ECLI:NL:GHARL:2024:721

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
200.329.234
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om eenhoofdig gezag na langdurig gebrek aan contact tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om alleen het ouderlijk gezag over haar twee kinderen te verkrijgen. De moeder, die in eerste instantie bij de rechtbank in Overijssel haar verzoek had ingediend, was in hoger beroep gegaan nadat haar verzoek was afgewezen. De rechtbank had eerder meerdere beschikkingen gegeven, waarbij de laatste op 13 april 2023 de eindbeschikking was. De moeder en de vader hebben samen twee kinderen, die sinds 2018 geen contact meer hebben met hun vader. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat het gezamenlijk gezag beëindigd kan worden, omdat het risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder en heeft aangegeven dat hij zijn kinderen en hun moeder rust gunt. Het hof heeft de belangen van de kinderen zwaar laten meewegen in de beslissing. De kinderen hebben duidelijk aangegeven dat zij geen contact meer willen met hun vader en dat zij willen dat hun moeder alleen het gezag heeft. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de bestreden beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de moeder toe te wijzen, zodat zij alleen met het gezag over de kinderen wordt belast. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.234
(zaaknummer rechtbank Overijssel 238652)
beschikking van 30 januari 2024
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optrad als verzoekster,
verzoekster in hoger beroep.
hierna: de moeder,
advocaat: mr. H. Versluis
en
[belanghebbende],
die woont in [woonplaats2] ,
en bij de rechtbank optrad als verweerder,
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de vader.

1.De kern van de zaak

De moeder wil alleen het ouderlijk gezag hebben over de twee kinderen. De vader heeft bij de rechtbank verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder om alleen het gezag te krijgen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen. De moeder is in hoger beroep gegaan.

2.De procedure bij de rechtbank

De rechtbank in Overijssel (locatie Almelo) heeft meerdere beschikkingen gegeven; op 13 oktober 2020, 26 april 2021, 5 april 2022, 10 mei 2022, 10 oktober 2022 en op 13 april 2023.
De beschikking van 13 april 2023 is de eindbeschikking waartegen de moeder hoger beroep heeft ingesteld. Die beschikking wordt hierna ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

3.De procedure in hoger beroep

3.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift, met bijlagen, binnengekomen op 4 juli 2023;
- een brief van de vader, binnengekomen op 18 september 2023;
- een brief van de advocaat van de moeder van 3 augustus 2023, met bijlagen en
- een brief van de advocaat van de moeder van 12 december 2023, met bijlagen.
3.2
Op 18 december 2023 heeft één van de rechters in hoger beroep samen met de gerechtsjurist, gepraat met [de minderjarige1] .
[de minderjarige2] heeft een korte brief aan het hof geschreven waarin hij zijn mening heeft opgeschreven.
3.3
De zitting bij het hof was op 19 december 2023. Daarbij waren de moeder met haar advocaat mr. Versluis aanwezig met een kantoorgenoot, en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad).

4.De feiten

4.1
De moeder en de vader hebben een geregistreerd partnerschap gehad. In een beschikking van 30 december 2015 heeft de rechtbank de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken. Het geregistreerd partnerschap is ontbonden op 15 maart 2016 door inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
4.2
De moeder en de vader hebben samen twee kinderen, [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2009 (nu 14 jaar) en [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2011 (nu 12 jaar). De ouders hebben samen het gezag. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
4.3
De ouders hebben een overeenkomst tot beëindiging van hun geregistreerd partnerschap, met daarbij een ouderschapsplan, opgesteld. Zij hebben onder meer een zorgregeling afgesproken die er op neer komt dat de vader de kinderen om het weekend van zaterdagmiddag tot maandagavond bij zich heeft en gedurende twee weken in de zomervakantie.
4.4
De rechtbank heeft de overeenkomst tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap, met ouderschapsplan, gehecht aan de onder 4.1 genoemde beschikking van 30 december 2015 en bepaald dat deze deel uitmaakt van die beschikking.
4.5
De kinderen stonden van 13 oktober 2020 tot 13 april 2023 onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming Overijssel (‘jeugdbescherming’).

5.Het geschil

5.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van 30 december 2015 deels gewijzigd (zorgregeling) en bepaald dat er geen omgang zal zijn tussen de vader en de kinderen.
Verder heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om alleen het gezag te krijgen, afgewezen.
5.2
De moeder is in hoger beroep gekomen. Zij heeft zeven bezwaren tegen de bestreden beschikking (grieven) geformuleerd. Ze verzoekt het hof om de bestreden beschikking deels te vernietigen, namelijk voor zover de rechtbank haar verzoek tot het krijgen van eenhoofdig gezag heeft afgewezen, en haar verzoek alsnog toe te wijzen.
5.3
De vader voert geen verweer tegen het verzoek van de moeder in hoger beroep.

