ECLI:NL:GHARL:2024:7194

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
21-000604-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en bedreiging met gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging, met een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van drie jaren. De zaak betreft huiselijk geweld waarbij de verdachte zijn ex-partner, aangeduid als [benadeelde 1], meermalen heeft mishandeld en zijn ex-partner [benadeelde 2] heeft bedreigd. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en een andere strafoplegging gedaan. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster, [benadeelde 1], als voldoende geacht, ondanks de verdediging die stelde dat haar verklaringen niet betrouwbaar waren. Het hof heeft ook een contactverbod opgelegd met betrekking tot de aangeefsters en heeft de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 1] tot € 1.000,- toegewezen. De vordering van [benadeelde 2] is niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte is ook veroordeeld tot de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 90 dagen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000604-24
Uitspraak d.d.: 13 november 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-234062-23 en 18-208614-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-188253-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis:
- met aanvulling van het bewijs met de brieven van verdachte aan aangeefster en de uitkomsten van het buurtonderzoek;
- oplegging van een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de rechtbank;
- oplegging van de maatregel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
- toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot
€ 250,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot € 4.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en
- toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 90 dagen.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. W.E.R. Geurts en de advocate van de benadeelde partij, mr. A. Elzinga, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank veroordeeld wegens mishandeling, meermalen gepleegd, en bedreiging tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Verder heeft de rechtbank op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen beslist. Ook heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-234062-23
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2022 tot en met 3 september 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, [benadeelde 1] heeft mishandeld door
- die [benadeelde 1] meerdere malen en/of op meerdere tijdstippen tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 te [plaats 1] ) een tuinstoel, althans een (hard) voorwerp, tegen die [benadeelde 1] aan te gooien en/of die [benadeelde 1] tegen de grond te duwen en/of vervolgens, toen die [benadeelde 1] op de grond lag, die [benadeelde 1] vast te pakken en haar over de (scherpe) grindtegels en/of de grond te sleuren en/of mee te trekken en/of
- ( in of omstreeks de periode van 1 augustus 2023 tot en met 2 september 2023 te [plaats 1] ) meerdere malen (met kracht) tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( op of omstreeks 3 september 2023 te [plaats 1] ) die [benadeelde 1] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of met touwen de armen en/of benen van die [benadeelde 1] vast te binden;
zaak met parketnummer 18-208614-23
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te [plaats 1] [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ik schoot nog naar jou, pam pam uit het raam, een kogel voor jou man", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of met zijn hand en/of zijn vingers een schietbeweging te maken in de richting van die [benadeelde 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs in de zaak met parketnummer 18-234062-23
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen wegens het meermalen mishandelen van zijn ex-vriendin [benadeelde 1] .
Door en namens verdachte is ter zitting in hoger beroep vrijspraak van de ten laste gelegde mishandelingen bepleit. Verdachte erkent dat sprake is geweest van ruzies, maar niet van mishandeling. Aangevoerd is dat de verklaringen van aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn en dat deze verklaringen daarom niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Aangeefster verklaart tegenstrijdig en niet conform de waarheid. Zij is door haar ouders gedwongen tot het doen van aangifte, onder de dreiging dat aangeefster anders haar dochtertje kwijtraakt. Ook is van belang dat aangeefster steeds contact blijft zoeken met verdachte. Uit de (opgenomen en uitgewerkte) gesprekken kan niet worden afgeleid dat aangeefster bang voor verdachte is of dat verdachte haar onder druk zet.
Verder zijn de verklaringen van de ouders van aangeefster onvoldoende betrouwbaar, gelet op hun grote betrokkenheid rondom het doen van aangifte en de aanwezigheid van haar vader tijdens het opnemen van de aangifte. Bovendien hebben de ouders zelf geen eigen waarnemingen van de vermeende mishandelingen gedaan.
