ECLI:NL:GHARL:2024:7200

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
21-002030-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 16 juni 2020. Het betreft een ontnemingszaak waarbij het openbaar ministerie vorderde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene zou worden ontnomen. De betrokkene was eerder in hoger beroep vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat, nu de betrokkene algeheel is vrijgesproken, de grondslag voor de ontnemingsvordering is komen te vervallen. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de ontnemingsvordering. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het hof, met mr. L.T. Wemes als voorzitter en mr. J.A.M. Kwakman en mr. F.E.J. Goffin als raadsheren. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij ook mr. J. Brink als griffier aanwezig was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002030-20
Uitspraak d.d.: 22 november 2024
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 16 juni 2020 met parketnummer 18-930012-19 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[betrokkene]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door betrokkene naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Betrokkene is bij onherroepelijk geworden arrest van dit hof van 14 september 2022 (parketnummer 21-002046-20) vrijgesproken van het tenlastegelegde, te weten het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod (hennepteelt).
Het hof overweegt dat nu betrokkene in hoger beroep algeheel is vrijgesproken ter zake van het hem tenlastegelegde de grondslag aan de ontnemingsvordering is komen te vervallen. Het hof is daarom van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J.A.M. Kwakman en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 22 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.