ECLI:NL:GHARL:2024:7039

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
200.344.614
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over voorlopige zorgregeling en omgangscontacten tussen ouders

In deze zaak heeft de moeder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, dat op 29 juli 2024 is uitgesproken. Het betreft een spoedappel over de voorlopige zorgregeling voor hun zoon, geboren in 2013. De moeder verzoekt het hof om het bestreden vonnis te vernietigen, terwijl de vader het vonnis wil laten bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2024 waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, gezien de veiligheid van het contact tussen de vader en de minderjarige. De ouders hebben afgesproken dat de vader en de minderjarige voorlopig onder begeleiding contact kunnen hebben, mits er een instantie wordt gevonden die dit kan begeleiden. Het hof heeft besloten om de voorlopige zorgregeling vast te leggen, waarbij de vader contact heeft met de minderjarige gedurende vier uur per week onder begeleiding. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat de ouders hun geschil in onderling overleg hebben opgelost. Het hof vernietigt het eerdere vonnis voor zover het de zorgregeling betreft en legt een nieuwe regeling vast.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.344.614
zaaknummer rechtbank Overijssel 317779
arrest in kort geding van 19 november 2024
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu,
tegen
[verweerder],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie en gedaagde in reconventie,
hierna: de vader,
advocaat: mr. R.W. Hoevers.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, op 29 juli 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Dit vonnis wordt hierna het bestreden vonnis genoemd.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep, tevens memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord en
  • een journaalbericht van mr. Mercanoğlu van 11 oktober 2024, met producties.
1.2.
Op 17 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
1.3
Zoals afgesproken heeft het hof na de mondelinge behandeling nog een journaalbericht van mr. Mercanoğlu ontvangen van 19 oktober 2024 met een productie, en een journaalbericht van mr. Hoevers van 29 oktober 2024. Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak over de vraag of de in het bestreden vonnis, op straffe van een dwangsom, vastgelegde voorlopige zorgregeling moet worden gehandhaafd.
In de voorlopige zorgregeling is vastgelegd dat de zoon van partijen, [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren [in] 2013 in [woonplaats1] en de vader – kort gezegd – twee keer per week bij de vader thuis twee uur contact hebben. De moeder heeft het hof, in hoger beroep, gevraagd om het bestreden vonnis te vernietigen, en de vorderingen van de vader alsnog af te wijzen. De vader vindt dat het vonnis moet worden bekrachtigd en dat de moeder niet-ontvankelijk is, althans dat haar grieven falen. Beide ouders vragen een proceskostenveroordeling.
De moeder heeft de vordering tot schorsing van de werking van het vonnis ingetrokken.

3.Het oordeel van het hof

Spoedeisend belang
3.1
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding gevraagde voorziening in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, mede dient te worden beoordeeld, zo nodig ambtshalve, of de eisende partij – in dit geval de moeder – ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Dit geldt zowel bij toewijzing als bij weigering van de voorziening in eerste aanleg door de voorzieningenrechter. [1]
Het hof oordeelt dat de moeder spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, omdat het in deze zaak gaat over de veiligheid van het contact dat [de minderjarige] momenteel heeft met de vader.
De zorgregeling
3.2
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat de vader en [de minderjarige] (voorlopig) onder begeleiding contact kunnen en zullen hebben met elkaar, indien mr. Mercanoğlu een instantie vindt die het contact op korte termijn kan begeleiden. Op 15 november 2024 vindt de mondelinge behandeling van het onderliggende verzoek (zorgregeling) in de bodemzaak plaats bij de rechtbank, en de rechtbank heeft de raad verzocht onderzoek te doen. De definitieve beslissing zal in de plaats komen van de beslissing die het hof vandaag geeft.
Bij journaalbericht van 19 oktober 2024 heeft mr. Mercanoğlu het hof bericht dat [naam1] de omgangsbegeleiding per direct kan oppakken en een bevestiging daarvan van [naam1] meegestuurd. Mr. Hoevers heeft het hof bij journaalbericht van 29 oktober 2024 bericht in te stemmen met het direct starten van begeleide omgang door [naam1] .
Het hof leidt hieruit af dat partijen hun vorderingen in hoger beroep dienovereenkomstig hebben gewijzigd.
Het hof zal een voorlopige zorgregeling onder begeleiding van [naam1] vastleggen, van vier uur (desgewenst twee maal twee uur, zoals nu het geval is) per week.
Proceskosten
3.3
Het hof zal, omdat de ouders hun geschil in onderling overleg hebben opgelost, de kosten tussen de ouders compenseren. Dat betekent dat beide ouders de eigen kosten moeten dragen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis in kort geding van 29 juli 2024 van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, voor zover het de daarbij vastgestelde voorlopige zorgregeling betreft en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt als voorlopige zorgregeling dat de vader contact heeft met [de minderjarige] , geboren [in] 2013 in [woonplaats1] , gedurende vier uren per week onder begeleiding van [naam1] ;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. E. de Boer, J.B. de Groot en K. Hermsen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.

Voetnoten

1.HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437