In deze zaak heeft verzoekster, de zus van betrokkene, hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarin haar verzoek om ontslag van de huidige mentor en haar benoeming als opvolgend mentor werd afgewezen. De huidige mentor, die sinds 2006 is aangesteld, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van verzoekster. De procedure in hoger beroep begon met een beroepschrift dat op 21 februari 2024 werd ingediend, gevolgd door verschillende producties en een mondelinge behandeling op 9 juli 2024. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat verzoekster en de mentor een complexe relatie hebben, waarbij verzoekster zich zorgen maakt over de beschikbaarheid en de zorg die de mentor biedt aan betrokkene. Het hof heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld, waaronder de schending van het beginsel van hoor en wederhoor en de stelling dat de mentor niet voldoende zorg heeft geboden na twee incidenten in het leven van betrokkene. Het hof concludeert echter dat er geen gewichtige redenen zijn om de mentor te ontslaan en bekrachtigt de eerdere beschikking van de kantonrechter. Verzoekster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar aanvullende verzoek om de mentor te gelasten betrokkene te verhuizen naar een andere instelling. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.