In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een voorlopige zorgregeling tussen ouders na hun echtscheiding. De moeder had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin een zorgregeling was vastgesteld voor de kinderen van partijen. De moeder en vader zijn in 2018 met elkaar gehuwd en hebben samen twee kinderen, die bij de moeder wonen. Na de echtscheiding in februari 2022 zijn er afspraken gemaakt over de zorg voor de kinderen, maar de moeder heeft in november 2023 de zorgregeling stopgezet na zorgen over het gedrag van de kinderen en een aangifte van mishandeling tegen de vader. De vader heeft in augustus 2024 een zorgregeling gevorderd, die door de voorzieningenrechter is toegewezen, maar de moeder is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij contactherstel tussen de vader en de kinderen, en dat de moeder de vader niet op de lange termijn kan houden aan de veiligheidsafspraken die zijn gemaakt. Het hof heeft de voorlopige zorgregeling gewijzigd en bepaald dat het contactherstel onder regie van een professionele instantie moet plaatsvinden. De opgelegde dwangsommen aan de moeder zijn in stand gelaten, omdat zij moet meewerken aan het contactherstel. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling aangepast, waarbij de regie ligt bij de aangewezen instantie.