De verklaringen van aangeefster vinden onvoldoende steun in het dossier. Het bij aangeefster geconstateerde letsel is het gevolg van de ruwe (vrijwillige) seks en het scooterongeval waarover verdachte heeft verklaard. De ‘tik’, waarover verdachte in een telefoongesprek spreekt, moet hooguit worden geïnterpreteerd als wat geduw over en weer. Tot slot kan het proces-verbaal met de verklaringen van de anonieme getuige(n) naar aanleiding van het buurtonderzoek niet voor het bewijs worden gebruikt, nu de verdediging niet in de gelegenheid is geweest hen te horen.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Evenals de rechtbank acht het hof de aangifte van [benadeelde 1] betrouwbaar. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan haar verklaring. De verklaring van aangeefster is authentiek en gedetailleerd. Zij beschrijft steeds specifiek de aanleiding van de geweldsincidenten. De aangifte is ook genuanceerd nu aangeefster haar verwijten naar verdachte niet lijkt te overdrijven op onderdelen waar dat mogelijk zou zijn en aangeefster het ook zegt als zij zich geen specifieke details over een voorval herinnert. Bovendien heeft aangeefster tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris op 17 januari 2024 bevestigd dat zij blijft bij haar verklaring zoals zij die bij de politie heeft afgelegd.
Dat aangeefster na de aanhouding van verdachte contact met hem heeft gehouden, zelfs daartoe het initiatief heeft genomen, doet aan dit oordeel niet af. Over dit contact en over de berichten die zij in die periode aan verdachte heeft verzonden heeft aangeefster verklaard dat zij, hoe tegenstrijdig ook, nog steeds van verdachte hield. Over de e-mail die aangeefster aan een advocaat (mr. Wiersema) heeft verzonden en waarin zij schrijft door haar ouders te zijn gedwongen tot het doen van aangifte, heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat zij dit op verzoek van verdachte heeft gedaan, om te kijken of hij daardoor vrij zou kunnen komen. De opmerking van aangeefster, dat verdachte haar hier al vaak over had gebeld, vindt steun in het dossier. Uit de transcriptie van een op 9 oktober 2023 tussen aangeefster en verdachte vanuit de penitentiaire inrichting gevoerd telefoongesprek, volgt dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd: ‘Zeg dat het anders is en dat je dit moest doen onder dwang of wat.’
Het hof acht de verklaringen van aangeefster over de spagaat waarin zij zat authentiek. Het is het hof ambtshalve bekend dat bij zaken waarbij sprake is van huiselijk geweld het regelmatig voorkomt dat een aangeefster een ambivalente houding heeft ten opzichte van (het gedrag van) een verdachte respectievelijk geen afstand van de verdachte neemt als gevolg van patronen zoals onderdrukking en controle in de relatie. Aangeefster heeft ook over een dergelijke context verklaard, te weten onder meer dat verdachte haar wilde isoleren en dat ze van verdachte geen contact meer met haar ouders en de vader van haar dochtertje mocht hebben.
Dat er geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn die kunnen staven dat er andere incidenten tussen de verdachte en de aangeefster hebben plaatsgevonden, terwijl aangeefster heeft verklaard dat dergelijke incidenten wel hebben plaatsgevonden, beschouwt het hof niet als indicatie dat haar verklaringen over de tenlastegelegde geweldsdelicten onbetrouwbaar zijn, omdat dit niet betekent dat deze andere incidenten niet hebben plaatsgevonden.
Het hof ziet evenmin aanleiding tot twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de ouders van aangeefster. Uit het dossier leidt het hof af dat aangeefster betrokken ouders heeft die, nadat aangeefster durfde toe te geven door verdachte te worden mishandeld, wilden dat de waarheid aan het licht zou komen en die hun dochter wilden beschermen tegen de verdachte. Uit hun betrokkenheid, of uit het gegeven dat aangeefsters vader mogelijk (op enig moment) aanwezig is geweest tijdens het opnemen van de aangifte, kan niet worden afgeleid dat de verklaringen van de ouders niet betrouwbaar zouden zijn of dat zij hun verklaringen hebben afgestemd op wat aangeefster heeft verklaard. Zij hebben uit eigen waarneming verklaard, onder meer ten aanzien van het door hen waargenomen letsel bij aangeefster.
