ECLI:NL:GHARL:2024:6937

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
200.346.816
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en contactherstel tussen ouders na echtscheiding met zorgelijke gedragingen van kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een voorlopige zorgregeling tussen ouders na hun echtscheiding. De moeder had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin een zorgregeling was vastgesteld voor de kinderen van partijen. De moeder en vader zijn in 2018 met elkaar gehuwd en hebben samen twee kinderen, die bij de moeder wonen. Na de echtscheiding in februari 2022 zijn er afspraken gemaakt over de zorg voor de kinderen, maar de moeder heeft in november 2023 de zorgregeling stopgezet na zorgen over het gedrag van de kinderen en een aangifte van mishandeling tegen de vader. De vader heeft in augustus 2024 een zorgregeling gevorderd, die door de voorzieningenrechter is toegewezen, maar de moeder is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij contactherstel tussen de vader en de kinderen, en dat de moeder de vader niet op de lange termijn kan houden aan de veiligheidsafspraken die zijn gemaakt. Het hof heeft de voorlopige zorgregeling gewijzigd en bepaald dat het contactherstel onder regie van een professionele instantie moet plaatsvinden. De opgelegde dwangsommen aan de moeder zijn in stand gelaten, omdat zij moet meewerken aan het contactherstel. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling aangepast, waarbij de regie ligt bij de aangewezen instantie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.346.816
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 578307
arrest van 12 november 2024
in de zaak van
[verzoekster]
die woont in [woonplaats1]
hierna: de moeder
advocaat: mr. C. Waanders
tegen
[verweerder]
die woont in [woonplaats2]
hierna: de vader
advocaat: mr. B. Blom

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 9 september 2024 tussen partijen heeft uitgesproken (‘het bestreden vonnis’). Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • memorie van grieven met een vordering voor een voorlopige voorziening en schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad
  • een H12-formulier namens de moeder van 17 oktober 2024 met producties
  • de memorie van antwoord
  • een H12-formulier namens de vader van 18 oktober 2024 met producties
  • een H12-formulier namens de moeder van 21 oktober 2024 met producties
1.2.
Op 22 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder in persoon, bijgestaan door haar advocaat
  • de vader in persoon, bijgestaan door zijn advocaat
Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen een emailbericht namens de moeder van 25 oktober 2024 met als bijlage een strafvonnis.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn [in] 2018 met elkaar gehuwd. Op 8 februari 2022 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Partijen hebben samen twee kinderen:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2019, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2020.
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
Partijen hebben in het kader van hun echtscheiding afspraken gemaakt over de kinderen in een ouderschapsplan. Dit ouderschapsplan maakt deel uit van de echtscheidingsbeschikking van 8 februari 2022. In het ouderschapsplan zijn partijen overeengekomen dat de kinderen eenmaal in de veertien dagen in de even weekenden van zaterdagochtend 10.30 uur tot zondagavond 17.30 uur bij de vader verblijven. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat, indien de moeder in de toekomst verhuist binnen een straal van 45 kilometer rondom de verblijfplaats van de vader, de zorgregeling wordt uitgebreid met een extra contactmoment in de oneven week van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school.
2.3.
De moeder is in november 2023 verhuisd naar [woonplaats1] . In de eerste helft van november 2023 heeft de moeder de zorgregeling stopgezet. De kinderen hebben de vader sinds 5 november 2023 niet meer gezien.
2.4.
De moeder heeft aangifte van mishandeling tegen de vader gedaan. De vader heeft hiervoor van 30 november 2023 tot 15 maart 2024 in voorarrest gezeten. De vader is in het strafvonnis van 25 oktober 2024 schuldig bevonden aan mishandeling van de moeder, mishandeling van zijn huidige partner en valsheid in geschrifte. Daarvoor is hij veroordeeld tot een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren onder oplegging van de bijzondere voorwaarden: reclasseringscontact, behandeling en een contact- en locatieverbod (behoudens het noodzakelijke contact op het moment van overdracht van de kinderen in het kader van de zorgregeling), zolang de reclassering dit nodig acht. Aan de vader is ook ten laste gelegd dat hij in de periode van 27 februari 2021 tot en met 5 november 2023 in [plaats1] zijn kinderen heeft mishandeld. De rechtbank heeft dat niet bewezen verklaard en de man daarvan vrijgesproken.
2.5.
De vader heeft in de dagvaarding van 15 augustus 2024 bij de voorzieningenrechter gevorderd een zorgregeling vast te stellen op een neutrale plek onder begeleiding en met opbouw, waarbij de contacten worden begeleid door zijn partner of opa (vaderszijde) onder oplegging van een dwangsom. Daarnaast heeft hij een informatieregeling gevorderd, eveneens onder oplegging van een dwangsom.
2.6.
De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd.
