ECLI:NL:GHARL:2024:7547

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
21-001189-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en veroordeling voor opzetheling met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal van een boot, maar is veroordeeld voor opzetheling. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere strafoplegging bepaald.

De verdachte had op 29 april 2023 een boot verworven, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van opzetheling, omdat er voldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de illegale herkomst van de boot. De verdachte had verklaard dat hij op de boot van een medeverdachte was wakker geworden en dat hij handelingen had gezien die duidden op diefstal. De omstandigheden rondom de aanhouding en de staat van de boot gaven het hof voldoende aanleiding om te concluderen dat de verdachte wist dat hij een gestolen goed in zijn bezit had.

De strafoplegging bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de schade een rechtstreeks gevolg was van de diefstal waarvan de verdachte was vrijgesproken. Het hof heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de beslissing is op 4 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001189-24
Uitspraak d.d.: 4 december 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 11 maart 2024 met parketnummer 16-256540-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
wonende te [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen hem subsidiair is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. S.J. Nijhof, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 11 maart 2024 vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. De politierechter heeft bepaald dat de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 29 april 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een boot, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen boot onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
subsidiairhij op of omstreeks 29 april 2023 te [plaats] , een boot, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak met betrekking tot het primair tenlastegelegde

Aan verdachte is primair – kort gezegd – diefstal van een boot van [benadeelde] tenlastegelegd.
Oordeel van het hof
Het hof acht – evenals de politierechter, de advocaat-generaal en de verdediging –
het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe dat weliswaar valt vast te stellen dat de boot is gestolen, maar dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte degene was die zich al dan niet tezamen met medeverdachte [medeverdachte] aan de diefstal van de boot heeft schuldig gemaakt.

Overweging met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde

Aan verdachte is subsidiair – kort gezegd – opzet- dan wel schuldheling van een boot van [benadeelde] tenlastegelegd.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde opzetheling.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem subsidiair is tenlastegelegd. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van de boot wist, of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de subsidiair tenlastegelegde opzetheling wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 29 april 2023 wakker werd op de aangemeerde boot van medeverdachte [medeverdachte] . Op dat moment zag verdachte dat medeverdachte [medeverdachte] handelingen aan het verrichten was op een andere boot die niet aan verdachte of medeverdachte [medeverdachte] toebehoorde. Vervolgens is verdachte gaan varen op deze boot, waarbij hij een vriend heeft gebeld om met hem mee te varen, waarna verdachte op enig moment door de politie is aangehouden.
De verbalisanten hebben direct na de aanhouding van verdachte gezien dat het contactslot van de boot verbroken was en dat de draden loszaten. Op de foto's die in de fotobijlage zijn opgenomen is te zien dat het contactslot/de gashendel van de boot was vernield en dat de bedrading duidelijk zichtbaar los hing. Ook hebben de verbalisanten gezien dat het registratienummer aan de stuurboordzijde deels was verwijderd. Aan de bakboordzijde was het registratienummer niet meer leesbaar, omdat het nummer zwart gespoten was met verf. Het hof is van oordeel dat verdachte in de gegeven omstandigheden bij het betreden van de boot de loshangende bedrading moet hebben gezien.
Daar komt bij dat verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij, in de sluis, geen sleutel had om de motor weer te kunnen starten maar daarvoor de draden tegen elkaar moest houden. Ook heeft verdachte tegenover de vriend die later op de boot is gekomen gezegd dat de boot van zijn stiefvader was, terwijl hij wist dat dit niet het geval was.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit bewust tegen zijn vriend zo had gezegd, omdat deze vriend ook wist waartoe medeverdachte [medeverdachte] in staat kon zijn.
Deze omstandigheden dragen bij aan de overtuiging van het hof dat verdachte vanaf begin af aan heeft geweten dat de boot van misdrijf afkomstig was. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de boot wist dat de boot van misdrijf afkomstig was.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiairhij op 29 april 2023 te [plaats] , een boot heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een boot. Heling houdt vermogenscriminaliteit in stand, terwijl deze vermogensdelicten leiden tot financiële schade en overlast voor de eigenaren van de weggenomen goederen. Het hof stelt vast dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hem wordt verweten.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 21 oktober 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke en andersoortige feiten. Het hof heeft voorts geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de persoonlijke omstandigheden van verdachte onder de aandacht gebracht. Verdachte heeft gedetineerd gezeten, nadat twee eerder opgelegde taakstraffen negatief retour zijn gemeld. Dit heeft op verdachte veel indruk gemaakt. Verdachte heeft na de periode in detentie zijn leven willen beteren, door afstand te nemen van vrienden die een slechte invloed op hem hebben gehad en door veel te gaan werken.
De reclassering beschrijft in het advies van 7 maart 2024 dat het gegeven dat er twee taakstraffen negatief geretourneerd zijn niet in de weg hoeft te staan aan de uitvoering van een eventuele nieuw op te leggen taakstraf.
Hoewel de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de politierechter oplegde in beginsel passend en geboden is, zal het hof die straf niet opleggen. Gezien de bovengenoemde omstandigheden en de jonge leeftijd van verdachte acht het thans passend en geboden om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand op te leggen, met een proeftijd van drie jaren. Die voorwaardelijke gevangenisstraf en een proeftijd van drie jaren dienen ook als stok achter de deur teneinde verdachte te stimuleren om de positief ingeslagen weg voort te zetten. Gelet op de aard en de ernst van het feit zal het hof daarnaast een taakstraf opleggen voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.947,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de schade die door de benadeelde partij [benadeelde] is geleden een rechtstreeks gevolg is van de diefstal, waarvoor verdachte wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen. Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 4 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.