In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om de bewindvoerder te ontslaan en de vader als nieuwe bewindvoerder te benoemen. De verzoekers, bestaande uit de vader, de moeder en [verzoeker1], hebben in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 februari 2024 aangevochten. De kantonrechter had het verzoek om de bewindvoerder te ontslaan afgewezen, en het hof heeft deze beslissing nu bekrachtigd.
De achtergrond van de zaak betreft de rechthebbende, die door een ongeval ernstig gewond is geraakt en niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. De vader was eerder benoemd als bewindvoerder, maar is in maart 2022 ontslagen en vervangen door [de bewindvoerder]. De verzoekers hebben aangevoerd dat de huidige bewindvoerder zijn taken niet naar behoren uitvoert en dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verzoekers hun stellingen niet voldoende hebben onderbouwd en dat er geen gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekers geen contact hebben gezocht met de bewindvoerder om samen te werken en dat zij de handreiking van de bewindvoerder om van hem te leren niet hebben opgepakt. De verzoekers hebben ook erkend dat een eerder verwijt over de beloning van de bewindvoerder onjuist was. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de bestreden beschikking te bekrachtigen, zonder de verzoekers in de kosten van de procedure te veroordelen, gezien het familierechtelijke karakter van de zaak.