ECLI:NL:GHARL:2024:7145

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
200.342.906
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing en wijziging zorgregeling in ouderschapsplan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats1] en de wijziging van de zorgregeling. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W. Kok, verzocht het hof om toestemming voor de verhuizing en wijziging van de zorgregeling, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. C.L. van Olst, zich hiertegen verzette. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over hun kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], en zijn in een ouderschapsplan overeengekomen dat de kinderen bij de moeder hun hoofdverblijfplaats hebben. De vader heeft een actieve rol in het leven van de kinderen en de zorgregeling is zodanig dat de kinderen regelmatig contact hebben met beide ouders.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep besproken, waarbij de moeder drie grieven naar voren heeft gebracht tegen de afwijzing van haar verzoeken door de rechtbank Gelderland. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken. Het hof heeft de belangen van de kinderen als hoogste prioriteit gesteld en geconcludeerd dat de verhuizing niet in hun belang is. De moeder heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de noodzaak van de verhuizing onderbouwen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de verzoeken van de moeder zijn afgewezen en de zorgregeling ongewijzigd blijft. De ouders zijn geadviseerd om een ouderschapstraject te volgen om beter samen te kunnen werken in de opvoeding van hun kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.342.906
(zaaknummer rechtbank Gelderland 433334)
beschikking van 21 november2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W. Kok,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.L. van Olst.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 juni 2024;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep, met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep en
  • een journaalbericht van mr. Van Olst van 7 oktober 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 oktober 2024 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2018, en
  • [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2021,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
In het ouderschapsplan van 30 augustus 2023 zijn de ouders overeengekomen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat de ouders bij een voorgenomen verhuizing vooraf met elkaar in overleg treden.
Verder zijn zij een zorgregeling overeengekomen waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
  • wekelijks van woensdag 18.00 uur tot vrijdagavond, en
  • iedere vierde week van woensdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
De kinderen verblijven in de zomervakantie de eerste twee weken bij de vader, daarna drie weken bij de moeder en tot slot een week bij de vader.
In de kerstvakantie in het even jaar verblijven de kinderen de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren andersom.
In de overige vakanties loopt het omgangsschema door. In overleg kunnen andere afspraken worden gemaakt.
Feestdagen en de verjaardagen van de kinderen en ouders regelen de ouders in onderling overleg.
Indien specifieke zwaarwegende omstandigheden dit vragen kan de zorgregeling in de toekomst worden aangepast.

