ECLI:NL:GHARL:2024:7409

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
P24-330
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot beëindiging van de ISD-maatregel en voortzetting van de tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2024 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 september 2024 vernietigd, waarin de rechtbank had geoordeeld dat de ISD-maatregel beëindigd kon worden. Het hof oordeelt dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is om te voorkomen dat de veroordeelde opnieuw strafbare feiten pleegt, gezien het nog aanwezige recidivegevaar. De rechtbank had volgens het hof een onjuist toetsingskader toegepast en onvoldoende rekening gehouden met het hoge recidiverisico van de veroordeelde, die in het verleden meerdere keren is teruggevallen in delictgedrag en middelengebruik.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1974, momenteel verblijft in een penitentiaire inrichting en dat er geen omstandigheden zijn die de voortzetting van de maatregel onnodig maken. De veroordeelde heeft weliswaar een traject doorlopen, maar de hulp en behandeling zijn nog niet afdoende geweest om het recidivegevaar te verminderen. Het hof heeft ook overwogen dat de veroordeelde aangemeld is bij een forensische verslavingskliniek en dat het wenselijk is dat hij aansluitend aan de ISD-maatregel daar wordt opgenomen. De advocaat-generaal heeft gepleit voor voortzetting van de ISD-maatregel, terwijl de raadsman van de veroordeelde de beslissing van de rechtbank wilde bevestigen. Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet, om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.

Uitspraak

ISD P24/330
Beslissing van 21 november 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1974,
verblijvende in P.I. [locatie] te [plaats] , verder te noemen: de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 september 2024 op het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Deze beslissing houdt in beëindiging van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (
hierna: ISD-maatregel).
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 13 september 2024, waarbij de officier van justitie beroep heeft ingesteld;
- de appelmemorie van 26 september 2024 van de officier van justitie;
- het voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel van [locatie] van 26 juni 2024;
- het advies van Tactus verslavingszorg van 15 oktober 2024, inhoudende een reclasseringsadvies met betrekking tot een voorwaardelijke invrijheidstelling;
- een tussentijdse ISD rapportage van P.I. [locatie] van 23 oktober 2024;
- een emailbericht van de raadsman van veroordeelde van 5 november 2024, inhoudende een verklaring van de broer van veroordeelde van 20 oktober 2024.
Het hof heeft ter zitting van 7 november 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg .

