Het hof is van oordeel dat de kinderrechter op de juiste gronden de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] heeft verlengd. De GI heeft verklaard dat het duidelijk is dat de moeder veel van [de minderjarige] houdt en dat zij [de minderjarige] graag zelf wil verzorgen en opvoeden, Thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder is echter niet verantwoord. De moeder wordt al jarenlang ambulant ondersteund en ontvangt ook hulpverlening vanuit [naam3] . De moeder heeft tijdens de zwangerschap gerookt en geblowd en de POP-poli is betrokken geraakt. De moeder is gediagnosticeerd met ADHD en stemmingsproblematiek, beperkte emotieregulatie en impulscontrole, langdurige stemmingsproblematiek en traumatische ervaringen in het leven, beperkt cognitief functioneren en beperkte leerbaarheid. Vanaf 2021 is [naam4] betrokken in verband met middelengebruik van de moeder. Er is nauwelijks een netwerk betrokken waar de moeder een beroep op kan doen. De verstandhouding tussen de ouders is gecompliceerd.
De moeder woont vanaf april 2023 in een begeleide woonvoorziening van de hulpverleningsorganisatie [naam5] . Na de uithuisplaatsing van [de minderjarige] zijn de omgangsmomenten uitgebreid tot de ene week van vrijdagmiddag tot maandagmorgen en in de andere week op dinsdag en vrijdag zodat de moeder haar opvoedvaardigheden kon laten zien. In [naam5] wordt gezien dat de moeder, die al geruime tijd een verslavingsprobleem heeft, in staat is om de fysieke verzorging van [de minderjarige] op zich te nemen, maar dat zij daarbij ook laat zien dat zij snel stress ervaart en in chaotisch gedrag vervalt. De moeder heeft structureel intensieve begeleiding nodig op verschillende levensgebieden, zoals plannen en organiseren, structuur aanbrengen in de dag en impulscontrole.
De moeder heeft ook diverse keren een terugval gehad in het middelengebruik en heeft enkele geplande omgangsmomenten met [de minderjarige] moeten afzeggen, onder andere omdat bij haar een positieve drugs-/alcoholtest was afgenomen. Ook zeer recent heeft de moeder nog een terugval gehad in haar verslaving. De moeder is in het verleden al diverse therapieën gestart, zoals Emotieregulatietherapie en Psychomotorische therapie, die zij alle niet heeft kunnen volbrengen doordat zij de afspraken vergat, zich had verslapen of treinen had gemist. Tijdens de zitting van het hof heeft de moeder verklaard dat zij voor haar verslaving binnenkort behandeling bij [naam4] Verslavingszorg wil ondergaan.
De moeder kan tot eind 2024 in de huidige woonvoorziening van [naam5] wonen en zij hoopt binnenkort in aanmerking te komen voor een woning van de organisatie [naam6] in [plaats1] , waarbij zij enkele uren ambulante begeleiding zal krijgen. De GI heeft verklaard dat die begeleiding, gelet op de achterblijvende opvoedvaardigheden van de moeder, te beperkt zal zijn in een situatie waarin [de minderjarige] bij de moeder thuisgeplaatst zal worden. Een overplaatsing naar een perspectiefbiedend pleeggezin zal volgens de GI minder belastend zijn voor [de minderjarige] dan een plaatsing bij de moeder. De GI heeft verder aangegeven dat [de minderjarige] vóór en na de omgangsmomenten opstandig gedrag laat zien.
Het hof is van oordeel dat, nu uit het voorgaande blijkt dat de situatie van de moeder niet stabiel is en dat bij het uitblijven van de verzochte verlenging van de uithuisplaatsing de continuïteit van en de veiligheid in de dagelijkse verzorging en opvoeding van [de minderjarige] niet zijn gewaarborgd. Een grote zorg is daarbij dat het hof leest dat haar behandelaars van mening zijn dat de moeder is aangewezen op 24 uurs begeleiding om haar leven te structuren maar de moeder dat niet meer lijkt te willen en nu wil gaan wonen bij [naam6] waar die ondersteuning niet geboden kan worden.