ECLI:NL:GHARL:2024:6883

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
21-002508-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in hennepteelt en elektriciteitsdiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1965, werd beschuldigd van hennepteelt en elektriciteitsdiefstal. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van hennepteelt en de diefstal van elektriciteit, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan hennepteelt. De verdachte had zijn schuur ter beschikking gesteld aan onbekende personen voor de teelt van hennepplanten. Het hof oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij, gezien de omstandigheden waaronder deze was opgezet, zoals de aanwezigheid van een afzuiginstallatie en de hennepgeur. De verdachte ontkende enige betrokkenheid, maar het hof achtte zijn verklaring niet geloofwaardig. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren, met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de rol van de verdachte als medeplichtige aan de hennepteelt heeft vastgesteld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002508-23
Uitspraak d.d.: 6 november 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 10 mei 2023 met parketnummer 18-232368-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
  • veroordeling van de verdachte als pleger ter zake van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.M. Carabain-Klomp, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank de verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij in of omstreeks de periode 01 januari 2022 tot en met 01 maart 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 1000 hennepplanten, zijnde (hennep) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 1 maart 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een (schuur naast een) pand aan [adres] ) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 1000 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in de periode, in elk geval in de periode van 1 januari 2022 tot en met 1 maart 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd((e) schuur naast het) pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode 01 januari 2022 tot en met 01 maart 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de rechtspersoon [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid stroom onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak edn/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde waarbij de verdachte als pleger moet worden aangeduid. De verdachte was eigenaar van de schuur waarin de kwekerij is aangetroffen. Het door de verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario, dat hij de schuur heeft verhuurd aan een derde voor de opslag van poetsmiddelen, maar dat hij de gegevens daaromtrent is kwijtgeraakt, is niet verifieerbaar en volstrekt onaannemelijk. Dit verweer dient verworpen te worden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Hij heeft de zolderetage van zijn schuur verhuurd aan een derde voor de opslag van poetsmiddelen. De verdachte is goedgelovig geweest en door criminelen bewust uitgezocht om misbruik van te maken.
Oordeel van het hof
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 1 maart 2022 trof de politie een hennepkwekerij aan in de schuur bij de woning aan [adres] te [plaats] . De hennepkwekerij bevond zich op de zolderverdieping van de vrijstaande schuur. De zolderetage was te bereiken via een wenteltrap maar de opening was afgesloten met een dichte plaat. De plaat is door de verbalisanten verwijderd en op de zolderetage is een afgesloten deur verbroken met behulp van een breekijzer. De zolderruimte betrof de kweekruimte over de gehele lengte en breedte van de schuur. De verbalisanten hebben aan de hand van de restwortels waargenomen dat er in de kweekruimte 1.000 hennepplanten hadden gestaan, die op dat moment net waren geoogst. Aan de achterkant van de schuur was een duidelijk hoorbare afzuiginstallatie waarneembaar. Bij het betreden van de schuur werd een duidelijke hennepgeur waargenomen. De schuur, de woning en andere bijgebouwen op het perceel waren op dat moment in eigendom van de verdachte.
Uit onderzoek door de fraude-inspecteur van [benadeelde partij] is gebleken dat er een illegale aftakking was gemaakt op de aansluitleiding van [benadeelde partij] die de apparatuur en installatie van de hennepkwekerij in de schuur van elektriciteit voorzag. De illegale kabel is buiten de hoofdveiligheid in de aansluitkast van de elektriciteit om aangesloten. In de meterkast in de slaapkamer van verdachte bleek dat het zegel was verbroken. Vanuit de onderkant van de meterkast, onder de vloer, werd de aftakking naar de schuur aangetroffen waarbij de lasdoos open lag en waardoor een ernstig gevaar op brand bestond.
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij de zolderetage heeft verhuurd aan een derde. Tevens heeft hij de huurder de stroomvoorziening laten zien, die zich niet in de vrijstaande schuur maar in de door hem zelf bewoonde woning bevond. De verdachte wist dat de huurder een airco had gemonteerd op zijn schuur en heeft deze airco ook gehoord.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde
De verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap heeft gehad van de hennepkwekerij. Hij ontkent ook enige feitelijke betrokkenheid te hebben gehad bij de kwekerij.
