In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, die te kampen heeft met verslavingsproblematiek, heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de kinderrechter aangevochten. De kinderrechter had eerder op 19 juli 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] in een pleeggezin verleend, welke machtiging op 22 juli 2024 werd verlengd tot 8 januari 2025. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.J. Hes, verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) af te wijzen. De GI, vertegenwoordigd door twee medewerkers, verzocht het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2024 waren zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder herhaaldelijk positief heeft getest op alcohol en cocaïne, zowel tijdens als na haar zwangerschappen. De GI heeft aangegeven dat er zorgen zijn over het functioneren van de moeder en dat intensieve hulpverlening noodzakelijk is. Het hof heeft de motivering van de kinderrechter overgenomen en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding. De bestreden beschikking is bekrachtigd, waarbij het hof de moeder aanspoort om mee te werken aan hulpverlening.