Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], geboren in 2014. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 31 mei 2024, waarin de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] werd opgelegd op verzoek van de raad voor de kinderbescherming. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. H.L. van Lookeren Campagne, verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad af te wijzen. De vader, verweerder in hoger beroep, was ook vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. van Buuren en voerde verweer tegen het verzoek van de moeder.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de mondelinge behandeling op 31 oktober 2024 plaatsvond. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat de ouders van [de minderjarige] beiden onvoldoende beschikbaar zijn voor hem, met de vader die lijdt aan Alzheimer en de moeder die kampt met psychiatrische problemen. De raad voor de kinderbescherming heeft in zijn rapport van 2 mei 2024 aangegeven dat de moeder overbeschermend is en dat er aanwijzingen zijn voor een onveilige hechting tussen de moeder en [de minderjarige]. Het hof heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen.
Na zorgvuldige overweging van de grieven van de moeder, heeft het hof geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is en dat er geen sprake is van een ongerechtvaardigde inmenging in het privéleven van de moeder en [de minderjarige]. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] is bevestigd.