Voor zover verdachte stelt dat de verklaring van aangeefster leugenachtig is, omdat zij die enkel heeft afgelegd om haar kind terug te krijgen van haar ouders, passeert het hof dit verweer. Uit de uitgewerkte telefoongesprekken die verdachte vanuit de penitentiaire inrichting met aangeefster had (met name de gesprekken die gevoerd zijn op 8 oktober 2023), blijkt dat aangeefster volhoudt dat verdachte niet onschuldig vast zit, dat zij niet voor hem gaat liegen als zij moet getuigen en dat zij aan verdachte zegt dat hij weet dat het geen onzin is wat er in de verklaringen staat. Het is verdachte zelf die steeds aangeeft dat aangeefster aangifte van haar ouders moet doen en niet aangeefster. Zelfs in het directe contact tussen aangeefster en verdachte, waarvan haar ouders geen deel uitmaken, blijft zij bij haar aangifte. Het hof acht het dan ook onaannemelijk dat zij haar aangifte verzonnen heeft in opdracht van haar ouders, enkel om haar dochter terug te krijgen.
Voor wat betreft de aanwezigheid van steunbewijs overweegt het hof overeenkomstig de rechtbank dat de aangifte allereerst op onderdelen steun vindt in de verklaringen van de ouders van aangeefster. Aangeefster verklaart dat zij op de dag vóórdat zij en verdachte naar Spanje gingen, door verdachte is mishandeld, waarbij zij onder meer over scherpe grindtegels is gesleurd. Haar ouders verklaren dat zij op de dag dat aangeefster in Spanje aankwam, letsel hebben waargenomen op haar rug. Haar vader beschrijft daarbij dat het ging om krassen en schuren over een lengte van dertig centimeter en dat goed zichtbaar was dat de wonden vers waren. Daarnaast hebben haar ouders op latere momenten letsel bij aangeefster waargenomen. Haar moeder heeft op 17 augustus 2023 letsel aan haar gezicht gezien en haar vader op 8 september 2023. De doktersdienst in [plaats 2] heeft op 8 september 2023 eveneens letsel bij aangeefster waargenomen, te weten een dikke neusbrug, een dik linker bovenooglid en een verwonding aan de linkerenkel die past bij omsnoering. Tot slot wordt de aangifte ondersteund door de transcriptie van een telefoongesprek waaruit volgt dat verdachte, geconfronteerd met letsel aan het gezicht van aangeefster, antwoordt dat hij één tik heeft gegeven, en dat dit hem spijt.
Gelet op het voorgaande oordeelt het hof dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het hof zal dan ook uitgaan van het door aangeefster geschetste scenario. De door de verdediging geschetste scenario’s, dat het letsel op de rug van aangeefster het gevolg is van ruwe (vrijwillige) seks en dat het hoofdletsel het gevolg is van een scooterongeval, acht het hof ongeloofwaardig.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster meermalen heeft mishandeld, zoals hieronder is bewezen verklaard. Het hof verwerpt de verweren.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-234062-23 en in de zaak met parketnummer 18-208614-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-234062-23
hij in de periode van 24 december 2022 tot en met 3 september 2023 te [plaats 1] [benadeelde 1] heeft mishandeld door
- die [benadeelde 1] meerdere malen en op meerdere tijdstippen tegen het hoofd en gezicht en lichaam te slaan en te stompen en
- ( in de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 te [plaats 1] ) een tuinstoel tegen die [benadeelde 1] aan te gooien en die [benadeelde 1] tegen de grond te duwen en vervolgens, toen die [benadeelde 1] op de grond lag, die [benadeelde 1] vast te pakken en haar over de (scherpe) grindtegels te sleuren en
- ( in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 2 september 2023 te [plaats 1] ) meerdere malen (met kracht) tegen het gezicht en hoofd en lichaam te slaan en te stompen en
- ( op 3 september 2023 te [plaats 1] ) die [benadeelde 1] tegen het hoofd te stompen en met touwen de armen en benen van die [benadeelde 1] vast te binden;
zaak met parketnummer 18-208614-23:
hij op 2 maart 2023 te [plaats 1] [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ik schoot nog naar jou, pam pam uit het raam, een kogel voor jou man", en met zijn hand een schietbeweging te maken in de richting van die [benadeelde 2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-234062-23 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-208614-23 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich van eind december 2022 tot en met begin september 2023, gedurende een periode van acht maanden, schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige partner. In deze periode heeft hij aangeefster meerdere keren op haar lichaam en hoofd gestompt, heeft hij haar over grindtegels gesleurd en heeft hij haar vastgebonden. Aangeefster heeft als gevolg van het handelen van verdachte verschillende letsels bekomen.
Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van aangeefster. De mishandelingen vonden plaats in de woning van aangeefster, waar zij woonde met haar jonge dochtertje. Op deze plek zou aangeefster zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. In een poging een heftige geweldexplosie te verhullen heeft verdachte er bij aangeefster op aangedrongen dat zij zou vertellen dat haar letsel het gevolg was van een scooterongeluk.
Naast de mishandelingen heeft verdachte op 2 maart 2023 de ex-partner van aangeefster, aangever [benadeelde 2] – met wie aangeefster een dochtertje heeft – met de dood bedreigd.
Uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 22 oktober 2024 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer voor bedreiging. Bovendien liep verdachte nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling wegens geweldsdelicten en stond hij onder toezicht van de reclassering. Dit weegt het hof in strafverzwarende zin mee.
Verder volgt uit het reclasseringsadvies van 9 januari 2024 dat de reclassering het risico op recidive als hoog inschat, waarbij zij in haar advies opmerkt dat het geweld in ernst lijkt toe te nemen en dat zij verdere diagnostiek noodzakelijk acht. Vanwege de ontkennende houding van verdachte kan de reclassering op basis van de beschikbare informatie niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn.
Gelet op al het voorgaande kan niet worden volstaan met de oplegging van een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht – alles afwegend – de oplegging van een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. In vergelijking met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht het hof een enigszins lager onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf passend. Het hof heeft daarbij betrokken dat zij – anders dan de rechtbank – voorts een contactverbod oplegt, zoals hierna nader wordt gemotiveerd. Daarnaast acht het hof het aangewezen dat een groter deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd om verdachte te bewegen in de toekomst zich te onthouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht het van belang dat verdachte onder toezicht van de reclassering blijft staan en ambulant behandeld zal worden, zodat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden die eerder zijn opgelegd bij vonnis van 27 december 2022 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (parketnummer 18-188253-22) en later ook bij vonnis in deze zaak door de rechtbank.

Maatregel artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht

De maatregel ex artikel 38v Sr, zoals een contactverbod, kan worden opgelegd als dit strekt tot beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van het – opnieuw – begaan van strafbare feiten, terwijl de rechter er rekening mee moet houden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend naar personen toe zal gedragen.
Het hof is van oordeel dat aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is voldaan. Hierbij acht het hof van belang dat uit het reclasseringsadvies van 9 januari 2024 onder meer volgt dat:
- verdachte een strafblad heeft met een patroon van geweldsdelicten, waarbij de indruk is dat het geweld in ernst aan het toenemen is;
- dat sprake is van gedragsproblemen, middelenproblematiek, dakloosheid, relatieproblemen en een negatief sociaal netwerk;
- dat in het verleden persoonlijkheidsproblematiek is vastgesteld, en
- dat er vanuit het Zorg- en Veiligheidshuis zorgen zijn over de ontwikkelingen binnen de relatie tussen verdachte en aangeefster; zij menen dat bescherming van aangeefster en haar dochter noodzakelijk is.
