ECLI:NL:GHARL:2024:7054

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
200.347.127
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens inlichtingenplicht schending

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp) van de appellant tussentijds is beëindigd. De appellant, die kampt met een langdurige drugsverslaving, was in september 2022 toegelaten tot de wsnp. De bewindvoerder had op 14 oktober 2024 verzocht om tussentijdse beëindiging van de wsnp, omdat de appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet te informeren over zijn terugval in drugsgebruik en zijn ziekmelding bij de gemeente Enschede. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant tekort is geschoten in zijn verplichtingen en dat deze tekortkomingen hem zijn toe te rekenen, ondanks zijn psychische problematiek. Het hof heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat hij zijn situatie inmiddels onder controle had, niet overtuigend geacht. De appellant had niet alleen zijn inlichtingenplicht geschonden, maar ook zijn medewerkingsplicht aan de wsnp. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende vertrouwen is in de voortzetting van de wsnp en heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.347.127
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo C 08/22/127 R
arrest van 19 november 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats]
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna: [appellant]
advocaat: mr. M.L. Wijlens

1.De procedure bij de rechtbank

1.1.
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank), van 5 september 2022 is [appellant] tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: wsnp) toegelaten. Hierbij is [naam1] benoemd tot bewindvoerder (hierna: de bewindvoerder).
1.2.
Bij vonnis van de rechtbank van 14 oktober 2024 is, op verzoek van de bewindvoerder, de toepassing van de wsnp van [appellant] tussentijds beëindigd en bepaald dat [appellant] in staat van faillissement zal komen te verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Bij op 21 oktober 2024 bij het hof binnengekomen beroepschrift heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 14 oktober 2024. Hij heeft het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en te bepalen dat de toepassing van de wsnp ten aanzien van hem wordt voortgezet, eventueel met een verlenging van de looptijd daarvan.
2.2.
Het hof heeft kennisgenomen van:
- het beroepschrift met producties;
- de brief van de bewindvoerder van 4 november 2024 met bijlagen;
- de brief van [naam2] (hierna: de beschermingsbewindvoerder) van 4 november 2024;
- het e-mailbericht namens mr. Wijlens van 8 november 2024 met bijlagen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2024. Hierbij is [appellant] verschenen, bijgestaan door mr. A. Hoekman. Verder is de bewindvoerder verschenen (door middel van Microsoft Teams-verbinding). Tot slot waren de moeder van [appellant] en haar partner aanwezig.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
De feiten
3.1.
Mede door een langdurige drugsverslaving is de schuldenlast van [appellant] ontstaan. In september 2022 is [appellant] toegelaten tot de wsnp, nadat de rechtbank de beslissing op het wsnp-verzoek eerst een jaar heeft aangehouden vanwege de instabiele situatie waarin [appellant] zich destijds bevond. [appellant] woonde ten tijde van de toelating tot de wsnp bij zijn moeder.
3.2.
Per 1 november 2022 is [appellant] in dienst getreden bij gemeente Enschede, DCW, op basis van een contract van 32 uur per week. In juli 2023 is [appellant] verhuisd naar een beschermd wonen locatie van Tactus, waar drugsgebruik niet is toegestaan. [appellant] is in augustus 2023 teruggevallen in het middelengebruik, zodat er in augustus 2023 een detoxopname heeft plaatsgevonden. Die opname heeft niet het gewenste resultaat gehad. [appellant] is begin 2024 verhuisd naar een andere locatie van Tactus, waar drugsgebruik wel is toegestaan.
3.3.
[appellant] is in januari 2023 wegens ziekte op zijn werk uitgevallen. Daarna is de re-integratie op en af gegaan. Tussen [appellant] en gemeente Enschede is onder meer afgesproken dat hij vanaf 13 mei 2024 weer gedeeltelijk aan het werk zou gaan. Zijn contract is per 1 juli 2024 verlengd met zes maanden om te bekijken of de situatie verbetert en [appellant] zich aan de gemaakte afspraken houdt. Nadat [appellant] op 7 juni 2024 een laatste waarschuwing heeft gekregen heeft gemeente Enschede aan de bewindvoerder laten weten dat de arbeidsovereenkomst van [appellant] per 1 januari 2025 naar alle waarschijnlijkheid niet wordt verlengd, omdat niet te verwachten is dat hij tot 1 januari 2025 alsnog in staat zal zijn om duurzaam arbeidsvermogen te laten zien.
Het verzoek tot tussentijdse beëindiging en het oordeel van de rechtbank
3.4.
