ECLI:NL:GHARL:2024:6904

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
200.341.827
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van curatele en ontslag van de curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de curatele van [verzoeker]. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter die op 24 januari 2024 het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van de curatele heeft afgewezen. Het hof oordeelt dat niet is aangetoond dat de noodzaak voor de curatele niet meer bestaat. [Verzoeker] heeft in zijn verzoek aangevoerd dat hij zelfstandig keuzes kan maken, maar het hof oordeelt dat deze stelling onvoldoende onderbouwd is. Bovendien heeft [verzoeker] recentelijk zonder toestemming van de curator in het huwelijk getreden, wat de zorgelijkheid van zijn situatie onderstreept. Het hof concludeert dat de curatele noodzakelijk blijft.

Daarnaast heeft [verzoeker] verzocht om de curator te ontslaan en zijn echtgenote als opvolgend curator te benoemen. Het hof onderschrijft de overwegingen van de kantonrechter en oordeelt dat er geen gewichtige redenen zijn om de curator te ontslaan. [Verzoeker] heeft geen bewijs geleverd dat de curator haar taken niet goed uitvoert. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter, waarbij het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.827
(zaaknummer rechtbank Gelderland 107921)
beschikking van 12 november 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. R. Plieger te Arnhem,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de curator,
advocaat: mr. S.M. Wolfert te Leek.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de echtgenote],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de echtgenote,
en
[de dochter],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de dochter,
en
[de zoon],
wonende te [woonplaats4] ,
verder te noemen: de zoon.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 24 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 april 2024;
  • het verweerschrift van de curator met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Wolfert van 18 oktober 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 oktober 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat,
  • de curator, bijgestaan door haar advocaat,
  • de echtgenote.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1966 te [plaats1] , Suriname. [verzoeker] is [in] 2024 gehuwd met de echtgenote. [verzoeker] is verder de vader van de dochter en de zoon.
3.2
Bij beschikking van 15 juli 2021 heeft de kantonrechter [verzoeker] op zijn eigen verzoek wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand onder curatele gesteld en de curator als zodanig benoemd.
3.3
[verzoeker] heeft de kantonrechter in eerste aanleg verzocht de curator te ontslaan en zijn echtgenote tot curator te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] afgewezen.
4.2
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
  • primairde curatele op te heffen; of
  • subsidiairde curator te ontslaan en de echtgenote te benoemen tot opvolgend curator, dan wel een beslissing te nemen als het hof juist oordeelt.
4.3
De curator voert verweer. De curator verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid
5.1
Het hof moet allereerst beoordelen of [verzoeker] zijn verzoek in hoger beroep tijdig heeft ingediend en (dus) ontvankelijk is in zijn verzoek.
5.2
In zaken betreffende het personen- en familierecht, niet zijnde echtscheidingszaken, kan, in afwijking van artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), krachtens artikel 806 lid 1 Rv van een beschikking hoger beroep worden ingesteld onder meer door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
5.3
De bestreden beschikking is gedateerd (en ook aan [verzoeker] verzonden) op 24 januari 2024. Dat betekent dat het verzoek in hoger beroep uiterlijk op 24 april 2024 door het hof moet zijn ontvangen.
5.4
Het hof stelt vast dat [verzoeker] zijn beroepschrift op 24 april 2024 om 17.28 uur, samen met de bestreden beschikking, heeft ingediend bij het hof via Veilig Mailen. Daarmee heeft [verzoeker] zijn verzoek in hoger beroep tijdig ingediend.
5.5
Op grond van artikel 1.1.9 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven (procesreglement) [1] kan het beroepschrift worden ingediend door toezenden via Veilig Mailen, mits het processtuk of het bericht, met eventuele bijlage(n) direct per post aan de griffie van het hof wordt nagezonden of wordt afgegeven aan de Centrale balie van het hof.
5.6
Het hof stelt verder vast dat [verzoeker] heeft nagelaten het beroepschrift na indiening per Veilig Mailen direct na te zenden per post of af te geven aan de Centrale Balie. Uit de stempel van de griffie op het beroepschrift blijkt namelijk dat de griffie de fysieke exemplaren van het beroepschrift met bijlagen eerst op 28 mei 2024 heeft ontvangen.
5.7
Het hof dient dus te beoordelen of het niet voldoen aan de in artikel 1.1.9 van het procesreglement gestelde voorwaarde - het direct nazenden per post of afgeven aan de balie van het beroepschrift en de overige stukken - maakt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep. Het hof is van oordeel dat deze vraag in dit geval ontkennend dient te worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt.
