In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vaststelling van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 15 januari 2024 aangevochten, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is vastgesteld op € 250,- per kind per maand, met ingang van 22 mei 2023. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft het gezag over de minderjarige kinderen, die bij haar wonen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2024 zijn beide partijen aanwezig geweest, waarbij de man zijn grief heeft toegelicht en de vrouw verweer heeft gevoerd.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de bestreden beschikking in overweging genomen. Het hof hanteert de richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen voor de berekening van de kinderalimentatie. De man heeft een jaarinkomen van € 46.566,- bruto, terwijl de vrouw een bijstandsuitkering ontvangt. Het hof heeft de behoefte van de kinderen berekend op basis van het gemiddelde inkomen van beide ouders en heeft de draagkracht van de man beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de man in staat is om de vastgestelde bijdrage te voldoen, ondanks zijn argumenten over bijkomende kosten.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, maar de ingangsdatum van de alimentatie is gewijzigd naar 15 januari 2024. De beschikking is op 5 december 2024 uitgesproken in het openbaar.