2.7.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • een voorlopige zorgregeling vastgelegd die inhoudt dat de kinderen twee uur per twee weken onder begeleiding van een door de vader te regelen en indien nodig te betalen professioneel omgangsbegeleider, contact hebben met de vader op een neutrale plek, in opbouw naar de regeling zoals door partijen is overeengekomen in het ouderschapsplan, waarbij de partner van de vader dan wel opa (vaderszijde) of een door de moeder aangewezen persoon de overdracht van de kinderen van en naar de moeder voor haar/zijn rekening neemt (5.1) onder oplegging van een dwangsom (5.2);
  • de moeder veroordeeld om de vader tweewekelijks informatie over de kinderen te verstrekken per e-mail, voorzien van een recente foto, desgewenst via de advocaat van de vader (5.3) onder oplegging van een dwangsom (5.4).
2.8.
De moeder is het niet eens met de beslissingen van de voorzieningenrechter en vordert vernietiging van het bestreden vonnis, voor zover het de beslissingen onder 5.1, 5.2 en 5.4 betreft en uitvoerbaar bij voorraad:
bij wijze van voorlopige voorziening:
I. de tenuitvoerlegging van de beslissingen onder 5.1 en 5.2 van het vonnis te schorsen;
in de hoofzaak:
II. de vorderingen van de man die betrekking hebben op de (voorlopige) zorgregeling en de dwangsommen alsnog af te wijzen.
2.9.
De vader voert hiertegen verweer en vraagt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen dan wel haar vorderingen af te wijzen. Hij wil graag dat het hof ten behoeve van de financiering [naam1] benoemt als professioneel omgangsbegeleider zoals bedoeld in het bestreden vonnis.

3.Het oordeel van het hof

Spoedeisend belang
3.1.
Het hof ziet in de aard van de zaak, nakoming van een zorgregeling die door een van de ouders is stopgezet, ook in hoger beroep een voldoende spoedeisend belang. Het hof zal daarom hierna overgaan tot bespreking van de grieven.
De zorgregeling
3.2.
De moeder is het niet eens met het oordeel van de voorzieningenrechter dat het ouderschapsplan leidend is. Zij stelt in de grieven één tot en met drie dat partijen andere afspraken hebben gemaakt. Daarnaast stelt zij in haar vierde grief dat het hervatten van het contact met de vader op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen is.
3.3.
De vader voert hiertegen verweer. Volgens hem heeft de moeder de zorgregeling eenzijdig stopgezet. Hij wil juist graag contact met de kinderen en is nooit akkoord gegaan met het (voor langere termijn) stopzetten van de contacten.
3.4.
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de vader en de kinderen elkaar sinds 5 november 2023 niet meer hebben gezien. Volgens de moeder zijn er grote zorgen over (het gedrag van) de kinderen. Bovenop deze zorgen vertelde [de minderjarige1] na het laatste contactweekend dat vader hem had geslagen en geknepen. Dit is voor de moeder uiteindelijk de aanleiding geweest om de zorgregeling stop te zetten. Voordat zij tot dit besluit is gekomen, heeft zij veelvuldig overleg gehad met Veilig Thuis. Ook heeft de moeder overleg gehad met de politie. Dit heeft geresulteerd in een aangifte tegen de vader. Als gevolg hiervan heeft de vader lange tijd in voorarrest gezeten, waardoor geen contact mogelijk was. In de periode van het voorarrest heeft Veilig Thuis onderzoek gedaan naar de situatie van de kinderen. Uit het rapport van Veilig Thuis volgt dat er veiligheidsafspraken zijn gemaakt, die inhouden dat de vader en de kinderen geen contact hebben tot hier andere afspraken over zijn gemaakt met de hulpverlening (CJG). Na zijn voorarrest heeft de vader contact gezocht met CJG in [woonplaats1] . CJG heeft echter geoordeeld dat er vooralsnog geen contact mogelijk is.
3.5.
De moeder meent dat de vader kan worden gehouden aan de gemaakte (veiligheids)afspraken, zoals verwoord in het rapport van Veilig Thuis. Het hof volgt de moeder hier niet in. Veilig Thuis heeft op 8 februari 2024 met de vader gesproken in de Penitentiaire Inrichting. De vader heeft op dat moment verklaard dat hij vrijwillig wil meewerken aan de afspraak dat hij de kinderen niet ziet en opzoekt tot er andere afspraken zijn gemaakt met het CJG. Daarbij heeft de vader ook aangegeven dat hij de kinderen graag wil zien, maar dat hij wil dat dit op een manier gebeurt die goed is voor de kinderen. De vader heeft ingestemd met de veiligheidsafspraken in het licht van de omstandigheden van dat moment. Naar het oordeel van het hof is het niet de bedoeling van de vader geweest om nooit meer contact met de kinderen te hebben. De moeder kan de vader dan ook niet op de lange termijn aan de gemaakte veiligheidsafspraken houden. De grieven een tot en met drie falen dan ook.
3.6.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er contactherstel moet komen tussen de vader en de kinderen onder professionele begeleiding op een neutrale plaats. De moeder meent echter dat contactherstel op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen is. De moeder is een bodemprocedure gestart waarin zij, onder meer, om een raadsonderzoek heeft verzocht. Zij stelt zich op het standpunt dat eerst nader onderzoek door de raad nodig is, voordat kan worden geoordeeld of en zo ja in welke vorm, er contact tussen de vader en de kinderen mogelijk is. Volgens de moeder zijn de zorgen over het gedrag van de kinderen nog steeds aanwezig en hebben de kinderen eerst behandeling nodig. Daarnaast moet worden bezien wat de invloed van de persoonlijkheidsstoornis van de vader is op het contact met de kinderen. Het hof volgt de moeder echter niet in haar standpunt. Het hof acht de zeer beperkte en begeleide zorgregeling zoals die door de voorzieningenrechter is vastgesteld niet in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De vierde grief van de moeder faalt in zoverre.