6.De motivering van de beslissing

6.1
De rechter kan op verzoek van één van de (niet met elkaar getrouwde) ouders het gezamenlijke gezag beëindigen wanneer de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter kan dan bepalen dat één van de ouders voortaan alleen het gezag krijgt.
Dat kan volgens de wet als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat daarin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, dan wel als wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. [1]
6.2
Het hof zal de grieven van de moeder hierna gezamenlijk bespreken.
Het hof stelt vast dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De kinderen hebben namelijk sinds 7 juli 2018 geen contact meer met hun vader. Dat betekent dat het mogelijk is om het gezamenlijke gezag te beëindigen.
6.3
De volgende vraag is of het gezamenlijke gezag ook moet worden beëindigd. Het hof beantwoordt die vraag met ja. Het hof is van oordeel dat bij voortzetting van het gezamenlijke gezag, het risico onaanvaardbaar is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, maar ook dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
6.4
Er zitten twee kanten aan deze zaak.
De raad – en voorheen ook de jeugdbescherming – benadrukt vooral het volgende.
Het ouderlijk gezag is een zaak van de ouders, zij moeten er samen voor zorgen dat de kinderen zo min mogelijk worden belast met gezags-beslissingen en discussies daarover.
De raad vindt het van belang dat de vader mee kan blijven beslissen en maakt zich zorgen dat hij, als de moeder alleen het gezag zou krijgen, zal worden ‘uitgegumd’. De kinderen hebben al jaren geen contact met hun vader en ze lijken ervoor te hebben gekozen hun vader geen rol meer in hun leven te gunnen. [de minderjarige1] zegt al langere tijd dat zij de achternaam van haar moeder wil aannemen. De raad maakt zich zorgen dat het ‘lijntje’ tussen de vader en de kinderen wordt verbroken. Daarom heeft de raad het hof geadviseerd om het gezamenlijke gezag in stand te laten.
6.5
Het hof heeft goed geluisterd naar wat de raad heeft geadviseerd en begrijpt en deelt de zorgen.
Maar, zoals hierboven benoemd, er is ook een andere kant. Voor gezamenlijk gezag is het nodig dat de ouders samen overleg (kunnen) hebben over de in het belang van hun kinderen te nemen beslissingen. Een feit is dat de ouders geen contact met elkaar hebben. De moeder heeft tijdens de zitting verteld dat zij de vader nog wel maandelijks per e-mail informeert (op 13 oktober 2020 heeft de rechtbank een informatieverplichting opgelegd) maar dat de vader nooit reageert. Zij vraagt zich inmiddels af of zij nog wel het juiste email-adres van hem heeft.
Bovendien hebben de kinderen al sinds juli 2018 geen contact meer met hun vader. Dit maakt het voor de vader moeilijk, zo niet onmogelijk, om nog verantwoord invulling te kunnen geven aan zijn gezag. Hij heeft zelf ook op 28 december 2022 tegen de raad gezegd dat hij nu moet tekenen voor zaken terwijl hij niets (over de kinderen) weet.
Dat leidt tot een derde punt: De vader stemt in met wijziging van het gezag. Dat heeft hij tegen de raad gezegd. In de procedure bij het hof heeft hij geen verweer meer gevoerd.
Hij heeft het hof een brief geschreven waarin hij uitlegt dat hij het strijden en procederen moe is, en dat hij zijn kinderen en hun moeder rust gunt. Hoewel hij benadrukt dat de deur voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] altijd openstaat, heeft hij naar eigen zeggen de handdoek in de ring gegooid.
Wat het hof ook meeweegt is de stelling van de moeder dat de vader gezagsbeslissingen bemoeilijkt. Zij heeft tijdens de zitting verwezen naar eerder door de vader gegeven toestemmingen – voor de autisme-test voor [de minderjarige2] en voor de kindercoach destijds – waarna de vader zijn toestemming in een later stadium introk. Het belemmert de moeder dat zij de vader telkens om toestemming moet vragen, bijvoorbeeld voor vakanties naar het buitenland. De spanning die dat meebrengt, voelen de kinderen ook. [de minderjarige1] is bovendien bang dat de vader hen, als hij weet wat hun vakantiebestemming is, daar zal opzoeken.
Het hof heeft gelezen dat de vader tijdens de zitting bij de rechtbank heeft toegezegd dat hij de moeder en de kinderen permante toestemming zou geven om naar Duitsland te kunnen reizen. Daarmee zou hij aan de uitdrukkelijke wens van [de minderjarige1] tegemoet komen. De vader zou een verklaring opstellen. Tijdens de zitting bij het hof heeft de moeder verteld dat de vader dit niet heeft gedaan. Het hof ziet dat als een gemiste kans.
Wat, ten slotte, voor het hof zwaar weegt is de mening van de beide kinderen. [de minderjarige2] heeft het hof geschreven dat hij niet wil dat zijn vader nog zeggenschap over hem heeft.
[de minderjarige1] heeft in haar gesprek bij het hof verteld dat zij hoopt dat haar moeder niet meer om toestemming hoeft te vragen als ze met elkaar met vakantie willen gaan. [de minderjarige1] heeft onder meer verteld over nare herinneringen aan vroeger, waar ze EMDR-therapie voor heeft gekregen. Ze heeft behoefte aan rust.
6.6 Hoewel de vader geen verweer heeft gevoerd, heeft het hof de zaak toch tijdens een zitting met de aanwezige belanghebbenden, en de raad, besproken. Er zijn immers belangen van kinderen in het geding, en dan is het nodig dat de rechter zich actief opstelt en dat naar iedereen – ook naar de kinderen, en de raad in zijn adviserende functie – wordt geluisterd. Dat heeft het hof dus gedaan.
6.7
Het hof komt, na belangenafweging, tot het oordeel dat de grieven van de moeder slagen en dat zij alleen met het gezag moet worden belast. Bij dit oordeel speelt ook mee dat de procedure bij de rechtbank erg lang heeft geduurd, er zijn vijf tussenbeschikkingen gegeven. Er moet, in het belang van de kinderen, rust en duidelijkheid komen.
6.8
Zoals hiervoor, onder 6.4, al is overwogen ziet het hof ook de keerzijde. [de minderjarige1] heeft verteld dat zij op school al de achternaam van haar moeder gebruikt, en dat zij zo snel mogelijk een officiële naamswijziging wil. De achternaam is een deel van iemands identiteit. Het lijkt erop dat, zoals de raad heeft benoemd, [de minderjarige1] haar vader liefst zou uitwissen. Zij lijkt niet om te kunnen gaan met het negatieve beeld dat zij van hem heeft. Integendeel, de angst voor haar vader is groter geworden in de afgelopen jaren, toen zij al geen contact meer met hem had.
Het hof vindt het, net als de rechtbank (en de raad en de jeugdbescherming) van groot belang dat de moeder zich inspant om de vader op welke manier ook, een betekenisvolle rol in het leven van de kinderen te gunnen. De vader is en blijft een deel van hun identiteit.
Ook is het van belang dat de moeder de vader maandelijks op de hoogte blijft houden van het wel en wee van de kinderen. Zij heeft, net als bij de rechtbank, toegezegd dat ze dat zal doen. Te hopen is dat rust en duidelijkheid met zich brengen dat bij de kinderen ruimte ontstaat, waarmee ook de mogelijkheid om het beeld van hun vader aan te passen.

