ECLI:NL:GHARL:2024:7143

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
200.342.138
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ouderlijk gezag bij ernstige communicatieproblemen tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2024 de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland vernietigd, waarbij de vader op zijn verzoek naast de moeder was belast met het ouderlijk gezag over hun kinderen. Het hof oordeelde dat er tussen de ouders ernstige communicatieproblemen bestaan, waardoor gezamenlijk gezag niet mogelijk is. De moeder heeft aangegeven dat er sprake is van een turbulent verleden met huiselijk geweld en stalking door de vader, wat heeft geleid tot trauma's bij haar en de kinderen. De vader ontkent deze beschuldigingen en stelt dat hij betrokken wil zijn bij het leven van de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad voor de kinderbescherming geadviseerd om het verzoek van de vader af te wijzen, omdat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk gezag uit te oefenen. Het hof concludeert dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat er geen basis is voor gezamenlijk gezag. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.342.138/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 571763)
beschikking van 21 november 2024
inzake
[verzoekster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.P. Kapteijn,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats1] ,
verweerder,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Wouters.
Als belanghebbende is ook aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, tevens houdende een schorsingsverzoek, met bijlagen, ingekomen op
6 juni 2024;
- het verweerschrift van de vader in de hoofdzaak met een bijlage;
- het journaalbericht van de moeder van 19 augustus 2024 met bijlagen.
2.2
De minderjarigen hebben bij hun brieven, binnengekomen op 21 oktober 2024, aan het hof hun mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft op 24 oktober 2024 in Zwolle plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad en zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 in [plaats1] , die beiden bij de moeder wonen. De vader heeft de kinderen erkend.
3.2
Bij beschikking van 20 augustus 2020 heeft de rechtbank Zeeland West-Brabant het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over de kinderen afgewezen .
3.3
Bij beschikking van 19 juli 2023 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de kinderen tot 6 juli 2024 onder toezicht gesteld van de GI.
De termijn van deze ondertoezichtstelling is daarna verlengd tot 10 november 2024. Op de dag van deze uitspraak is bij het hof een nadere verlenging nog niet bekend.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank de vader samen met de moeder belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen (het hof begrijpt:) en het verzoek van de vader om hem samen met haar met het gezag over de kinderen te belasten alsnog af te wijzen.
4.3
De vader heeft verweer gevoerd. Hij verzoekt het hof om de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dat verzoek af te wijzen, kosten rechtens.
4.4
Bij beschikking van 6 augustus 2024 heeft dit hof het verzoek van de moeder tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking toegewezen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt
afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat de vader samen met haar met het ouderlijk gezag wordt belast. Volgens de moeder hebben de ouders een turbulent verleden met huiselijk geweld en stalking van de vader richting haar. De moeder en ook de kinderen, die van een en ander getuige zijn geweest, hebben voor de daardoor opgelopen trauma’s behandeling ondergaan. Nu de moeder met de kinderen vorig jaar is verhuisd - waarbij de vader zich zelfs op de dag van de verhuizing ophield bij de oude woning - en hun nieuwe adres voor de vader onbekend is, ervaren zij rust en gaat het weer beter met hen. Door het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten, voelt de moeder weer onrust en spanning. Zij vreest dat de vader bij gezamenlijk gezag mogelijk weer haar nieuwe adres en dat van de school van de kinderen zal vernemen, waarna hij hen weer zal lastigvallen. De moeder heeft zich weer onder behandeling moeten laten stellen van een psycholoog.
De moeder stuurt regelmatig – via de gezinsvoogd – informatie en foto’s over de kinderen naar de vader en zij zal dat ook blijven doen. De moeder ziet echter geen mogelijkheid om te overleggen met de vader over te nemen gezagsbeslissingen. Gezamenlijk gezag is bovendien niet in het belang van de kinderen, die daarbij volgens haar klem of verloren zullen raken.
5.3
De vader ontkent dat hij zich ooit schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld of stalking richting de moeder. Na hun uiteengaan bleef de verstandhouding tussen hen lange tijd prima, maar volgens hem is daarin verandering gekomen toen er discussie ontstond over de alimentatie. Hij erkent dat hij bij de vorige woning van de moeder heeft gestaan op de dag van haar verhuizing, maar hij ontkent dat hij toen de woning is ingegaan of dat hij daar agressief of gewelddadig is geweest. Hij heeft zijn problematiek onder ogen gezien en heeft psychologische behandeling ondergaan en hij heeft ook nog steeds hulp van een maatschappelijk werker. Hij wil het gezamenlijk gezag niet om contact met de moeder te krijgen, maar wel omdat hij betrokken wil zijn bij het leven van de kinderen en om contact te hebben met hun leerkrachten. Het is ook niet zijn bedoeling om het adres van de moeder te weten of om fysiek de school van de kinderen te bezoeken. Hij is bereid om als gezaghebbende ouder op voorhand toestemming te geven voor gezagsbeslissingen.
5.4
Tijdens de zitting bij het hof heeft de raad geadviseerd om het verzoek van de vader om hem mede met het gezag over de kinderen te belasten, af te wijzen. Volgens de raad zijn de ouders niet in staat om gezamenlijk gezag uit te oefenen, omdat daarvoor de basis, de mogelijkheid om in ieder geval op enige wijze met elkaar over de kinderen te kunnen communiceren, ontbreekt.
5.5
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk gezag hebben over hun kind(eren). Gezamenlijk gezag vereist wel dat de ouders in staat zijn om beslissingen van enig belang over het kind gezamenlijk te nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan een van de ouders moet worden toegekend.
De moeder heeft gesteld dat zij door het huiselijk geweld ernstig getraumatiseerd is geraakt. In de door de moeder overgelegde stukken is te lezen dat de moeder langdurig traumatherapie (systeemtherapie, EMDR, schematherapie en Competitive Memory Training) heeft gevolgd bij [naam1] en dat gedurende de relatie met de vader sprake was van economisch misbruik, dwang en bedreiging, intimidatie, emotioneel misbruik en isolatie. Het hof vindt de ontkenning van de vader dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld, tegenover de door de moeder overgelegde verklaringen van haar huisarts en therapeuten en diverse zorgmeldingen, niet geloofwaardig. Die ontkenning wordt bovendien door de vader zelf ontkracht. Ten eerste door zijn verklaring in zijn verweerschrift in hoger beroep dat hij zijn problematiek onder ogen heeft gezien en behandeling heeft ondergaan. Ten tweede door de door hem overgelegde verklaring van zijn behandelaar waarin als reden van aanmelding staat dat cliënt is aangemeld door de huisarts na eerdere behandeling bij forensische zorg, en dat ten tijde van de aanmelding de relatie met zijn ex reeds is gestopt en cliënt wil werken aan zichzelf in verband met eerder huiselijk geweld. Wat er ook van zij: zelfs indien de verklaringen van de moeder niet zouden kloppen, wat het hof als gezegd niet aannemelijk acht, dan is in ieder geval voldoende duidelijk geworden dat er op dit moment geen enkele communicatie en overleg plaatsvindt tussen de ouders over de kinderen. Er is geen enkele samenwerking tussen de ouders mogelijk.
5.6
Het hof is van oordeel dat de bestaande (communicatie)problemen tussen de ouders,
die voor het hof ook zichtbaar en voelbaar waren tijdens de zitting en wat de oorzaak van die problemen ook is, zodanig zijn dat die in de weg staan aan de uitoefening van het gezag door beide ouders. Er is geen enkele basis om uitvoering te geven aan gezamenlijk gezag. Wanneer de ouders gezamenlijk belast zouden worden met het gezag over de kinderen bestaat er een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Het hof verwacht niet dat die situatie binnen afzienbare tijd zal veranderen.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de onder a. genoemde grond van artikel 1:253c BW. Het hof is dan ook, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het verzoek van de vader om hem mede met het gezag over de kinderen te belasten, dient te worden afgewezen. De bestreden beschikking zal worden vernietigd.
5.7
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu de vader en de moeder een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure over hun kinderen gaat.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
21 mei 2024 en opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 in [plaats1] ;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en M.A.F. Veenstra, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 21 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.