Uit de OXREC, het risicotaxatie-instrument dat door de reclassering wordt gebruikt om het recidiverisico in te schatten, blijkt dat de verdachte tot de normgroep behoort met een gemiddeld tot hoog algemeen recidiverisico en een hoog risico op geweldsrecidive. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de verdachte al vanaf jonge leeftijd in beeld komt voor geweldsdelicten. Vanwege de ontkennende houding kan de reclassering geen inschatting maken. Wel merkt de reclassering op dat op basis van het delictverleden en bij bewezenverklaring zij de kans op nieuw gewelddadig gedrag aanwezig achten.
Op basis van de B-SAFER, een risicotaxatie-instrument gericht op een inschatting van de kans op herhaling van relationeel geweld, is het risico zowel op korte als op lange termijn,
uitgaande van het strafblad en de verdenkingen, hoog te noemen. Daarbij weegt mee dat verdachte eerder in beeld is gekomen voor huiselijk geweld en bovendien veroordeeld is voor andere vormen van geweld.
De reclassering geeft in overweging een contactverbod met aangeefster op te leggen.
Het hof constateert bovendien dat steeds opnieuw, ook gedurende de procedure in hoger beroep, sprake is van contact tussen aangeefster en verdachte.
Gelet op het voorgaande en de aard van de bewezenverklaarde feiten legt het hof, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, een maatregel op voor de duur van drie jaren strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contactverbod met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Het hof beveelt dat verdachte zich dient te onthouden van elk (direct of indirect) contact met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Voor iedere keer dat verdachte niet aan deze opgelegde maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen worden toegepast, waarbij de totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt. Ten overvloede merkt het hof op dat dit contactverbod ook geldt als aangeefster het initiatief tot contact neemt.
Het hof beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er, gezien hetgeen hiervoor is overwogen ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , die als vader van het dochtertje van [benadeelde 1] nauw bij haar betrokken is en in die context zelf ook slachtoffer is geworden van het gedrag van verdachte. Dat verdachte voornemens is zich na detentie elders te vestigen doet hieraan niets af.
Het hof zal, anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, geen locatieverbod opleggen, nu het hof niet bekend is met het huidige adres van aangeefster en het overigens ook niet wenselijk acht dat verdachte daarvan op de hoogte raakt door de oplegging van een locatieverbod. Het hof gaat ervan uit dat het contactverbod volstaat, nu dat ook inhoudt dat verdachte geen contact met aangeefster mag zoeken in of bij haar woning.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-234062-23 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht de schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 voldoende onderbouwd. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 425,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Door de benadeelde partij is onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een rechtsgrond op basis waarvan immateriële schade kan worden toegewezen. Het aanhouden van de behandeling van de strafzaak om de benadeelde daarvoor alsnog de gelegenheid te geven, levert naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Noord-Nederland van 27 december 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen, parketnummer 18-188253-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een (soortgelijk) strafbaar feit heeft schuldig gemaakt gedurende vrijwel de gehele toen lopende proeftijd. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-234062-23 en in de zaak met parketnummer 18-208614-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-234062-23 en in de zaak met parketnummer 18-208614-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd:
  • dat veroordeelde zich na uitnodiging meldt bij [reclassering] op de door de reclassering aangegeven datum, tijdstip en locatie. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig acht. Dit kunnen ook huisbezoeken inhouden. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering worden gegeven;
  • dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen door de [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan bloed- en/of urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] (geboren [geboortedatum 1] 1995) en [benadeelde 2] (geboren [geboortedatum 2] 1990). Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-234062-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-234062-23 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 3 september 2023.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 december 2022, parketnummer 18-188253-22, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
De voorlopige hechtenis
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis
met ingang van heden.
Aldus gewezen door
mr. J.A.M. Kwakman, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 13 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.