ECLI:NL:GHARL:2024:720

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
200.329.609
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie over de periode van 1-3-2023 tot en met 31-10-2023

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de door de rechtbank Midden-Nederland vastgestelde bedragen voor de kinderalimentatie. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft verweer gevoerd en is ook met een voorwaardelijke grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De procedure in eerste aanleg is gestart met een beschikking van de rechtbank op 13 december 2022, waarin de man en de vrouw gezamenlijk het gezag over hun twee minderjarige kinderen is toegewezen. De rechtbank heeft de kinderalimentatie aangehouden, maar in een latere beschikking op 23 mei 2023 zijn bedragen vastgesteld die de man aan de vrouw moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

In het hoger beroep heeft de vrouw de bedragen die door de rechtbank zijn vastgesteld betwist en verzocht om een hogere bijdrage. Het hof heeft de financiële situatie van beide partijen beoordeeld, inclusief hun draagkracht. De vrouw heeft gesteld dat haar draagkracht onjuist is berekend, terwijl de man heeft betoogd dat hij zijn inkomen tijdelijk heeft verhoogd. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat haar draagkracht lager is dan door de rechtbank is vastgesteld. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor wat betreft de kinderalimentatie vanaf 1 maart 2023 en bepaald dat de man een lager bedrag per kind per maand moet betalen voor de periode van 1 maart 2023 tot en met 31 oktober 2023. Voor de periode daarna blijft de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van kracht. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en de betrokken kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.609
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 545123)
beschikking van 30 januari 2024
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N. Schuerman te Rotterdam,
en
[verweerder],
wonende te Hoogland, gemeente [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. L.W. Castelijns te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 13 december 2022 en 23 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal de beschikking van 23 mei 2023 hierna “de bestreden beschikking” noemen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 juli 2023;
- het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Schuerman van 31 oktober 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Schuerman van 23 november 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Castelijns van 1 december 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 december 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat, en
- een zittingsvertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is verschenen.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2022, te [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2022 te [plaats1] ,
over wie de man en de vrouw gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Bij beschikking van 13 december 2022 heeft de rechtbank de man en de vrouw samen belast met het gezag over de kinderen, een voorlopige zorgregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld en de beslissing over de kinderalimentatie aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Aangezien de vrouw haar grief over de zorgregeling heeft ingetrokken, is alleen nog de kinderalimentatie tussen partijen in geschil.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat de man met ingang van 1 december 2022 een bedrag van € 188,- per kind per maand en met ingang van 1 maart 2023 een bedrag van € 39,- per kind per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige2] en [de minderjarige1] .
4.2
De vrouw is ten aanzien van de vastgestelde bedragen in de kosten van verzorging en opvoeding met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vrouw verzoekt het hof bij beschikking - uitvoerbaar bij voorraad - de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de kosten van verzorging en opvoeding en deze bijdrage vanaf maart 2023 vast te stellen zoals door de vrouw berekend onder punt 20 van het hoger beroepschrift: in maart 2023 € 696,-, in april € 452,-, in mei € 582,- en vanaf juni € 644,-.
4.3
De man voert verweer en verzoekt het hof de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren of haar verzoeken af te wijzen.
4.4
De man is daarnaast met een voorwaardelijke grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De man verzoekt het hof de vrouw te veroordelen in de daadwerkelijke kosten van de procedure bij de rechtbank en het hof, of een proceskostenveroordeling uit te spreken die het hof juist vindt.

