ECLI:NL:GHARL:2024:7544

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
200.324.879
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontzegging omgang tussen vader en kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ontzegging van omgang tussen een vader en zijn kinderen. De vader had eerder toezeggingen gedaan om afspraken na te komen, maar is hierin niet geslaagd. Het hof heeft vastgesteld dat de vader, ondanks eerdere afspraken, niet in staat is gebleken om contact met zijn kinderen te herstellen. De kinderen, geboren in 2012 en 2014, hebben de afgelopen drie jaar geen contact gehad met hun vader. De vader heeft slechts één kaart naar de kinderen gestuurd, terwijl er afspraken waren gemaakt over frequent contact. De GI heeft geprobeerd om contactherstel te faciliteren, maar de vader is meermaals niet verschenen op afspraken en heeft niet de nodige inspanningen geleverd om het contact te herstellen. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om geen omgang op te leggen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft in zijn beslissing de wettelijke ontzeggingsgronden uit het Burgerlijk Wetboek toegepast en geconcludeerd dat omgang met de vader in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De vader is kennelijk niet in staat tot omgang, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders is beëindigd en de moeder alleen belast is met het gezag over de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.879
(zaaknummer rechtbank Gelderland 412466)
beschikking van 5 december 2024
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.G. van Ek,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de moeder,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. F.B. Flooren.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 9 november 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een brief van de GI van 17 mei 2024 met producties;
  • een journaalbericht namens de vader van 31 mei 2024.
1.3
De hierna te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn in de gelegenheid gesteld om aan het hof hun mening over het verzoek kenbaar te maken maar zij hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
1.4
Op 26 november 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • twee vertegenwoordigers van de GI,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat het heeft overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 9 november 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de behandeling van het verzoek in hoger beroep voor de duur van zes maanden aangehouden. Het hof heeft de GI (de jeugdbeschermer) verzocht om in deze periode met de vader - met tussenkomst van zijn advocaat - de mogelijkheden van contactherstel tussen de vader en [de minderjarige1] , geboren [in] 2012, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2014, te onderzoeken.
Wat is er gebeurd na de beschikking van het hof van 9 november 2023?
2.3
De GI heeft het hof op 17 mei 2024 geïnformeerd over wat er, chronologisch opgesomd, in de periode tussen 9 november 2023 en 17 mei 2024 is gebeurd. Globaal samengevat komt dat er op neer dat de vader, op één keer na, niet is verschenen op (herstel)afspraken en dat hij afspraken over het versturen van kaartjes aan de kinderen niet is nagekomen.
Sinds de beschikking van 9 november 2023 heeft de vader, anders dan was afgesproken op 12 januari 2024, één kaart naar de kinderen gestuurd.
2.4
De advocaat van de vader heeft het hof op 31 mei 2024 bericht dat er weinig schot zit in het contactherstel tussen de vader en de kinderen. De GI heeft volgens de vader ingezet op het versturen van kaarten, terwijl ook had kunnen worden ingezet op contactherstel via videobellen of begeleide omgang. De vader heeft de kinderen inmiddels drie jaar niet gezien. Het is volgens de advocaat van de vader nodig dat de kinderen positieve ervaringen op gaan doen met de vader. Daarvoor is echter maatwerk nodig, want het versturen van kaarten is niet de geëigende manier gebleken.
2.5
Op 18 juni 2024 heeft dit hof de beschikking van de rechtbank van 23 oktober 2023, waarin de rechtbank het gezamenlijke gezag van de ouders heeft beëindigd en de moeder alleen heeft belast met het gezag over de kinderen, bekrachtigd.
2.6
Bij beschikking van 1 augustus 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 14 augustus 2025.
Advies van de raad
2.7
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2024 benoemd dat sprake is van een verdrietige situatie. Tijdens de eerdere mondelinge behandeling zijn afspraken gemaakt, maar het is de vader niet gelukt om die na te komen. De vader heeft de kinderen het afgelopen jaar slechts één kaartje gestuurd. Een laagdrempeliger vorm van contact dan in de vorm van het sturen van een kaartje is er volgens de raad niet. De moeder heeft de vader via de GI wel meerdere keren geïnformeerd en foto’s gestuurd. De kinderen hadden verwachtingen van de vader, maar die verwachtingen zijn niet waargemaakt. Daardoor zijn de kinderen teleurgesteld. Nu opnieuw iets proberen of omgang afdwingen, leidt volgens de raad nergens toe en is daarom niet in het belang van de kinderen. Als de kinderen ouder worden, kunnen zij de vader wel opzoeken en dat zullen zij waarschijnlijk ook doen. De raad heeft in het licht van het voorgaande geadviseerd geen omgang op te leggen en niet te werken naar contactherstel.
