ECLI:NL:GHARL:2024:6898

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
200.338.881
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling zorgregeling in hoger beroep afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om een zorgregeling voor zijn minderjarige kind vast te stellen. De moeder, die de zorg voor het kind heeft, was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland van 21 december 2023, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De ouders hebben samen het gezag over het kind, dat geboren is in 2018, maar er is al jaren geen contact meer tussen het kind en de vader. De vader heeft in het verleden verzocht om een zorgregeling, maar heeft sindsdien geen contact meer gehad met de moeder of het kind, wat de situatie bemoeilijkt. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden sinds de eerdere beslissing zijn veranderd en dat er geen uitvoerbare zorgregeling kan worden vastgesteld. De belangen van het kind en de moeder zijn zwaarwegend, en het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat er momenteel geen zorgregeling wordt vastgesteld. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en het verzoek van de vader is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.338.881
(zaaknummer rechtbank Gelderland (391486)
beschikking van 12 november 2024
over de zorgregeling van [de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. M.B. Beerentsen
en
[verzoeker](de vader)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: mr. M.L.J. Wekking
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering(de GI)
gevestigd in Amsterdam

1.De procedure bij de rechtbank en bij het hof

1.1
In de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
22 november 2021, 30 maart 2022, 2 februari 2023 en 21 december 2023, nummer 391486, staat hoe de procedure bij de rechtbank is gegaan.
1.2
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
- het beroepschrift met bijlagen;
- het verweerschrift en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met één bijlage.
1.3
Het hof heeft deze zaak op 15 oktober 2024 op een zitting behandeld. Aanwezig waren:
- de moeder en haar advocaat;
- de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad).
2. De feiten
2.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] . [de minderjarige] is geboren [in]
2018. De ouders hebben samen het gezag over hem. [de minderjarige] woont bij de moeder. Hij heeft al jaren geen contact meer met de vader.
2.2
[de minderjarige] staat onder toezicht van de GI. Deze maatregel geldt tot 23 november 2024.

3.Wat wordt verzocht

3.1
De moeder en de vader zijn het er niet over eens óf en zo ja, hoe vaak [de minderjarige] contact met zijn vader kan hebben en of die contacten begeleid moeten worden. In de beslissing van de rechtbank van 21 december 2023 is als zorgregeling vastgesteld dat: “
de ouders in overleg met de betrokken omgangsbegeleiding een minimale regeling gaan bepalen die onder regie van de GI en naar gelang de mogelijkheden van [de minderjarige] wordt uitgebreid, waarbij het aan de hulpverlening is om te bepalen in hoeverre het contact (deels) begeleid dient plaats te vinden.”
3.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij verzoekt het hof de beslissing van de rechtbank ongedaan te maken en het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen alsnog af te wijzen.
3.3
De vader is het niet eens met het verzoek van de moeder. Hij heeft op de mondelinge behandeling zijn verzoek veranderd. Hij verzoekt nu een omgangsregeling vast te stellen waarbij hij, op afspraak met de moeder, [de minderjarige] kan zien.
3.4
De moeder heeft op de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen dit verzoek van de vader en vraagt dat verzoek van de vader af te wijzen.

4.Het oordeel van het hof

Wat staat er in de wet
4.1
De ouders hebben samen het gezag. In artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek staat dat de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen over de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan inhouden een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling).
4.2
In dat wetsartikel staat ook dat de rechter bij zijn beslissing moet kijken naar het belang van het kind. Ook andere belangen kunnen een rol spelen en kunnen zelfs zwaarder wegen dan in dit geval het belang van [de minderjarige] .
Wat het hof beslist
4.3
Op de mondelinge behandeling is verteld dat de situatie sinds de beslissing van de rechtbank is veranderd. Er is al een tijdlang geen contact meer met de vader. Niemand heeft iets van hem gehoord. Hij reageert ook niet op verzoeken van zijn advocaat en de GI om contact op te nemen.
De advocaat van de vader heeft voor het laatst in mei 2024 contact gehad met de vader. De advocaat weet niet wat er met de vader aan de hand is. De advocaat heeft ook contact met de hulpverlener van de vader gezocht maar ook die weet niet waar de vader is en waarom de vader niet meer reageert.
De jeugdzorgwerker van de GI heeft gezegd dat als de ondertoezichtstelling afloopt in november van dit jaar niet meer gevraagd zal worden om die te verlengen. Want als er geen contact is met de vader, kan niet gewerkt kan worden aan de doelen van de ondertoezichtstelling.
De raad heeft het hof geadviseerd om, nu dit zo is, geen zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen.
4.4
Net als de raad vindt het hof dat geen zorgregeling moet worden vastgelegd tussen [de minderjarige] en zijn vader. Een zorgregeling is op dit moment niet uitvoerbaar en in strijd met de belangen van de moeder en [de minderjarige] .
De ouders hebben samen een belast verleden en hebben ieder te maken met persoonlijke problematiek. De vader heeft verslavingsproblematiek en de moeder heeft niet aangeboren hersenletsel. Zij kampt met trauma gerelateerde klachten waardoor zij kwetsbaar is. De ouders hebben al een lange periode geen contact met elkaar, ook niet over [de minderjarige] .
De vader heeft ruim drie jaar geleden aan de rechtbank verzocht om een zorgregeling vast te stellen tussen hem en [de minderjarige] . Vanaf die tijd is er veel moeite gedaan om met begeleiding tot een stabiele regeling te komen. Ook onder regie van de GI is dat niet gelukt. De vader is de samenwerking niet aangegaan en is afspraken niet nagekomen. Er is sinds mei van dit jaar geen enkel contact meer met de vader geweest. Op deze manier kan er geen contactherstel plaatsvinden. Daar is namelijk professionele ondersteuning bij nodig. Van de moeder kan, met alles wat er is gebeurd en aan de hand is, niet worden verwacht dat zij de vader toestaat, op afspraak contact te hebben met [de minderjarige] , zoals de vader verzoekt. Het is nu het meest in het belang van [de minderjarige] en zijn moeder dat er geen zorgregeling wordt vastgesteld. Voor haar moet niet steeds onzeker zijn of [de minderjarige] nu wel of geen contact met zijn vader heeft.
4.5
Omdat de omstandigheden na de beslissing van de rechtbank zijn gewijzigd vindt het hof dat de beslissing van de rechtbank van 21 december 2023 niet moet blijven gelden (dat heet dan: vernietigen). Het verzoek van de moeder in hoger beroep zal daarom worden toegewezen en het verzoek van de vader zal alsnog worden afgewezen.

5.De beslissing

Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 21 december 2023;
het hof wijst het inleidende verzoek van de vader ook in de ter mondelinge behandeling aangepaste vorm alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op
12 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.