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders hebben een geschil over de vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats1] en over de inschrijving van [de minderjarige1] op de basisschool [naam1] in [plaats1] . Ook is de zorgregeling tussen de vader en de kinderen in geschil.
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de moeder en de verzoeken van de vader afgewezen.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing en tot inschrijving van [de minderjarige1] op een basisschool in [plaats1] en tot wijziging van de zorgregeling.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
  • haar alsnog vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats1] ;
  • haar vervangende toestemming te verlenen voor het inschrijven van [de minderjarige1] op de basisschool [naam1] in [plaats1] ;
  • de zorgregeling, zoals vastgesteld in het ouderschapsplan van 30 augustus 2023, te wijzigen en te bepalen dat de kinderen afwisselend twee weekenden achtereen van vrijdag 14.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven, daarna een weekeinde bij de moeder, et cetera.
4.3
De vader is op zijn beurt met een grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de afwijzing van de wijziging van de zorgregeling en het voorwaardelijk verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats.
De vader vraagt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek althans het verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, voor zover daartegen niet in incidenteel beroep wordt opgekomen en de beschikking voor het overige te vernietigen. Verder verzoekt de vader het hof te bepalen dat:
1.
primair: wanneer de moeder toch verhuist (het hof begrijpt: terwijl zij daarvoor geen toestemming krijgt), het hoofdverblijf van de kinderen voortaan bij de vader zal zijn;
subsidiair: wanneer de moeder toch verhuist met de kinderen (het hof begrijpt: terwijl zij daarvoor geen toestemming krijgt), zij wordt bevolen per omgaande terug te verhuizen met de kinderen naar de gemeente [de gemeente] , bij gebreke waarvan de moeder wordt veroordeeld om aan de vader een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet hieraan voldoet, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt,
2. de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de kinderen voortaan bij de vader zullen verblijven:
  • iedere week van woensdag 18.00 uur tot vrijdagavond na het kickboksen (20.00 uur);
  • in de even weken aansluitend in het weekend tot zondag 18.00 uur;
  • in de zomervakantie de eerste drie weken bij vader en de tweede drie weken bij de moeder;
waarbij de overige bepalingen uit het door partijen getekende ouderschapsplan
betreffende de zorgregeling in stand blijven, althans te bepalen wat het hof juist acht.
4.4
De moeder voert verweer en zij vraagt het incidenteel beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking op dat onderdeel (uitbreiding zorgregeling) te bekrachtigen.
4.5
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Verzoeken moeder tot vervangende toestemming verhuizing (en in dat geval: inschrijving basisschool en wijziging zorgregeling)
5.1
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn of haar hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
Het hof is met de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is dat zij met de moeder verhuizen naar [plaats1] . Ter aanvulling overweegt het hof dat de moeder in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd die voor het hof aanleiding zijn om anders te oordelen. De kinderen hebben een stabiel leven in de nabijheid van de vader en de vader heeft een grote rol in hun leven. Zoals de raad op de mondelinge behandeling heeft gezegd hebben de ouders bij de scheiding – het ouderschapsplan dateert van 30 augustus 2023 – afgesproken hoe zij hun ouderschap en de zorgregeling zouden gaan verdelen. Voor de vader is dat – net als voor de moeder – een rol als verzorgende ouder op de doordeweekse dagen en in de weekenden. Het is belangrijk dat de vader die rol kan voortzetten, zoals hij dat zelf ook wil, en dat daarmee de manier van hechting wordt behouden die de ouders tot nu toe als basis voor hun kinderen hebben gelegd. Als het contact tussen de kinderen en de vader op een andere manier zal worden vormgegeven, zoals het geval zal zijn bij de door de moeder gewenste verhuizing, bestaat volgens de raad het risico dat de kinderen deze mate van hechting gaan verliezen. Dat is niet in het belang van de kinderen, temeer daar zij nu nog in de ‘basisschool-leeftijd’ zijn.
Het argument dat de moeder in hoger beroep aanvoert, dat haar partner gaat participeren in de camping en daardoor geen woning en/of andere baan kan zoeken in [woonplaats1] , maakt dit niet anders. De moeder heeft de situatie zelf gecreëerd en zij is naar het oordeel van het hof ook in staat om deze situatie op te lossen. Dit betekent, met andere woorden, dat het hof net als de rechtbank van oordeel is dat de moeder de noodzaak van de verhuizing niet heeft aangetoond.
5.6
Ten slotte overweegt het hof dat het voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] belangrijk is dat zij een band kunnen opbouwen met hun halfzus [naam2] (van vaderskant). Ook is het in hun belang dat zij een band kunnen gaan opbouwen met het nieuwe kindje van de moeder en haar partner. De moeder zal dit moeten faciliteren.
5.7
Gelet op het vorenstaande komt het hof niet toe aan de met de vervangende toestemming tot verhuizing samenhangende verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] in te schrijven op een basisschool in [plaats1] en om de zorgregeling te wijzigen.
Verzoeken vader tot wijziging zorgregeling en hoofdverblijfplaats en bevel tot terugverhuizing
5.8
Op grond van artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing over de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.9
Het hof is net als de rechtbank en op dezelfde gronden die het hof overneemt en tot de zijne maakt van oordeel dat geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden sinds het overeengekomen ouderschapsplan – pas ruim een jaar geleden – die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigt. Ook in hoger beroep heeft de raad geadviseerd dat de ouders een ouderschapstraject gaan volgen, zodat zij de nog (vele) komende jaren in gezamenlijk overleg allerlei zaken aangaande [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kunnen bespreken en daarover gezamenlijk beslissingen kunnen nemen. De ouders zouden zich hiervoor kunnen wenden tot het wijkteam. Het hof sluit zich aan bij dit advies van de raad.
5.1
Aan het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen wanneer de moeder, ondanks afwijzing van de vervangende toestemming, toch verhuist, komt het hof niet toe. De moeder heeft namelijk op de mondelinge behandeling van het hof toegezegd niet te zullen verhuizen indien zij hiertoe geen vervangende toestemming krijgt.
In het verlengde hiervan heeft de vader geen belang bij zijn subsidiaire verzoek tot het – op straffe van een dwangsom – opleggen van een bevel dat de moeder moet terugverhuizen wanneer zij toch verhuist.

6.De slotsom

Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 mei 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.B. de Groot en K. Hermsen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 21 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.