Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 maart 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Metin van 10 oktober 2024 met productie, en
- een e-mail van de GI van 15 oktober 2024.
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met mr. S.R. van Laar, waarnemer van mr. Metin;
- twee vertegenwoordigers van de GI en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2019 in [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2020 in [woonplaats1] .
- bepaald dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
- de moeder toestemming verleend, die de toestemming van de vader vervangt, om [de minderjarige1] in te schrijven op de basisschool en BSO [naam1] in [plaats1] , [naam2] en de huisartsenpraktijk ‘ [naam3] ,
- de raad onder meer verzocht onderzoek te doen naar eenhoofdig gezag van de moeder.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De beslissing
14 december 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover daarbij is bepaald dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag zal uitoefenen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ;