Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
3.De beslissing in hoger beroep
“(…)Twee leasevervoermiddelen werden, zonder medeweten, door de ex- partner verkocht. Van de opbrengst heeft de heer [appellant] niets ontvangen. Hij heeft aangifte gedaan tegen diefstal/verduistering. Deze aangifte is nog in behandeling(…) De auto’s waarop de lease betrekking heeft zijn er niet meer, deze zijn door de ex-partner verkocht (…)”.
“(…) De leasecontracten staan op mijn naam. Mijn vriendin heeft stiekem het kentekenbewijs gestolen en de voertuigen en de verzekeringen op haar naam gezet. Ik heb hiervan aangifte gedaan (…) De zaak loopt nog steeds (…)”.
“(…) Ja. De rechtszitting moet nog komen. Dat geld moet mijn kant op komen(…)”.
“ Ze accepteerden eerst de verklaring dat mijn ex zonder mijn medeweten de auto’s heeft verkocht, maar nu is ineens de rekening geblokkeerd, ik zou fraude hebben gepleegd (…) Er waren twee leasecontracten van over een ton aan de auto’s verbonden. Mijn advocaat heeft aangifte gedaan van de diefstal van de auto’s (…) Hij gaat een kort geding aanspannen tegen de ex (…) Er is een brief naar mijn ex gestuurd waarin ze aansprakelijk is gesteld. Er is nog geen datum voor het kort geding(…)”.
“ (…) Ja er is aangifte gedaan van verduistering (…) Ze zijn allebei verkocht. (…) De laatste stond op naam van mevrouw (…), de eerste stond niet op haar naam (…) Ik ben gebeld door de garage dat de auto was verkocht. Ik heb gezegd dat de auto op mijn naam stond en dat ik hem terug wou (…) Over de tweede auto heb ik gebeld met mevrouw (…) volgens de politie was het een civiele zaak. Mevrouw (…) heeft de auto meegenomen (…) We woonden onder één dak, de sleutels lagen in de keuken. Ze heeft eerst de Vito verkocht, de E-klasse stond op haar naam (…).”
“Ja, ik heb tegen haar gezegd dat ze de auto terug moest halen. Er zat hooguit een halfjaar tussen de eerste en de tweede auto. Bij de tweede auto was de relatie beëindigd, maar we hadden samen een koopwoning waar zij ook in mocht. Over de tweede auto heb ik contact met mevrouw (…) gehad en is er aangifte gedaan (…)”.
“Ja (…) Ik heb een proces-verbaal ontvangen (…) Er is ook een procedure conservatoir beslag gestart, maar de auto was al verkocht dus die procedure is beëindigd (…)”.
: “(…) De auto’s zijn nooit bewust op haar naam gezet. Ik heb met de Rabobank gebeld en gezegd dat de auto’s zijn gestolen. Ik moest de politie bellen en aangifte doen. De politie zei dat ze er niets mee konden doen omdat de auto’s op naam van mevrouw (…) stonden (…) Bij de eerste auto woonden we nog samen. Het papier met de tenaamstellingscode zat in een kluisje. Zij kon bij het sleuteltje van het kluisje.”
“Dat is onder druk gebeurd. Ze had de auto’s al gestolen, ik dacht dat ik ze anders niet terug zou krijgen”.
“Ik wou de auto’s terug hebben (…) Ze heeft mij ook onder druk gezet in verband met mijn dochter (…) Ik heb gekozen voor mijn dochter”.
“(…)Ze hebben er twee keer een melding van gemaakt. Ik heb geprobeerd aangifte te doen (...)”.
“(…) Nee, dat heb ik niet (…)”.
“(…) Dat mag niet in de Wsnp (…)”.
“ (…) Uw vader heeft € 700,- betaald voor gereedschappen die hij van u heeft overgenomen? Hoe is de waarde daarvan bepaald? (…)”[appellant] heeft hierop geantwoord:
“(…) Ja dat is contant betaald, er is geen waardebepaling gedaan (…) We hebben op marktplaats gekeken wat er voor wordt betaald (…).”.
“(…) Op 20 juli 2022 heeft BridgeFund bevestigd dat de lening was afgerond. Die overeenkomst was in oktober 2021 ingegaan. Er is een nieuwe lening gekomen op 18 augustus 2022 voor een bedrag van € 31.075,-- waar een pandakte achterhangt. Op 17 mei 2023 is de heer [appellant] opnieuw een leningovereenkomst met BridgeFund aangegaan voor een bedrag van € 49.120,-- waarbij het nog openstaande bedrag van de lening van 18 augustus 2022 is afgelost. Er is sprake van drie overeenkomsten waarbij alle drie sprake was van een pandakte. In het verzoekschrift is niet bewust verkeerd geïnformeerd over de ingangsdatum van de lening. De roerende zaken die zijn verpand, zijn naar vader [appellant] gegaan. Er is aan vader gecommuniceerd dat BridgeFund de zaken opeist (…)”.
“(…) Er is € 700,-- voor betaald door vader [appellant] (…) Het is contant aan mij betaald, ik heb er leveranciers van betaald (…) het is niet naar BridgeFund gegaan(…).”
“(…) Over het gereedschap ik heb daar geen waardebepaling van of wat anders (…) ik heb het contant verkocht voor € 700,- wat ook op de factuur is aangegeven (…)”.