verdachte heeft omschreven als een blanke jongen met blond haar, terwijl uit het dossier blijkt dat verdachte donker haar heeft en destijds ook had. En ten slotte heeft aangeefster ten tijde van de aangifte een plattegrond getekend van de kamer van verdachte waar de beide incidenten zouden zijn gebeurd en stelt de rechtbank vast dat deze plattegrond op belangrijke punten afwijkt van de plattegronden die zijn getekend en toegelicht door de vader en moeder van verdachte.”
Het voorgaande maakt dat zeer behoedzaam met de verklaringen van de aangeefster moet worden omgegaan en deze niet zonder meer als betrouwbaar kunnen worden beschouwd.
Daarnaast is naar het oordeel van het hof geen sprake van bewijsmiddelen uit andere bron die de verklaringen van de aangeefster in voldoende mate ondersteunen.
Door de advocaat-generaal is gewezen op de brief van de huisarts van 16 december 2019. Daaruit zou blijken dat het bij de aangeefster vastgestelde prikkelbare darmsyndroom en de anale fissuren zijn geassocieerd met seksueel misbruik. Uit de bijlagen bij de brief van de huisarts kan echter worden afgeleid dat de associatie met seksueel misbruik afkomstig is van de aangeefster. Immers is achter “S” (Subjectief) vermeld dat de aangeefster in het verleden anaal is verkracht waardoor anale fissuren en aambeien zouden zijn ontstaan. Dit betreffen gevoelens en waarnemingen van de aangeefster die zij heeft meegedeeld aan haar huisarts. Het betreffen geen objectieve resultaten van eigen (lichamelijk) onderzoek door de huisarts. Gelet daarop kan de brief van de huisarts niet dienen als steunbewijs nu een professioneel medisch oordeel ter zake de klachten ontbreekt.
Ten aanzien van de verklaringen van aangeefsters moeder overweegt het hof dat zij heeft verklaard over gedragsveranderingen van de aangeefster in de tenlastegelegde periode. Verklaringen over gedragsveranderingen kunnen echter niet zonder meer als steunbewijs voor verkrachting dienen. Daarnaast is de puberteit als mogelijke alternatieve oorzaak van de gedragsveranderingen aan te wijzen.
Ook de verklaring van de [medeverdachte] waarin hij heeft erkend dat er een trio tussen hemzelf, de aangeefster en de verdachte heeft plaatsgevonden kan niet dienen als steunbewijs nu [medeverdachte] een totaal andere beschrijving heeft gegeven van wat er zou zijn voorgevallen. Daarmee is de verklaring van de medeverdachte niet ondersteunend voor de verklaringen van de aangeefster.
Gelet op het voorgaande zal het hof de verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. J.A.M. Kwakman en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 4 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.