ECLI:NL:GHARL:2024:6901

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
200.340.608
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en gezag van ouders over minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2024 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling en het gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om de gecertificeerde instelling (GI) te vervangen en om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De GI, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de GI en wonen sinds 23 juni 2020 bij pleegouders. De vader heeft drie grieven ingediend en verzoekt om een gefaseerde uitbreiding van de omgang met zijn kinderen.

Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de laatste beschikking van de kinderrechter in augustus 2022 wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden. De vader en de GI hebben verschillende visies over de omgangsregeling. De GI stelt dat de kinderen ruimte nodig hebben voor verwerking van hun verleden en dat uitbreiding van de omgang pas mogelijk is als de samenwerking tussen de vader en de GI verbetert. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden, omdat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een verantwoorde beslissing te nemen. Het hof verzoekt beide partijen om uiterlijk op 12 mei 2025 te rapporteren over de voortgang van de samenwerking en de omgangsregeling.

De beschikking is uitgesproken in het openbaar en de partijen zijn verzocht om proactief te blijven in hun samenwerking. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan voor de duur van zes maanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.340.608
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 567424)
beschikking van 12 november 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.J.W. Tijsseling,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[de pleegouders] ,
per adres van de GI,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 april 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een e-mail van de moeder van 18 juni 2024;
- een e-mail van de GI van 2 oktober 2024 met als productie een beschikking van de rechtbank Midden Nederland van 2 oktober 2024;
- een journaalbericht van mr. Tijsseling van 3 oktober 2024 met een brief van mr. Tijsseling van dezelfde datum.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 oktober 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: raad).
De pleegouders zijn, met bericht vooraf, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2014 in [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019 in [woonplaats2] ,
3.2
Bij beschikking van 21 juni 2019 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de kinderen onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 18 juni 2024 tot 21 december 2024.
3.3
Bij beschikking van 19 mei 2020 heeft de kinderrechter de GI gemachtigd om de kinderen uit huis te plaatsen bij een pleeggezin. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 18 juni 2024 tot 21 december 2024.
3.4
De kinderen wonen sinds 23 juni 2020 bij de pleegouders.
3.5
Bij beschikking van 22 augustus 2022 heeft de kinderrechter een deskundigenonder-zoek gelast door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (verder: NIFP) naar het perspectief van de kinderen. De kinderrechter heeft in deze beschikking ook een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen en een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld, inhoudende dat de moeder en de vader ieder eenmaal in de vier weken twee uur begeleide omgang met de kinderen hebben, waarbij de GI de regie heeft over de verdere uitbreiding van de omgang.
3.6
Het NIFP heeft in maart 2023 gerapporteerd.
3.7
Bij beschikking van 2 oktober 2024 heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, het gezag van de ouders over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] beëindigd en de GI benoemd tot voogd over hen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de verzoeken van de vader om de GI te vervangen en een omgangsregeling vast te stellen waarbij het streven is binnen een termijn van een jaar en onder regie van de nieuw te benoemen GI een opbouw naar een weekendregeling te realiseren, afgewezen.
4.2
De vader is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek ten aanzien van de door hem verzochte omgangsregeling. De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat de volgende omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zal gelden:
- eerste maand: twee uur per twee weken, begeleid door [naam1] ;
- tweede maand: drie uur per twee weken, begeleid door [naam1] ;
- derde maand: vier uur per twee weken, begeleid door [naam1] ;
Na een evaluatie voortzetting van de omgang zonder begeleiding door [naam1] , namelijk:
- vierde maand: twee uur per twee weken zonder begeleiding;
- vijfde maand drie uur per twee weken zonder begeleiding;
- zesde maand: vier uur per twee weken zonder begeleiding;
Nadien opnieuw evaluatie met de GI;
- zevende maand uitbreiding naar zes uur per twee weken zonder begeleiding;
- achtste maand: acht uur per twee weken zonder begeleiding;
