In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ontzegging van omgang tussen een vader en zijn kinderen. De vader had eerder toezeggingen gedaan om afspraken na te komen, maar is hierin niet geslaagd. Het hof heeft vastgesteld dat de vader, ondanks eerdere afspraken, niet in staat is gebleken om contact met zijn kinderen te herstellen. De kinderen, geboren in 2012 en 2014, hebben de afgelopen drie jaar geen contact gehad met hun vader. De vader heeft slechts één kaart naar de kinderen gestuurd, terwijl er afspraken waren gemaakt over frequent contact. De GI heeft geprobeerd om contactherstel te faciliteren, maar de vader is meermaals niet verschenen op afspraken en heeft niet de nodige inspanningen geleverd om het contact te herstellen. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om geen omgang op te leggen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft in zijn beslissing de wettelijke ontzeggingsgronden uit het Burgerlijk Wetboek toegepast en geconcludeerd dat omgang met de vader in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De vader is kennelijk niet in staat tot omgang, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders is beëindigd en de moeder alleen belast is met het gezag over de kinderen.