In deze zaak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 3 en 11 september 2024 machtigingen tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp heeft verleend. De kinderrechter had eerder op 2 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [verzoeker] verlengd tot 13 juli 2025, en op 3 september 2024 een spoedmachtiging verleend voor een periode van vier weken, gevolgd door een machtiging voor vijf maanden. De GI heeft deze machtigingen aangevraagd vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [verzoeker], die zich aan de jeugdhulp onttrok en problematisch gedrag vertoonde. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2024 hebben zowel de moeder als de GI verweer gevoerd tegen de verzoeken van [verzoeker]. Het hof heeft vastgesteld dat de machtigingen noodzakelijk waren en heeft de beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd, maar de duur van de machtiging is verkort. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van [verzoeker] is om in een gesloten setting te blijven totdat een Verklarende Analyse kan worden gemaakt, en dat de machtiging niet langer dan nodig hoeft te duren. De beslissing van het hof is op 7 november 2024 uitgesproken.