ECLI:NL:GHARL:2024:7200
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 16 juni 2020. Het betreft een ontnemingszaak waarbij het openbaar ministerie vorderde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene zou worden ontnomen. De betrokkene was eerder in hoger beroep vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat, nu de betrokkene algeheel is vrijgesproken, de grondslag voor de ontnemingsvordering is komen te vervallen. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de ontnemingsvordering. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het hof, met mr. L.T. Wemes als voorzitter en mr. J.A.M. Kwakman en mr. F.E.J. Goffin als raadsheren. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij ook mr. J. Brink als griffier aanwezig was.