De bewindvoerder heeft in april 2024 van de beschermingsbewindvoerder vernomen dat [appellant] eerder die maand was verhuisd vanwege zijn terugval in het drugsgebruik sinds augustus 2023. Ook werd voor de bewindvoerder pas toen bekend dat [appellant] al sinds januari 2023 bij zijn werkgever was ziekgemeld. [appellant] heeft de bewindvoerder niet geïnformeerd over zijn terugval in drugsgebruik, zijn ziekmelding en de verhuizing. Bovendien heeft [appellant] aangegeven dat hij zijn verslaving (inmiddels) onder controle zou hebben en dat hij weer aan het werk is, terwijl uit de berichtgeving van zijn werkgever anders blijkt. Daarmee heeft [appellant] zijn inlichtingenplicht geschonden, zodat de wsnp volgens de bewindvoerder tussentijds beëindigd moet worden.
3.5.
De rechtbank heeft de wsnp van [appellant] tussentijds beëindigd. Volgens de rechtbank heeft [appellant] zijn inlichtingenplicht geschonden door de bewindvoerder niet te informeren over de terugval in zijn drugsgebruik vanaf augustus 2023 en over zijn ziekmelding bij gemeente Enschede vanaf januari 2023. Daarnaast heeft [appellant] op de zitting bij de rechtbank in strijd met de waarheid verklaard dat hij weer naar zijn werk gaat. Bovendien heeft [appellant] zijn inspanningsplicht geschonden door niet of nauwelijks mee te werken aan zijn re-integratietraject.
Het standpunt van [appellant]
3.6.
Volgens [appellant] was hij vanwege zijn psychische problematiek niet in staat zijn bewindvoerder en beschermingsbewindvoerder tijdig te informeren over zijn ziekmelding en zijn terugval in drugsgebruik. Hoewel [appellant] zich realiseert dat hij daarmee is tekortgeschoten, heeft hij zijn situatie inmiddels weer onder controle. Hij is inmiddels al een tijd clean, is voornemens een behandeltraject in te gaan om ervoor te zorgen dat hij clean blijft en hij heeft een persoonlijk begeleider bij Tactus die hem helpt bij het nakomen van zijn verplichtingen uit de wsnp. Hij heeft zijn best gedaan zoveel mogelijk te werken, maar hij is op dit moment arbeidsongeschikt. [appellant] heeft bovendien geen nieuwe schulden laten ontstaan en hij komt zijn afdrachtplicht na, aldus steeds [appellant] .
De beoordeling door het hof
3.7.
Uit vaste rechtspraak volgt dat het niet verstrekken van inlichtingen een reden voor tussentijdse beëindiging van de wsnp kan zijn als dit een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de wsnp ontbreekt. In het kader van de wsnp heeft de schuldenaar een actieve, spontane inlichtingenplicht, bestaande uit het verschaffen van die inlichtingen waarvan de schuldenaar weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de wsnp.
3.8.
Vast staat dat [appellant] is tekortgeschoten in zijn inlichtingenplicht. [appellant] erkent dat hij zijn bewindvoerder ten onrechte niet heeft geïnformeerd over de ziekmelding op zijn werk in januari 2023, de terugval in het drugsgebruik in datzelfde jaar en zijn verhuizing begin 2024. Hoewel het hof aanneemt dat de medische problematiek waarin [appellant] zich bevond (en bevindt) een rol heeft gespeeld in de tekortkoming van [appellant] in zijn inlichtingenplicht, is die tekortkoming hem naar het oordeel van het hof wel toe te rekenen. Nadat aan [appellant] door de rechtbank een jaar de tijd is gegeven om zijn situatie te stabiliseren is hij in september 2022 tot de wsnp toegelaten. Daarmee is aan [appellant] een unieke kans gegeven om aan het einde van de wsnp-periode een schone lei te krijgen ten aanzien van zijn schuldenlast. De bewindvoerder heeft hem bij de start van de wsnp uitgelegd, zo heeft zij op de zitting toegelicht, welke verplichtingen in het kader van de wsnp op hem rusten en hem is verteld dat hij gevraagd en ongevraagd inlichtingen moet verschaffen aan de bewindvoerder. Toen [appellant] vier maanden later ziekgemeld is bij zijn werkgever vanwege psychische problematiek, heeft hij zowel zijn beschermingsbewindvoerder (die in de praktijk de informatie doorgaf aan de bewindvoerder) als de bewindvoerder daarover niet geïnformeerd. Toen hij vervolgens later dat jaar (in ieder geval in augustus 2023, zo blijkt uit het overgelegde zorgplan) een terugval had in zijn drugsgebruik en daarvoor ook een detoxopname heeft ondergaan, heeft hij ook daarover geen van zijn bewindvoerders geïnformeerd. Van de ziekmelding en de terugval in het drugsgebruik bleek voor de bewindvoerder pas in april 2024, toen aan het licht kwam dat [appellant] was verhuisd naar een locatie van Tactus waar drugsgebruik gedoogd wordt. [appellant] heeft daarmee ruim een jaar lang nagelaten gevolg te geven aan zijn inlichtingenplicht, terwijl gelet op de aanloop naar de toelating tot de wsnp en de korte periode daarna waarin [appellant] zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, [appellant] zich, ondanks zijn medische problematiek, bewust had moeten zijn van zijn inlichtingenplicht en daar gevolg aan had moeten geven.
