In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2024 de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 6 mei 2024 bekrachtigd. De zaak betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2022, tussen de ouders, de moeder en de vader. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt om een andere regeling voor de zorg- en opvoedingstaken, omdat zij van mening is dat de huidige regeling niet in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige] is. De vader en de gecertificeerde instelling (GI) zijn van mening dat de huidige regeling, waarbij de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader is, het beste is voor het kind.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende opvoedvaardigheden heeft om een co-ouderschapsregeling of een ruimere contactregeling te rechtvaardigen. De moeder heeft begeleiding nodig en er zijn zorgen over haar emotionele stabiliteit en de hygiëne in haar woning. De GI heeft aangegeven dat de huidige regeling, die al enige uitbreiding heeft ondergaan, voorlopig de beste optie is voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten betaalt.