Het hof volgt de verdachte niet in zijn standpunt dat hij van niets wist. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat de hennepplanten met medeweten van de verdachte in zijn schuur zijn geplant waarmee hij wetenschap moet hebben gehad van de kwekerij in zijn schuur. Dat leidt het hof onder meer af uit de door de verbalisanten beschreven duidelijk hoorbare afzuiginstallatie, het gezoem van ventilatoren en een onmiskenbaar waarneembare hennepgeur. De verdachte heeft daarnaast ter terechtzitting verklaard dat de huurder een airco had geplaatst bij zijn schuur en dat hij die ook heeft gehoord en gezien.
Het hof stelt op basis van het dossier vast dat de verdachte, als eigenaar van het perceel, zijn zolderetage in de schuur ter beschikking heeft gesteld aan een derde. Hiervan uitgaande komt het hof tot het oordeel dat de bijdrage van verdachte aan de hennepkwekerij niet als medeplegen of plegen kan worden gekwalificeerd. Het dossier bevat geen nadere bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte zelf de hennepkwekerij heeft ingericht en/of heeft onderhouden. Het hof stelt bovendien vast dat ten aanzien van de rol van verdachte bij de hennepkwekerij uit de bewijsmiddelen niet meer kan worden afgeleid, dan dat hij is ingegaan op het voorstel van een onbekend gebleven persoon om tegen betaling de schuur bij zijn woning ter beschikking te stellen. Het hof oordeelt dat de verdachte daarmee de gelegenheid heeft geboden een hennepkwekerij op te zetten, door het faciliteren en gedogen van een hennepkwekerij in zijn schuur. Het hof zal verdachte vanwege deze faciliterende rol daarom aanmerken als medeplichtige; van medeplegen wordt hij vrijgesproken.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt medeplichtigheid aan hennepteelt door zijn schuur daarvoor ter beschikking te stellen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij bestond – zoals het hof heeft vastgesteld –uit het ter beschikking stellen van zijn schuur. Ten behoeve van die hennepkwekerij is de elektriciteit op illegale wijze afgenomen. De aftakking liep vanaf de onderkant van de meterkast in de slaapkamer van de verdachte naar de zolder in de schuur. Vaststaat dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij is verkregen door diefstal. De verdachte heeft een faciliterende rol vervuld met betrekking tot de hennepkwekerij. Hoewel de plek van waaruit de elektriciteit illegaal is afgetapt, te weten de slaapkamer van verdachte, te denken geeft, is daarmee nog niet gegeven dat verdachte ook daadwerkelijk bemoeienis had met de diefstal van elektriciteit. Naar het oordeel van het hof is op basis van het dossier niet concreet vast te stellen dat de verdachte als (mede)pleger betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal van elektriciteit. Daarom is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte (mede)pleger is van elektriciteitsdiefstal. De verdachte zal dan ook te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 1 maart 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk hebben geteeld in een schuur naast een pand aan [adres] een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 1000 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2022 tot en met 1 maart 2022 te [plaats] opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde schuur naast het pand voor het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte medeplichtig is aan het telen van circa 1.000 hennepplanten, door zijn schuur ter beschikking te stellen aan een derde om een hennepkwekerij op te bouwen. Mede door zijn handelwijze wordt de handel in softdrugs in stand gehouden. Het betreft een handel die verboden is, omdat het gebruik van softdrugs de gezondheid van personen schade toebrengt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de inhoud van het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 september 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake enig strafbaar feit;
  • de inhoud van het reclasseringsrapport van 8 oktober 2024, waaruit volgt dat de belangrijkste persoonlijke leefgebieden van de verdachte stabiel te noemen zijn. De verdachte werkt fulltime als vrachtwagenchauffeur, heeft geen schulden en kan goed rondkomen;
  • de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende en in onderlinge samenhang bezien, acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van drie jaren, met daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden. In de omstandigheid dat het hof de verdachte heeft vrijgesproken voor het medeplegen, zoals tenlastegelegd onder feit 1 primair, en de diefstal van elektriciteit, ligt de reden om tot een lagere taakstraf te komen dan de advocaat-generaal heeft geëist.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 6 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.