5.8
Niet-ontvankelijkheid is naar het oordeel van het hof een vergaande sanctie waarmee terughoudend dient te worden omgegaan, zeker in het geval dat bij het niet voldoen aan gestelde voorwaarden niet in een wettelijke sanctie is voorzien (HR 25 januari 2002, NJ 2002, 119 en HR 14 januari 2005, NJ 2005, 481).
5.9
Het hof stelt voorop dat in het onderhavige geval geen sprake is van een dergelijke wettelijke sanctie en dat ook in het procesreglement niet in een sanctie is voorzien. Het hof overweegt dat, hoewel uit de bewoordingen van artikel 1.1.9 van het procesreglement volgt dat een verzoeker in verzuim is wanneer een per Veilig Mailen ingediend beroepschrift niet direct per post wordt nagezonden of wordt afgegeven aan de balie, het enkele feit dat [verzoeker] heeft nagelaten om zijn beroepschrift direct per post na te zenden of af te geven aan de balie, niet kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een zodanige schending van de goede procesorde dat hij niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep moet worden verklaard. Dit betekent dat [verzoeker] kan worden ontvangen in zijn verzoek in hoger beroep.
Opheffing curatele
5.1
In artikel 1:389 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is te lezen dat de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, de curatele kan opheffen op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW.
5.11
Het hof stelt voorop dat het op de weg van [verzoeker] ligt om te onderbouwen dat de omstandigheden die de grond vormden om een curatele in te stellen - zijn (toenmalige) geestelijke of lichamelijke toestand - niet langer aanwezig zijn. De enkele stelling van [verzoeker] dat hij inmiddels met betrekking tot al zijn levensaspecten zelfstandig en op een verantwoorde manier keuzes kan maken, is onvoldoende onderbouwing om de curatele op te heffen. Integendeel: gebleken is dat [verzoeker] recent, in maart 2024, zonder de daartoe vereiste toestemming in het huwelijk is getreden met de echtgenote. Het hof merkt in reactie op het verweerschrift op dat het niet gaat om het omzeilen van de toestemming van de curator, maar van de kantonrechter. Ingevolge artikel 1: 38 BW mag degene die onder curatele staat wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand geen huwelijk aangaan zonder toestemming van de kantonrechter. Het hof vindt dit handelen van [verzoeker] bovendien extra zorgelijk, omdat (in ieder geval op dat moment) nog geen sprake was van een bestendige relatie en [verzoeker] nadat de curator haar toestemming eerder had geweigerd, in een andere gemeente op basis van valse informatie met de echtgenote is gehuwd. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat [verzoeker] nog niet in staat is zelf de juiste wegen te bewandelen. Daarbij komt dat door de samenwoning en het huwelijk met de echtgenote de uitkering van [verzoeker] is geëindigd, waardoor [verzoeker] financieel afhankelijk is geworden van de echtgenote. Zowel [verzoeker] als de echtgenote hebben daarmee geen rekening gehouden. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de noodzaak van de curatele niet meer bestaat. Het hof zal het verzoek tot opheffing van de curatele daarom afwijzen.
Ontslag curator
5.12
Ingevolge artikel 1:385 lid 1 sub d BW kan de kantonrechter, op onder meer verzoek van de rechthebbende, de curator ontslaan, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat zij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden.
5.13
Het hof onderschrijft de overwegingen van de kantonrechter en neemt deze motivering - na eigen onderzoek - over. In aanvulling hierop overweegt het hof dat [verzoeker] ook in hoger beroep op geen enkele manier nader heeft onderbouwd dat de curator haar werkzaamheden niet goed uitvoert. Voor zover [verzoeker] heeft aangevoerd dat de curator geen enkele inzage geeft in haar werkzaamheden overweegt het hof dat de curator in haar verweerschrift heeft aangevoerd en tijdens de mondelinge behandeling heeft herhaald dat zij altijd bereid is om met [verzoeker] in overleg te treden. [verzoeker] maakt hiervan alleen geen gebruik. Het hof heeft geen aanwijzingen dat aan de verklaringen van de curator moet worden getwijfeld. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken van gewichtige redenen om de curator te ontslaan.
5.14
Het hof overweegt ten overvloede nog dat de door [verzoeker] voorgestane opvolgend curator, zijn (zesde) echtgenote, uitsluitend met [verzoeker] in het huwelijk heeft kunnen treden door de ambtenaar van de burgerlijke stand opzettelijk onjuiste informatie te verstrekken. Reeds hierom komt naar het oordeel van het hof de echtgenote niet voor benoeming in aanmerking.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen van 24 januari 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, K.A.M. van Os-ten Have en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 12 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven, 14e versie (rechtspraak.nl)