3.7.
Duidelijk is dat de kinderen zorgelijk gedrag laten zien. Zij zijn daarvoor bij [naam2] onderzocht en uit de rapportages van [naam2] volgt dat de klachten van de kinderen voldoen aan de criteria van een Posttraumatische Stress-Stoornis. Voor [de minderjarige1] wordt EMDR ingezet. Uit de rapportages volgt echter niet direct de oorzaak van de klachten. Naar het oordeel van het hof moet ook rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de relatie van partijen aan het eind zeer onrustig is geweest, tussen partijen sprake is van een complexe scheiding, de moeder meerdere keren is verhuisd, er nieuwe partners in het leven van de kinderen zijn gekomen, er een abrupt einde aan het contact met de vader is gekomen en [de minderjarige1] een studioverhoor heeft gehad. Verder heeft de moeder geen vertrouwen in de opvoedvaardigheden van de vader. Deze factoren kunnen ook invloed hebben gehad op (de ontwikkeling en het gedrag van) de kinderen.
3.8.
Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat er contact tussen de vader en de kinderen moet komen. Het nog langer uitblijven van contact tussen de vader en de kinderen is juist in strijd met de belangen van de kinderen. Hoe langer de kinderen hun vader niet zien, des te hoger de drempel zal zijn om weer met de vader in contact te komen. Gelet op bovengenoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat het contact op zorgvuldige wijze en onder begeleiding van een professionele instantie moet worden vormgegeven. De vader heeft zich na het bestreden vonnis tot [naam1] gewend. [naam1] is bereid de contacten te begeleiden. Naar het oordeel van het hof komt [naam1] voldoende tegemoet aan de zorgen die er op dit moment over de kinderen zijn. Uit de toelichting die de vader tijdens de zitting in hoger beroep heeft gegeven, volgt dat [naam1] zorgvuldig bekijkt wat de kinderen aankunnen en welke stappen er gezet kunnen worden in het contactherstel. Na de intake met de ouders, zal [naam1] ook in gesprek gaan met de kinderen en contact opnemen met [naam2] . Op basis van de verzamelde informatie zal een plan van aanpak worden gemaakt.
3.9.
Het hof ziet in de aanpak van [naam1] aanleiding om de zorgregeling, zoals die door de voorzieningenrechter is vastgesteld, te wijzigen. Niet duidelijk is wanneer en op welke wijze het contactherstel zal kunnen plaatsvinden. Het is aan [naam1] om te bepalen wat de kinderen aankunnen en welke stappen nodig zijn om tot contactherstel te komen. Uiteindelijk zal toegewerkt moeten worden naar de zorgregeling zoals die in het ouderschapsplan is vastgesteld, maar het is daarbij aan [naam1] om te bekijken wat daarin mogelijk is en op welke termijn. Het hof zal daarom bepalen dat [naam1] de regie heeft in het contactherstel en de verdere opbouw van de zorgregeling.
De dwangsommen
3.10.
De moeder voert in haar vijfde grief aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte dwangsommen heeft opgelegd. Zij heeft in het verleden altijd overal aan meegewerkt, zodat het opleggen van dwangsommen disproportioneel is.
3.11.
De vader voert hiertegen verweer.
3.12.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof acht het van groot belang dat de moeder meewerkt aan het contactherstel tussen de vader en de kinderen. Uit de emailcorrespondentie (productie 43 bij memorie van grieven) volgt dat de moeder niet direct heeft meegewerkt aan het traject bij [naam1] . Dat is voor het hof aanleiding de opgelegde dwangsommen in stand te laten. Als de moeder meewerkt aan het stappenplan van [naam1] , zal zij ook geen last hebben van de opgelegde dwangsommen. De vijfde grief van de moeder faalt dan ook.
Schorsing
3.13.
Omdat in dit arrest een eindbeslissing op de overige vorderingen van de moeder wordt gegeven, heeft de moeder naar het oordeel van het hof geen belang meer bij haar vordering tot schorsing en zal deze daarom afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 9 september 2024, voor zover het de beslissing onder 5.1 betreft en beslist als volgt:
4.2.
stelt vast als voorlopige regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders met betrekking tot de kinderen:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2019, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2020
het contactherstel tussen de vader en de kinderen en de verdere opbouw van de zorgregeling vindt plaats onder regie van [naam1] (of een soortgelijke instantie), waarbij de aard, de frequentie en de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door [naam1] en waarbij het halen en brengen van de kinderen door de partner van de vader dan wel opa (vaderszijde) plaatsvindt totdat [naam1] anders aangeeft;
4.3.
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 9 september 2024, voor het overige;
4.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, S. Kuijpers en L. Hamer, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.