In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, die het gezag over beide kinderen heeft, is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 10 juni 2024 de ondertoezichtstellingen heeft verlengd tot 11 juni 2025. De moeder is van mening dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer nodig zijn en verzoekt het hof om deze te verkorten. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt het hof de beslissing van de kinderrechter te bekrachtigen.
De zaak is behandeld op 29 oktober 2024, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de GI. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en is tot de conclusie gekomen dat de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft eerder vastgesteld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, en het hof onderschrijft deze conclusie. De moeder heeft weliswaar positieve ontwikkelingen doorgemaakt, maar het hof is van oordeel dat het verzoek om verkorting van de termijn niet in het belang van de kinderen is. De beslissing van de kinderrechter wordt daarom bekrachtigd, en het hof benadrukt het belang van de betrokkenheid van de jeugdbeschermer en de noodzaak om te blijven werken aan de ontwikkeling van de kinderen.
De beschikking is openbaar uitgesproken op 26 november 2024.