Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de door de rechtbank Midden-Nederland vastgestelde bedragen voor de kinderalimentatie. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft verweer gevoerd en is ook met een voorwaardelijke grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De procedure in eerste aanleg is gestart met een beschikking van de rechtbank op 13 december 2022, waarin de man en de vrouw gezamenlijk het gezag over hun twee minderjarige kinderen is toegewezen. De rechtbank heeft de kinderalimentatie aangehouden, maar in een latere beschikking op 23 mei 2023 zijn bedragen vastgesteld die de man aan de vrouw moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
In het hoger beroep heeft de vrouw de bedragen die door de rechtbank zijn vastgesteld betwist en verzocht om een hogere bijdrage. Het hof heeft de financiële situatie van beide partijen beoordeeld, inclusief hun draagkracht. De vrouw heeft gesteld dat haar draagkracht onjuist is berekend, terwijl de man heeft betoogd dat hij zijn inkomen tijdelijk heeft verhoogd. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat haar draagkracht lager is dan door de rechtbank is vastgesteld. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor wat betreft de kinderalimentatie vanaf 1 maart 2023 en bepaald dat de man een lager bedrag per kind per maand moet betalen voor de periode van 1 maart 2023 tot en met 31 oktober 2023. Voor de periode daarna blijft de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van kracht. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en de betrokken kinderen.