In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot kinder- en partneralimentatie, alsook een proceskostenveroordeling. De man en de vrouw, die in 2014 zijn gehuwd en samen twee minderjarige kinderen hebben, zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. De rechtbank Midden-Nederland had in een eerdere beschikking op 15 februari 2024 bepaald dat de man vanaf die datum € 206,- per kind per maand aan de vrouw moest betalen als kinderalimentatie en € 622,- bruto per maand als partneralimentatie. De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking, met als argumenten dat de alimentatiebedragen te hoog waren en dat hij recht had op een lagere bijdrage, mede gezien zijn financiële situatie en de omstandigheden rondom de inboedelverdeling.
De vrouw voerde op haar beurt incidenteel hoger beroep, waarin zij verzocht om een eerdere ingangsdatum voor de alimentatiebetalingen, namelijk de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 13 maart 2023. Het hof heeft de ingangsdatum voor de partneralimentatie inderdaad vastgesteld op deze datum, maar handhaafde de ingangsdatum voor de kinderalimentatie op 15 februari 2024. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over zijn woonlasten en de inboedelverdeling, en dat hij daarom in de proceskosten moest worden veroordeeld. De uiteindelijke beslissing van het hof was dat de man de partneralimentatie moest verhogen en de proceskosten van de vrouw moest vergoeden.