In deze zaak heeft de moeder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, dat op 29 juli 2024 is uitgesproken. Het betreft een spoedappel over de voorlopige zorgregeling voor hun zoon, geboren in 2013. De moeder verzoekt het hof om het bestreden vonnis te vernietigen, terwijl de vader het vonnis wil laten bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2024 waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, gezien de veiligheid van het contact tussen de vader en de minderjarige. De ouders hebben afgesproken dat de vader en de minderjarige voorlopig onder begeleiding contact kunnen hebben, mits er een instantie wordt gevonden die dit kan begeleiden. Het hof heeft besloten om de voorlopige zorgregeling vast te leggen, waarbij de vader contact heeft met de minderjarige gedurende vier uur per week onder begeleiding. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat de ouders hun geschil in onderling overleg hebben opgelost. Het hof vernietigt het eerdere vonnis voor zover het de zorgregeling betreft en legt een nieuwe regeling vast.