In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1962, was aangeklaagd voor het overschrijden van de maximumsnelheid met een motorfiets op 12 september 2021. De kantonrechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.750,- en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 117 dagen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting op 15 november 2024 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal vorderde bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en een geldboete van € 1.500,- met een subsidiaire hechtenis van 30 dagen. De verdachte en zijn raadsman hebben vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet de bestuurder van de motorfiets was. Het hof heeft echter de verklaringen van de verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld en het verweer verworpen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum met een snelheid van ongeveer 165 kilometer per uur heeft gereden, terwijl de maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 21 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De opgelegde straf is een geldboete van € 1.500,-, te voldoen in tien termijnen van € 150,- per maand, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 117 dagen, met aftrek van voorarrest.