Na de achtste maand zal de omgang worden uitgebreid naar de zondag, of dat met een overnachting zal zijn, hangt af van de bevindingen zoals die zullen blijken uit de evaluaties en zal in een nader te bepalen tempo worden toegewerkt naar een weekendregeling, en een verdeling van vakanties en feestdagen, inclusief Vaderdag,
althans een regeling te bepalen als het hof juist acht, kosten rechtens.
4.3
De GI voert verweer en vraagt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Niet in geschil is dat zich sinds de beschikking van 22 augustus 2022 een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan, zodat het hof de omgangsregeling opnieuw zal beoordelen.
5.3
De vader en de GI verschillen van mening over de vraag wanneer en hoe de huidige omgangsregeling moet worden uitgebreid. Volgens de vader bestaat bij de GI onwil om te komen tot een goede omgangsregeling. In zijn rapport adviseert het NIFP een omgangsplan te ontwikkelen dat op termijn gericht is op normalisering van de contacten. Op dit moment is er slechts twee uur omgang per maand onder begeleiding van [naam1] . In de beschikking van 22 augustus 2022 is bepaald dat de GI de regie heeft over verdere uitbreiding van de omgang, maar de GI weigert dat uit te voeren. Kort voor en op de zitting is namens de vader verzocht om de beslissing op zijn verzoek aan te houden in afwachting van recente ontwikkelingen. Dankzij bemiddeling van een medewerker van het Ondersteuningsteam Toeslagen is kort geleden het overleg tussen de vader en de GI op gang gekomen. Namens de vader zijn concrete voorstellen gedaan voor uitbreiding van de omgang. Daarop heeft de GI nog geen reactie gegeven, aldus de vader.
5.4
De GI is het niet met de vader eens. De GI en de vader verschillen van visie over wat in het kader van de omgang in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben ruimte nodig voor verwerking van de gebeurtenissen uit het verleden. Pas daarna kan ruimte ontstaan voor een volgende stap in de zin van uitbreiding van de omgang. Op dit moment is vooral voor [de minderjarige1] het volgen van therapie van groot belang. Hij ervaart veel stress waardoor het starten van therapie moeilijk is. Ook het NIFP stelt in zijn rapport vast dat de kinderen ernstig getraumatiseerd zijn. Van belang is dat er rust komt. Het is juist dat er sinds kort sprake is van een lichte verbetering in de samenwerking. Pas wanneer de samenwerking tussen de vader en de hulpverlening goed is, en het de vader lukt om de tips en adviezen van de hulpverlening op te volgen, kan ruimte ontstaan voor uitbreiding. Anders dan de vader stelt wordt wel degelijk gewerkt aan uitbreiding van de omgang. Er zijn extra omgangsmomenten geweest. Daarnaast stelt [naam1] een uitbreiding voor van twee uur per maand per kind, apart van elkaar. De GI is bezig om dat voorstel uit te werken in een concreet plan. Daarbij moet de GI rekening houden met de belastbaarheid van de kinderen en de afspraken die zij reeds in het kader van de omgang met beide ouders, school, clubjes et cetera, hebben. Ook wordt gekeken onder welke voorwaarden de vader de kinderen weer zelf kan ophalen bij de pleegouders voor de omgang. De GI vindt aanhouding van de beslissing niet wenselijk omdat dit spanningen zal geven bij alle betrokkenen.
5.5
Het hof acht zich op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen op de zitting door de belanghebbenden over en weer is aangevoerd, op dit moment nog onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven over de meest wenselijke omgangsregeling tussen de vader en de beide kinderen. Op de zitting is gebleken dat een concrete uitbreiding van de omgangsregeling dichtbij is. Daarnaast is sinds zeer recent sprake van een lichte verbetering in de samenwerking tussen de vader en de GI. Dit proces is volop in beweging. Gelet daarop ziet het hof aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden zodat het hof die ontwikkelingen kan volgen. Daarbij merkt het hof op dat de samenwerking tussen de vader en de GI jarenlang zeer moeizaam was. De stappen die de vader nu zet zijn nog broos. Het hof verwacht van beide partijen dan ook een proactieve rol in het verder verbeteren van hun onderlinge samenwerking.
Het hof wenst over het verloop van de samenwerking en de op handen zijnde uitbreiding van de omgangsregeling nader te worden geïnformeerd. Het hof zal daarom zowel de vader als de GI verzoeken het hof over voornoemde ontwikkelingen in deze zaak te berichten.
5.6
In afwachting van het verloop van de samenwerking tussen de vader en de GI en de op handen zijnde uitbreiding van de omgang zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verzoekt de advocaat van de vader en de GI om uiterlijk op 12 mei 2025 aan het hof en de belanghebbenden en de raad te berichten omtrent hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 5.5 en over de gewenste voortgang in de procedure;
bepaalt dat de vader en de GI zich voor vragen of opmerkingen kunnen wenden tot het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. R. Feunekes;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K.A.M. van Os-ten Have en D.J.M. van de Voort en is op 12 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.