In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader had verzocht om een omgangsregeling vast te stellen, waarbij hij contact wilde opbouwen met zijn kind, te beginnen met belcontact en uiteindelijk begeleide en onbegeleide omgang. Het hof heeft echter geoordeeld dat het nog te vroeg is om een omgangsregeling vast te stellen, omdat de ingezette hulpverlening voor het kind en psycho-educatie voor de moeder eerst moet worden voortgezet. Het hof benadrukt het belang van deze hulpverlening voor de ontwikkeling van het kind en de vorming van zijn identiteit, waarbij contact met beide ouders essentieel is. De vader had ook verzocht om een verhoging van de frequentie van de informatieregeling, zodat hij beter voorbereid kan zijn op toekomstig contact met zijn kind. Het hof heeft dit verzoek afgewezen en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank, die bepaalde dat de moeder de vader eens per kwartaal moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot het kind. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat het van belang is dat de moeder haar verplichtingen nakomt en dat ook de advocaten een rol kunnen spelen in het waarborgen van de informatieregeling.