7.brief [de minderjarige1]

Het hof heeft aan [de minderjarige1] een brief geschreven waarin haar de beslissing wordt verteld. [de minderjarige1] wilde dat graag. Het hof citeert:
“(…) Het hof heeft op 30 januari 2024 beslist dat jouw moeder voortaan alleen het gezag over jou en je broer [de minderjarige2] heeft. Dat is dus anders dan wat de rechtbank had beslist.
Het was moeilijk, omdat wij veel dingen hebben meegewogen en ook hebben geluisterd naar het advies van de raad voor de kinderbescherming.
Wij vinden het belangrijk dat jouw moeder voortaan alleen het gezag heeft. Jouw ouders hebben immers geen contact meer met elkaar. Zij kunnen dus niet samen overleggen over jou en je broertje. Bovendien hebben jullie je vader al sinds de zomer van 2018 niet meer gezien. Het is voor je vader daarom lastig om beslissingen over jou en [de minderjarige2] te nemen. Hij weet immers niet meer precies wat er in jullie leven allemaal gebeurt.
Het hof heeft veel belang gehecht aan de mening van jou en [de minderjarige2] . Je broertje heeft ons een korte brief geschreven. Jij hebt mij verteld dat je wil dat je moeder niet meer om toestemming hoeft te vragen als jullie met elkaar met vakantie willen gaan. Ook heb je gezegd dat je geen contact meer met je vader wil en dat je je achternaam wilt wijzigen. Je bent daar heel duidelijk in. En dat ben je al heel lang.
Ik heb je ook verteld dat je vader aan het hof een brief heeft geschreven. Hij legt daarin uit dat hij nog altijd heel graag contact met jou en [de minderjarige2] wil maar dat hij inziet dat jullie dat echt niet willen. Daarom was hij ook niet op de zitting bij het hof. Hij schrijft dat hij jullie rust gunt. En dat is ook wat het hof hoopt voor jou en je broer.
Misschien helpt die rust jou, en geeft het je nieuwe ruimte en energie. Om te leren, om te korfballen, en misschien op een dag architect te worden, zoals je graag wilt.
En misschien is er in de toekomst ook wel ruimte om nieuwsgierig te worden naar je vader. (…)”

8.De slotsom

8.1
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen, voor zover de rechtbank het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag te belasten, heeft afgewezen.
Het hof zal het verzoek van de moeder alsnog toewijzen.
8.2
De proceskosten in hoger beroep zullen worden gecompenseerd, omdat het een familierechtelijk geschil is. Compensatie van kosten betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

9.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 13 april 2023 voor zover daarbij het verzoek van de moeder is afgewezen om haar alleen met het gezag te belasten af te wijzen en, opnieuw beschikkende:
bepaalt dat het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alleen aan de moeder toekomt;
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, voorzitter, R. Feunekes en K. Mans, leden, bijgestaan door de griffier, en is op 30 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek