In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De moeder, die de Indonesische nationaliteit heeft, verzocht om schorsing van de contactregeling tussen de vader en hun minderjarige kind, [de minderjarige1]. De vader, die in hechtenis zit, heeft een straf opgelegd gekregen voor het bezit en vervaardigen van kinderporno. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader en [de minderjarige1] één keer per vier weken contact mochten hebben onder begeleiding van de gecertificeerde instelling (GI). Het hof oordeelde dat de rechtbank een gemotiveerde beslissing had genomen over de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking en dat de moeder niet had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek tot schorsing afgewezen. Daarnaast verklaarde het hof de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek om een voorlopige voorziening, omdat dit verzoek afhankelijk was van de schorsing die niet werd toegewezen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de belangenafweging en de noodzaak om de contactmomenten tussen de vader en het kind zo snel mogelijk te laten plaatsvinden.