3.9.
[appellant] is er ook na april 2024 niet in geslaagd zijn bewindvoerders naar waarheid in te lichten over het verloop van de re-integratie op zijn werk. Zo gaf [appellant] bij zijn bewindvoerders aan dat hij zijn verslaving onder controle had, terwijl de situatie volgens de berichtgeving van zijn werkgever niet stabiel was. Ook heeft [appellant] op de zitting bij de rechtbank op 16 september 2024 verklaard dat hij sinds mei 2024 weer is begonnen op zijn werk, maar daar blijkt hij vaak afwezig te zijn geweest, zo volgt uit genoemde brief van 7 juni 2024 en ook uit een bericht van 26 september 2024 van zijn werkgever. Op genoemde zitting heeft hij verder verklaard dat hij 24 uur per week werkt (wat niet juist is gezien genoemde berichten van de werkgever) en heeft hij verklaard twee maanden clean te zijn wat betekent dat hij tot medio juli 2024 drugs gebruikte.
3.10.
Omdat gemeente Enschede voornemens is de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2025 niet te verlengen heeft [appellant] vernomen dat hij aanspraak maakt op een transitievergoeding en hij heeft een WIA-uitkering aangevraagd. De bewindvoerder verwijt [appellant] dat hij haar en zijn beschermingsbewindvoerder ook daarover te laat (nadat de uitkering al was aangevraagd) heeft geïnformeerd. [appellant] heeft op de zitting bij het hof gezegd dat hij tijdens een gesprek bij de werkgever ter plekke een WIA-uitkering moest aanvragen en dat hij die papieren daarna naar de beschermingsbewindvoerder heeft gestuurd. Het valt niet na te gaan (de beschermingsbewindvoerder was niet op de zitting) of dit juist is maar feit is wel dat [appellant] deze zaken (transitievergoeding en WIA-uitkering) eigenmachtig heeft geregeld waar hij deze, desnoods ter plekke, met in elk geval één van zijn bewindvoerders moest bespreken. Dit eigenmachtig handelen vormt een nieuwe aanwijzing dat [appellant] (toerekenbaar) niet in staat is tot nakoming van de genoemde inlichtingen- (en medewerkings)plicht die uit de wsnp volgt.
3.11.
Voor de door [appellant] (subsidiair) verzochte verlenging van de looptijd van zijn wsnp bestaat, gelet op de ernst van de hiervoor geconstateerde tekortkomingen in de regeling en het structurele karakter daarvan, onvoldoende aanleiding. Het hof heeft onvoldoende vertrouwen in een voortzetting van de wsnp waarbij [appellant] zijn verplichtingen die voortvloeien uit de wsnp naar behoren zal nakomen. Hoewel het hof ziet dat [appellant] van goede wil is en een voortdurende bereidheid lijkt te hebben om aan zijn problematiek en verslaving te werken, lukt het hem in de situatie waarin hij zich gedurende de looptijd van de wsnp heeft bevonden niet om gevolg te geven aan zijn wsnp-verplichtingen, ook niet met de hulp van zijn beschermingsbewindvoerder en zijn begeleiders in de verslavingszorg. Volgens [appellant] heeft hij inmiddels een vaste persoonlijk begeleider bij Tactus die hem ondersteunt bij de nakoming van zijn verplichtingen uit de wsnp, maar dat daarvan sprake is, blijkt niet uit de door [appellant] overgelegde stukken. Het hof kan daar daarom niet van uitgaan. Daarnaast kwam op de zitting ter sprake dat voor het behandeltraject waarmee [appellant] aan de slag wil gaan om clean te blijven is vereist dat [appellant] clean is. [appellant] moet nog worden aangemeld voor het traject en de urinetests die daarvoor moeten worden uitgevoerd hebben nog niet plaatsgevonden, zodat deelname aan het behandeltraject niet zeker is. Er zijn ook geen andere aanknopingspunten die maken dat het hof voldoende vertrouwen heeft in een verder verloop van de wsnp waarbij de verplichtingen uit de wsnp correct zullen worden nagekomen.
3.12.
Het hoger beroep slaagt niet. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 14 oktober 2024.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, H.L. Wattel en J.G.B. Pikkemaat en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.