ECLI:NL:GHARL:2024:7246

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
200.338.897
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag en de omgangsregeling van de kinderen van een gescheiden stel. De vader had verzocht om samen met de moeder het gezag over de kinderen te delen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De vader heeft een contact- en gebiedsverbod ten opzichte van de moeder, wat volgens het hof de mogelijkheden voor gezamenlijk gezag uitsluit. De ouders zijn niet in staat tot constructief overleg over de kinderen, wat leidt tot de conclusie dat de kinderen klem en verloren zullen raken tussen hun ouders als zij gezamenlijk gezag zouden hebben.

De zaak is ontstaan na de echtscheiding van de ouders in 2023. Sinds de bestreden beschikking heeft de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen, die bij haar wonen. De vader heeft in het verleden contactverboden opgelegd gekregen en de communicatie tussen de ouders verloopt moeizaam. Het hof heeft vastgesteld dat er geen zicht is op verbetering van de situatie en dat de spanningen tussen de ouders schadelijk zijn voor de kinderen. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarin is bepaald dat de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen uitoefent.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.338.897
(zaaknummers rechtbank Gelderland 407557 en 413035)
beschikking van 26 november 2024
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.A.N. Lap,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Metin.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 14 december 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (verder: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 maart 2024;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Metin van 10 oktober 2024 met productie, en
  • een e-mail van de GI van 15 oktober 2024.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 augustus 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met mr. S.R. van Laar, waarnemer van mr. Metin;
  • twee vertegenwoordigers van de GI en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2023 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2019 in [woonplaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2020 in [woonplaats1] .
Sinds de bestreden beschikking heeft de moeder alleen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de moeder.
3.3
Uit een eerdere relatie van de moeder is [in] 2013 geboren [de minderjarige3] . De vader heeft op 31 oktober 2018 met toestemming van de moeder en ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand [de minderjarige3] erkend, waarbij is gekozen voor de geslachtsnaam van de vader, te weten ‘ [verzoeker] ’.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 9 augustus 2022 zijn de drie kinderen van partijen onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 9 augustus 2024.
3.5
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 27 oktober 2022 is, voor zover thans van belang, de vader verboden op enigerlei wijze contact met de moeder te zoeken zowel direct als indirect, met uitzondering van de overdrachtsmomenten in het kader van de zorgregeling en in het geval van eventuele noodsituaties, en is een zorgregeling tussen de vader en kinderen vastgesteld.
3.6
Bij vonnis in kort geding van 31 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter de vader veroordeeld tot nakoming van het vonnis van 27 oktober 2022 onder verbeurte van een dwangsom van € 100.- voor iedere keer dat hij zich niet aan het in dit vonnis vastgestelde contactverbod houdt en wel tot 31 januari 2024 of tot een maximum van € 10.000,- is bereikt.
3.7
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 31 mei 2023 is de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gewijzigd.
3.7
Bij beschikking van 5 juli 2023 heeft de rechtbank Gelderland, voor zover nu van belang:
  • bepaald dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
  • de moeder toestemming verleend, die de toestemming van de vader vervangt, om [de minderjarige1] in te schrijven op de basisschool en BSO [naam1] in [plaats1] , [naam2] en de huisartsenpraktijk ‘ [naam3] ,
  • de raad onder meer verzocht onderzoek te doen naar eenhoofdig gezag van de moeder.
3.8
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 29 augustus 2023 is de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gewijzigd.
3.9
Op 31 oktober 2023 heeft de raad rapport uitgebracht.
3.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Gelderland bepaald dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag zal uitoefenen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en dat deel van de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing over de vernietiging van de erkenning en de wijziging van het gezag over de minderjarige [de minderjarige3] is aangehouden.
3.11
Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 24 januari 2024 is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd en is omgang tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de vader op nihil bepaald en de GI belast met de regie om de omgang uit te kunnen breiden - naar in eerste instantie begeleide omgang - indien zij hier mogelijkheden voor ziet.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat het verzoek tot toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder wordt afgewezen.
4.2
De moeder voert verweer en zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof is – net als de rechtbank van oordeel dat de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen moet worden belast. Daarom zal het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het gezag te belasten, worden afgewezen. Het hof verwijst naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
Sinds de bestreden beschikking zijn enkele omstandigheden gewijzigd maar ook deze nieuwe omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Zo heeft de vader in februari 2024 ten aanzien van de moeder een strafrechtelijk contact- en gebiedsverbod voor de duur van twee jaar opgelegd gekregen. Op de zitting is gebleken dat dat verbod inmiddels onherroepelijk is geworden. Daar partijen door dit verbod geen contact met elkaar mogen hebben bestaan er wat het hof betreft nu geen mogelijkheden voor het succesvol uitoefenen van gezamenlijk gezag.
Verder zijn de vader en de moeder niet in staat tot enig constructief overleg op ouderniveau over de kinderen. Er bestaat geen zich op verbetering van deze situatie. Op de zitting heeft het hof gezien dat de communicatie tussen partijen zeer moeizaam en gespannen is, terwijl zij op dit moment geen gezamenlijk gezag hebben. De communicatie over de kinderen verloopt op dit moment via de GI. Beide partijen hebben daarnaast hulpverlening voor hun persoonlijke problemen. Er is op dit moment geen begeleiding gericht op de verbetering van de communicatie tussen partijen. De moeder zegt bovendien nu niet open te staan voor hulpverlening gericht op het verbeteren van de communicatie.
Het hof voorziet dat de spanningen tussen partijen opnieuw zullen toenemen als de ouders weer samen het gezag zouden hebben. De kinderen zullen die spanningen ook voelen en dat is schadelijk voor hen.
Het hof is daarom van oordeel dat de kinderen klem en verloren zullen raken tussen hun ouders als zij het gezamenlijk gezag over hen hebben zodat de vader ook om deze reden niet samen met de moeder met het gezag over de kinderen kan worden belast.
5.3
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarbij is bepaald dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag zal uitoefenen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van
14 december 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover daarbij is bepaald dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag zal uitoefenen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.B. de Groot en E.H. Schijven-Bours en is op 26 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.