ECLI:NL:GHARL:2024:7297

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
P24-243
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank Overijssel en verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, die op 10 juni 2024 de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaren had verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1947, verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) en heeft te maken met ernstige somatische klachten, waaronder darmkanker, en heeft in het verleden twee herseninfarcten gehad. Tijdens de zitting op 7 november 2024 heeft de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde hun standpunten toegelicht. De raadsvrouw stelde dat de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren geen perspectief biedt voor de terbeschikkinggestelde, gezien zijn leeftijd en gezondheid. Het openbaar ministerie daarentegen pleitte voor bevestiging van de beslissing van de rechtbank, gezien het hoge recidiverisico en de stoornissen van de terbeschikkinggestelde. Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde nog steeds een stoornis heeft en dat het recidiverisico aanwezig is, ondanks zijn somatische toestand. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

TBS P24/243
Beslissing van 21 november 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1947,
verblijvende in [FPC] te [plaats] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 10 juni 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 18 juni 2024 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van FPC [FPC] van 22 oktober 2024, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van 25 januari 2024 tot en met 10 oktober 2024.
Het hof heeft ter zitting van 7 november 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. I.M. Muller, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M. Ravestijn, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde geeft aan dat een verlenging met twee jaren hem geen perspectief biedt. Hij is op leeftijd en ziek, waardoor hij zich afvraagt of hij er over twee jaren nog wel is. De afgelopen jaren heeft hij twee keer een herseninfarct gehad, waardoor hij hulp nodig heeft bij alledaagse bezigheden, zoals het opmaken van zijn bed. De aanstaande verhuizing naar een nieuwe afdeling geeft hem daarom spanning, nu voor hem niet duidelijk is of daar de benodigde verzorging kan worden geboden. De terbeschikkinggestelde heeft de wens om uiteindelijk buiten de kliniek te sterven, in een woonvoorziening waar hij begeleiding krijgt. Hij denkt erover het leven misschien te beëindigen en vindt het erg moeilijk dat de mogelijkheden en omstandigheden hiertoe onzeker zijn. In de kliniek houdt de terbeschikkinggestelde zich bezig met het verzorgen van de moestuin, dit geeft hem afleiding. De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 38, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Noch de veiligheid van anderen, noch de algemene veiligheid (van personen of goederen) eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling dient daarom te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar in plaats van twee jaren.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Er is sprake van stoornissen en de kliniek schat het recidiverisico hoog in bij beëindiging van de maatregel. De terbeschikkinggestelde heeft te maken met lichamelijke klachten die tijd in een andere dimensie kunnen zetten. Hij kan het fysiek echter wel opbrengen om in de moestuin te werken. De kliniek schrijft ook over incidenten waarbij sprake is geweest van pestgedrag en schreeuwen. Er moet een balans gezocht worden tussen een lichamelijk zwak persoon enerzijds en de incidenten en het recidiverisico anderzijds. Het advies van de kliniek moet hierin leidend zijn. Een jaar is niet genoeg om het recidiverisico voldoende naar beneden te brengen. Een verlenging met twee jaren is daarom aangewezen.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van het primaire standpunt van de raadsvrouw is het hof – met de rechtbank – van oordeel dat op grond van hetgeen in de rapportage van de kliniek en in de aanvullende informatie is vermeld, vast is komen te staan dat nog steeds sprake is van een stoornis en van een recidiverisico. Aan de criteria voor de verlenging van de terbeschikkingstelling is daarom voldaan. De somatische toestand van de terbeschikkinggestelde brengt niet met zich mee dat het recidiverisico niet meer aanwezig is.
Afwijzing subsidiaire verzoek
Het hof acht het nog te vroeg om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen en zal het daartoe strekkende verzoek afwijzen.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt met betrekking tot de duur van de verlenging van de maatregel.
Indexdelicten
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 mei 2018 is veroordeeld voor onder meer opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is daarom niet in duur beperkt.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van FPC [FPC] van 14 maart 2024 volgt dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, met name cluster C, waarbij de afhankelijkheid op de voorgrond staat. Voor wat betreft het intellectueel functioneren is sprake van functioneren op laagbegaafd niveau met daarnaast ook aanwijzingen voor cognitieve beperkingen. Verder is sprake van een stoornis in alcoholgebruik, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving.
Uit ditzelfde advies volgt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat indien het bevel tot verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd en in geval van beëindiging van het toezicht of de maatregel.
Verlenging
Gelet op de adviezen van FPC [FPC] en de andere omstandigheden die op de zitting naar voren zijn gekomen, stelt het hof vast dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een stoornis en dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Duur van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van met een termijn van een jaar. Hoewel die situatie zich in dit geval voordoet, ziet het hof – anders dan de rechtbank – aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De terbeschikkinggestelde is in 2021 gediagnosticeerd met darmkanker. Hij heeft ervoor gekozen zich hiervoor niet te laten behandelen. Uit het verlengingsadvies van de kliniek blijkt dat de prognose onduidelijk is, maar dat hij niet meer beter zal worden en mogelijk niet meer lang te leven heeft. De terbeschikkinggestelde wil bovendien geen levensverlengende behandelingen. Gelet op de leeftijd van de terbeschikkinggestelde en zijn somatische toestand, waarbij geen perspectief is op verbetering, ziet het hof reden om in dit specifieke geval de maatregel te verlengen met een jaar.

BESLISSING

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 10 juni 2024 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr. K. Gilhuis, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. O.G. Schuur, raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en drs. R.A. Graaff, raden,
in tegenwoordigheid van mr. I.M.G. van der Lee, griffier,
en op 21 november 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.