5.De motivering van de beslissing

draagkracht vrouw
5.1
De vrouw stelt in grief 1 dat de rechtbank haar draagkracht vanaf maart 2023 ten onrechte heeft berekend op € 722,-. Volgens haar is haar draagkracht veel lager, namelijk
€ 77,-. De man betwist dat.
5.2
Het hof is van oordeel dat de vrouw met de door haar overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rechtbank haar draagkracht onjuist heeft berekend.
Voor de berekening van de draagkracht van de vrouw dient rekening gehouden te worden met haar inkomen uit een WW- respectievelijk Ziektewet (ZW)-uitkering en inkomen uit arbeid. Uit de door de vrouw overgelegde uitkeringsspecificaties blijkt dat zij van 1 april 2023 tot en met 25 september 2023 een WW-uitkering ontving van gemiddeld € 2.253,99 bruto per maand exclusief vakantiegeld. Dat is inclusief vakantiegeld € 2.434,31 bruto per maand, € 1.543,- netto per maand. Vanaf 26 september 2023 ontvangt de vrouw een ZW-uitkering van € 2.502,99 bruto per maand plus vakantiegeld. Dat is € 1.684,- netto per maand. Het inkomen uit de genoemde uitkeringen is weliswaar lager dan de door de rechtbank berekende € 2.429,- bruto per maand, € 2.826,- inclusief vakantiegeld en een dertiende maand, maar aannemelijk is dat de vrouw ook inkomen uit arbeid heeft. De vrouw heeft onvolledig inzage gegeven in haar inkomsten uit arbeid. Zo heeft de vrouw, nadat de man hiervan bewijsstukken heeft overgelegd, op de mondelinge behandeling verteld dat zij werkzaam is als fotomodel. Gezien de professionaliteit van de website van de vrouwen de op deze site weergegeven reviews, vindt het hof dat het niet aannemelijk is dat de vrouw geen inkomsten uit haar werk als fotomodel heeft. Daarnaast is de vrouw als zzp’er werkzaam als Clarity coach. Ook van de inkomsten uit deze werkzaamheden heeft de vrouw geen bewijsstukken overgelegd. Haar enkele stelling dat de werkzaamheden in een beginstadium zijn en dus nog geen winst opleveren, overtuigen het hof, bij gebrek aan een nadere onderbouwing, niet. Het hof gaat er daarom van uit dat de vrouw in staat is om het door de rechtbank becijferde inkomen van € 2.826,- bruto per maand te verdienen. Grief 1 in het principaal hoger beroep faalt.
draagkracht man
5.3
De vrouw stelt in grief 2 dat de rechtbank de draagkracht van de man ten onrechte op € 722,- heeft berekend. Volgens de vrouw is de man niet minder uren gaan werken doordat hij mede de zorg voor de kinderen heeft. Hij werkt, aldus de vrouw, nog steeds fulltime voor dezelfde werkgever. De man betwist niet dat hij tijdelijk, van juli 2023 tot en met oktober 2023, meer is gaan verdienen. De reden daarvoor was dat de man zijn werkgever kon helpen bij een verhuizing van het bedrijf van [woonplaats1] naar [plaats2] en zijn werkgever hem tijdelijk een hoger salaris kon bieden zodat de man een hypotheek kon krijgen. Vanaf
1 november 2023 ontvangt de man nagenoeg weer het netto besteedbaar inkomen (NBI) van € 2.634,- waarmee de rechtbank rekening heeft gehouden bij het bepalen van zijn draagkracht.
5.4
Aangezien de man tijdelijk een hoger inkomen heeft gehad, rekent het hof op basis van de door de man overgelegde salarisspecificaties over de periode van 1 maart 2023 tot en met 31 oktober 2023 met een inkomen uit arbeid van de man van gemiddeld € 3.536,68 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. Het hof verwijst naar de aangehechte berekening van het NBI van de man, die deel uitmaakt van deze beschikking. Uit deze berekening blijkt dat de man van 1 maart 2023 tot en met 31 oktober 2023 € 106,- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw dient te betalen. Grief 2 in het principaal hoger beroep slaagt voor een deel.
5.5
Grief 2 in het principaal hoger beroep faalt voor het overige. Voor de periode vanaf
1 november 2023 heeft de man met een verklaring van zijn werkgever van 1 oktober 2023, een arbeidsovereenkomst van 20 november 2023 en de door hem overgelegde salarisspecificaties van maart 2023 tot en met november 2023, voldoende aannemelijk gemaakt dat hij slechts tijdelijk de mogelijkheid heeft gehad om meer te verdienen, en dat hij vanaf november 2023 nagenoeg weer terug is op het NBI waarmee de rechtbank rekening heeft gehouden bij het bepalen van zijn draagkracht. Dat betekent dat vanaf 1 november 2023 niets wijzigt aan de door de rechtbank vastgestelde berekening van de onderhoudsbijdrage van de man van € 39,- per kind per maand. Aan een beoordeling van de door de man genoemde hogere woonlasten vanaf 1 november 2023 komt het hof niet meer toe, omdat de man het eens is met door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 39,- per kind per maand. Tot vaststelling van een lagere bijdrage dan € 39,- per kind per maand kunnen deze hogere woonlasten van de man dus niet leiden.
proceskosten (voorwaardelijk incidenteel hoger beroep)
5.6
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, aangezien de man en de vrouw een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft. Daarmee faalt de voorwaardelijke grief in het incidenteel hoger beroep.

