Uitspraak
[naam4] Installatietechniek B.V.,
de curator,
1.Parmi Investments B.V.,
4. [geïntimeerde4] ,
6. [geïntimeerde6] ,
Parmi c.s.,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- De appeldagvaarding
- De memorie van grieven van de curator met producties
- De memorie van antwoord van Parmi c.s. met producties
- Een akte ‘uitsluitend houdende uitlating door Parmi c.s. overgelegde producties’ van de curator
- Een akte ‘houdende overlegging van producties’ van de curator
- Een akte ‘houdende bewijsaanbod’ van de curator
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
- Het ondernemingsplan en de koopovereenkomst: als het al zo is dat ondernemingsplan geen onderdeel van de administratie van VVI uitmaakte (wat wordt bestreden), dan levert het ontbreken van dat plan in de administratie geen schending van de administratieplicht op, omdat dat plan zelf geen inzicht geeft in de toestand van de vennootschap. Hetzelfde geldt voor koopovereenkomst van de activa van EFM, nu geen discussie bestaat over de verwerking daarvan in de jaarstukken.
- De rekening-courantovereenkomst: deze overeenkomst ontbreekt omdat die niet is opgemaakt.
- Betalingsafspraken: als sprake is van betalingsafspraken met leveranciers en opdrachtgevers die niet op schrift zijn gesteld, moet dezelfde conclusie worden getrokken. Zonder nadere toelichting, die de curator niet heeft gegeven, kan namelijk niet gezegd worden dat uit de administratieplicht ook de verplichting voortvloeit dergelijke mondelinge afspraken op schrift vast te leggen en te administreren. Daarbij tekent het hof nog aan dat in het financieringsvoorstel van BBN geen leverancierskrediet is opgenomen, omdat in eerste instantie nog sprake was van een gebrek aan vertrouwen bij leveranciers.
dooronbekwaam personeel. Op kennelijk onbehoorlijk bestuur van Parmi c.s. duidt dat op zichzelf nog niet, en de curator heeft zijn vordering ook niet toegespitst op de oorzaak van de gebrekkige kwaliteit van de ingezette werkkrachten.
“We dachten dat we in de maanden november en december 2015 een flinke zwengel hadden gegeven aan het bedrijf. (…) We zijn in februari 2016 begonnen met project Boslust. Dat viel zo tegen, dat we besloten te stoppen.”Vaststaat dat Parmi c.s. op dat moment al tonnen aan risicodragend kapitaal in de onderneming hadden ingebracht, zonder dat hun het verwijt treft dat zij op enigerlei wijze onregelmatig financieel voordeel van de gang van zaken hebben gehad.
geenonbehoorlijk bestuur kan worden verweten. Dat heeft gevolgen voor de stelplicht van de curator: hij moet aannemelijk maken dat de bestuurders desondanks VVI kennelijk onbehoorlijk hebben bestuurd, dat dat een belangrijke oorzaak van het faillissement was, dat daardoor schuldeisers zijn benadeeld en dat zij wisten of behoorden te weten dat dit het geval zou zijn. De curator kan daarbij niet volstaan met de constatering dat het bedrijfsplan niet (tot in detail) is uitgevoerd. Dat plan is in de woorden van BBN weliswaar opgesteld op basis van reële aannames en uitgangspunten voor de prognose en verwachte financieringsbehoefte, maar is tegelijkertijd ook niet meer dan een uitgangspunt. Zoals gezegd: de enkele constatering dat meer personeel is ingeschakeld dan in dat plan werd voorzien en de constatering dat niet navenant meer omzet is gegenereerd, duidt op zichzelf op niet op onbehoorlijk bestuur.