Overwegingen

Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft in de beslissing waarvan beroep – kort gezegd – aangegeven dat zij het hoge recidiverisico onvoldoende onderbouwd acht. Zo stelt de rechtbank vast dat veroordeelde na september 2023 weliswaar tweemaal een terugval heeft gehad, maar dat niet is gebleken dat hij zich in die periode heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. Verder is het de rechtbank niet duidelijk geworden welke onveiligheid, overlast of verloedering te verwachten is en wat de meerwaarde van de voortzetting van de maatregel is. Daarom is de rechtbank van oordeel dat niet geoordeeld kan worden dat voorzetting van tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Vervolgens heeft de rechtbank de ISD-maatregel met ingang van 6 september 2024 beëindigd. De rechtbank heeft hier een onjuist toetsingskader toegepast. Het is onbegrijpelijk dat de rechtbank het recidiverisico onvoldoende onderbouwd acht. Veroordeelde is meerdere keren teruggevallen tijdens het verloop van de huidige ISD-maatregel, niet alleen in middelengebruik maar ook in delict gedrag. Ook tijdens een eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling is hij meerdere malen gerecidiveerd. Zijn justitiële documentatie laat hetzelfde beeld zien. Verder blijkt uit de aanvullende rapportage van de P.I. [locatie] van 23 oktober 2024 dat beëindiging van de ISD-maatregel zal betekenen dat veroordeelde onbehandeld terugkeert in de maatschappij en dat daarmee het recidiverisico onverminderd hoog is. Daarmee is voortzetting van de maatregel noodzakelijk. Wanneer de ISD-maatregel is beëindigd, heeft veroordeelde nog een voorwaardelijke invrijheidsstellings-periode (
hierna: VI) openstaan. Tactus reclassering ziet echter alleen mogelijkheden voor een VI als veroordeelde in een forensische kliniek wordt geplaatst vanwege zijn nog steeds aanwezige delictgedrag en middelengebruik. Veroordeelde wil ook meewerken aan plaatsing. De veroordeelde is inmiddels aangemeld bij de Forensische verslavingskliniek (FVK) [kliniek] en hij staat daar op de wachtlijst. Hij kan daar gedurende of aansluitend aan de ISD-maatregel geplaatst worden. Aansluitend gaat de VI in en het is de bedoeling dat veroordeelde onder die titel dan (verder) in [kliniek] verblijft. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en tot voortzetting van de ISD-maatregel.
Het standpunt van de veroordeelde
In het geval van de veroordeelde is er geen sprake van dat opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein. Hij heeft een heel traject doorlopen en de noodzaak om de ISD-maatregel te laten voortduren voor de nog resterende (korte) periode van een maand is er niet. Veroordeelde heeft weliswaar tijdens de laatste extramurale fase bij een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) in [plaats] vanwege persoonlijke omstandigheden een terugval gehad in middelengebruik, maar geen terugval in delictgedrag. De rechtbank heeft op juiste wijze beslist. De veroordeelde verblijft sinds 22 augustus 2024 op de ISD-afdeling van de P.I. [locatie] waar niet veel gebeurt. De maatregel bestaat nu uit een kale detentie. Voor een klinische behandeling was de resterende tijd van de ISD-maatregel te kort. Intussen is gebleken dat er nog een restant gevangenisstraf van 55 dagen open staat van een VI van een eerdere opgelegde straf. De reclassering acht een VI echter alleen mogelijk als de veroordeelde klinisch wordt opgenomen. Inmiddels is bekend dat hij geplaatst kan worden in [kliniek] in het kader van de VI. Veroordeelde wil dat zelf ook en hij is gemotiveerd om aan deze opname mee te werken. Het is nu alleen nog wachten op een plek. De ervaring leert dat dit lang kan duren. Het is niet zinvol dat veroordeelde die tijd in kale detentie (in de ISD) doorbrengt. Hij kan tot de opname in de [kliniek] terecht bij zijn broer. De raadsman heeft verzocht de beslissing van de rechtbank te bevestigen. Tot slot heeft de raadsman verzocht om zo spoedig mogelijk uitspraak te doen, omdat de ISD-maatregel nog maar een maand loopt.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen, omdat het hof zal beslissen dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
Naar het oordeel van het hof zal opheffing van de ISD-maatregel leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. De factoren waardoor gevaar bestaat voor het plegen van nieuwe strafbare feiten, zijn namelijk nog onvoldoende aangepakt.
Uit het reclasseringsadvies van 15 oktober 2024 volgt dat de veroordeelde problemen heeft met financiën, middelengebruik, psychosociaal functioneren en zijn houding. Dit zijn risicofactoren voor herhaald delictgedrag. De veroordeelde is in het kader van de hem opgelegde ISD-maatregel twee keer gestart met de extramurale fase, maar iedere keer viel hij na enkele dagen terug in middelengebruik en de eerste keer ook in delictgedrag. Ondanks meerdere kansen, waarschuwingen en aangescherpte voorwaarden heeft de veroordeelde laten zien dat hij niet in staat was om om te gaan met de grotere vrijheden en verantwoordelijkheid welke bij een extramurale fase komen kijken. Zo ook tijdens zijn eerdere VI-periode. Er is sprake van ernstige verslavingsproblematiek en veroordeelde is hier onvoldoende voor behandeld, wat maakt dat het recidiverisico onveranderd hoog blijft.
Ook uit de aanvullende rapportage van de P.I. [locatie] volgt dat veroordeelde gedurende zijn ISD-maatregel meerdere kansen heeft gekregen om te laten zien dat hij met de juiste ondersteuning voorwaarden kan nakomen en uit delictgedrag kan blijven. Dit is hem echter niet gelukt. Zo heeft hij zich in augustus 2023 onttrokken aan een onbegeleid verlof waarna hij is teruggevallen in middelengebruik en delictgedrag. Verder is hij in 2024 tweemaal extramuraal geplaatst en heeft hij beide keren de voorwaarden overtreden door - onder meer - terug te vallen in middelengebruik. Na terugplaatsing kon door het gedrag van de veroordeelde de orde, rust en veiligheid in [locatie] niet meer worden gewaarborgd en is hij overgeplaatst naar de P.I. [locatie] .
Het hof constateert dat veroordeelde door zijn eigen gedrag tot tweemaal toe vanuit de extramurale fase is teruggeplaatst naar de P.I. De hulp op diverse leefgebieden heeft nog niet tot een afdoende resultaat geleid. Het recidivegevaar is daarom nog aanwezig.
Vervolgens heeft het hof beoordeeld of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van de veroordeelde ligt. Hierover wordt het volgende overwogen.
Wanneer de ISD-maatregel is beëindigd, heeft veroordeelde nog een VI openstaan. Uit het advies van Tactus reclassering van 15 oktober 2024 volgt dat de reclassering alleen mogelijkheden ziet voor een VI als veroordeelde in een forensische kliniek wordt geplaatst vanwege zijn nog steeds aanwezige delictgedrag en middelengebruik. In dat kader is hij aangemeld bij [kliniek] . Hij staat op de wachtlijst en hij kan daar gedurende of aansluitend aan de ISD-maatregel opgenomen worden. Gedurende de klinische opname kan hij dan nog worden behandeld voor zijn forse middelenproblematiek en delictgedrag. Veroordeelde heeft aangegeven daartoe gemotiveerd te zijn.
Omdat de ISD-maatregel feitelijk bijna ten einde loopt en het nog ongewis is wanneer de veroordeelde terecht kan in [kliniek] , heeft veroordeelde een alternatief aangedragen voor de ISD-maatregel. Hij kan in de tussentijd bij zijn broer verblijven en zodra er plaats is in de kliniek zal hij zich daar melden. Naar het oordeel van het hof is echter onvoldoende zeker dat dit alternatief een afdoende kader biedt voor vermindering van het recidivegevaar, terwijl het voldoende aannemelijk is dat de behandeling en hulp die veroordeelde krijgt van de P.I. en de reclassering op dit moment nog bijdragen aan de vermindering van de risicofactoren. Daarom acht het hof voortzetting van de maatregel zinvol.
Wel acht het hof het wenselijk dat veroordeelde aansluitend aan de ISD-maatregel opgenomen wordt in [kliniek] .

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 september 2024 met betrekking tot de veroordeelde,
[veroordeelde].
Beslistdat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. K. Gilhuis en mr. O.G. Schuur, raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en drs. R.A. Graaff, raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 21 november 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.