6.Slotsom

Het hof zal de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek in hoger beroep met betrekking tot de zorgregeling. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen, voor zover dat de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vanaf 1 maart 2023 betreft, en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep, voor zover het de zorgregeling betreft;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 mei 2023, voor zover dit de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vanaf 1 maart 2023 betreft;
bepaalt dat de man van 1 maart 2023 tot en met 31 oktober 2023 € 106,- per kind per maand aan de vrouw zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , beiden geboren [in] 2022, te [plaats1] ,
bepaalt dat de man aan de vrouw vanaf 1 november 2023 weer de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 39,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 30 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
Box 1 Inkomen uit werk en woning
Loon (41-50)
41 Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking
€ 42.444
44 Vakantietoeslag
€ 3.396
Bruto inkomsten
€ 45.840
51
Ingehouden pensioenpremie
- € 2.309
54
Loon voor de premies werknemersverzekeringen
€ 43.531
Premies werknemersverzekeringen
56
Premie arbeidsongeschiktheid
€ 49
Totaal premies werknemersverzekeringen
- € 49
59
Inkomsten
€ 43.482
Belastbaar loon (61-64)
64
Belastbaar loon
€ 43.482
Heffing box 1 (94-95)
94
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 43.482
- Schijf 1a, 36,93% (19,03%) over € 0 t/m € 37.149 (€ 38.703)
€ 13.719
- Schijf 1b, 36,93% over € 37.150 (€ 38.704) t/m € 73.031
€ 2.339
95
Inkomensheffing box 1
€ 16.058
Besteedbaar inkomen (113-120)
113
Inkomen voor aftrek inkomensheffing
€ 43.482
114
Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3
€ 16.058
115/116
Heffingskorting en standaard heffingskorting
- € 9.166
117
Verschuldigde inkomensheffing
-
€ 6.892
Inkomen na aftrek inkomensheffing
€ 36.590
Specificaties voor post: 115/116
Algemene Heffingskorting
€ 1.801
jaar
Arbeidskorting
€ 4.671
jaar
Combinatiekorting
€ 2.694
jaar
120
Besteedbaar inkomen
€ 36.590
120a
Netto besteedbaar inkomen (per jaar)
€ 36.590
120a
Netto besteedbaar inkomen (per maand)
€ 3.049
man
vrouw
Kindgebonden budget na scheiding
€ 0
536
Alleenstaande ouderkop
€ 0
Totaal netto besteedbaar inkomen na scheiding (NBI incl. KGB/AOK)
€ 3.049
3.153
Aantal kinderen 2
Kind 1
Kind 2
Leeftijd
1
1
Woont bij AP
AG
1
1
Ex-partner
Zorgkorting %
35
35
Zorgkorting tbv.
AP
AP
Kind 1
Kind 2
Totaal
Bijdrage ouders in kosten kinderen € p/m
650
650
1.3
Netto kinderopvangkosten na scheiding € p/m
Overige kosten kinderen na scheiding € p/m
Totale kosten kinderen na scheiding € p/m
650
650
1.3
Zorgkorting € p/m
228
228
456
Draagkracht
Man
Draagkracht verdeeld in gelijke delen € p/m
382
382
763
Draagkracht man per kind € p/m
382
382
763
Draagkracht man € p/m
382
382
763
vrouw
Draagkracht verdeeld naar rato van behoefte € p/m
361
361
722
Draagkracht vrouw per kind € p/m
361
361
722
Draagkracht vrouw € p/m
361
361
722
Gezamenlijke draagkracht onderhoudsplichtige(n) per kind € p/m
743
743
1.485
Bijdrage kosten kinderen
Aandeel man
€ p/m
334
334
668
Af: zorgkorting
€ p/m
- 228
- 228
- 456
Ten laste van man na aftrek zorgkorting
€ p/m
106
106
212
Aandeel vrouw
€ p/m
316
316
632
Af: zorgkorting
€ p/m
- 0
- 0
- 0
Ten laste van vrouw na aftrek zorgkorting
€ p/m
316
316
632