Overwegingen hof
2.8
Zoals in de tussenbeschikking van 9 november 2023 is overwogen, toetst het hof het verzoek in hoger beroep van de vader om een omgangsregeling met de kinderen vast te stellen aan de wettelijke ontzeggingsgronden.
Deze ontzeggingsgronden zijn neergelegd in artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek. In dit artikel staat dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
2.9
Het hof heeft in de tussenbeschikking van 9 november 2023 ook overwogen dat het wettelijk uitgangspunt is dat de vader en de kinderen contact hebben met elkaar. Binnen een ondertoezichtstelling mag in dit kader grote inspanning worden verwacht van een jeugdbeschermer om contact tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen. Tegelijkertijd mag van de vader worden verwacht dat hij zich inspant voor het contactherstel, en dat hij zijn emoties onder controle houdt.
2.1
In de brief van de GI van 17 mei 2024 is, zo heeft het hof tijdens de zitting ook benoemd, te lezen dat de jeugdbeschermer zich in de maanden na de tussenbeschikking van het hof heeft ingespannen om de mogelijkheden voor contactherstel tussen de vader en de kinderen te onderzoeken. Tijdens de zitting hebben de vader en zijn advocaat erkend dat de door de GI geschetste gang van zaken juist is. Helaas hebben die inspanningen niet geleid tot contactherstel tussen de vader en de kinderen.
Het lukt de vader kennelijk niet om afspraken na te komen. De vader is meermaals niet verschenen op afspraken met (onder meer) de jeugdbeschermer. Tijdens de afspraak op 12 januari 2024, waar de vader wel bij aanwezig was, is afgesproken dat de vader - om te beginnen - gedurende drie maanden iedere maand een kaartje naar de kinderen zou sturen. De vader heeft vervolgens slechts één kaart naar de kinderen gestuurd. Het sturen van een kaart is, zoals de raad tijdens de zitting heeft benoemd, de meest laagdrempelige manier om weer in contact te komen met de kinderen, maar het lukt de vader niet om deze afspraak na te komen. De vader heeft het hof niet goed kunnen uitleggen waarom hij dat niet kan, of wil doen. Het is niet duidelijk geworden waar de blokkade zit. De kinderen waren echter wel voorbereid op het ontvangen van kaarten en waren (opnieuw) teleurgesteld dat de vader, met vertraging, slechts één kaartje stuurde. De advocaat van de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling weliswaar verklaard dat de vader niet ‘van het schrijven’ is, maar dit betekent - anders dan de advocaat van de vader betoogt - niet dat het schrijven van kaartjes kan worden overgeslagen om meteen naar videobellen of begeleid contact over te stappen. Daarvoor hebben de vader en de kinderen al te lang geen contact en zijn de kinderen te kwetsbaar. Bovendien had het op de weg van de vader gelegen eerst te laten zien dat hij zich wil inspannen voor contact met de kinderen en dat hij betrouwbaar is in het maken van afspraken. Het hof overweegt verder dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de kinderen inmiddels geen contact meer met de vader willen. [de minderjarige1] heeft dit in een brief aan het hof bevestigd. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het afdwingen van een vorm van contact op dit moment niet in het belang van de kinderen is.
2.11
De advocaat van de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling nog verzocht het verzoek in hoger beroep aan te houden om hulpverlening in te schakelen. Desgevraagd heeft de (advocaat van) de vader dit verzoek geen handen en voeten gegeven, zodat het hof dit verzoek zal afwijzen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de vader bij herhaling heeft verklaard dat hij niet openstaat voor hulpverlening.
2.12
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vader het recht op omgang met de kinderen moet worden ontzegd, omdat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen en de vader kennelijk niet in staat kan worden geacht tot omgang.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 29 december 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, R. Feunekes en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 5 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.