ECLI:NL:GHARL:2024:6839

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
200.339.872
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind over goederen van verzoeker na succesvolle schuldsanering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van het bewind over de goederen van verzoeker, geboren in 1984. Het bewind was in 2014 ingesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. In 2022 werd de grondslag van het bewind gewijzigd naar een beschermingsbewind op basis van een geestelijke of lichamelijke toestand. Verzoeker heeft echter met succes een schuldsaneringstraject doorlopen en is inmiddels schuldenvrij. Hij heeft een spaarsaldo van ongeveer € 6.000,- en heeft de steun van zijn moeder aangeboden gekregen om zijn financiën te beheren.

De kantonrechter had het verzoek van verzoeker om het bewind op te heffen afgewezen, maar het hof oordeelt dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat. Het hof heeft de zorgen van de bewindvoerder over de zelfredzaamheid van verzoeker gehoord, maar concludeert dat deze zorgen niet voldoende zijn om het bewind voort te zetten. Verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is om zijn financiën zelf te beheren, met de ondersteuning van zijn moeder. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en het bewind opgeheven, met ingang van 1 december 2024.

De beslissing van het hof houdt in dat de griffier van het hof een uittreksel van deze beschikking zal sturen aan de griffier van de rechtbank, zodat de opheffing van het bewind kan worden ingeschreven. Het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.872
(zaaknummer rechtbank Gelderland 10821699 BM VERZ 23-8224)
beschikking van 7 november 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. C.E. Mulder,
en
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder], wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder,
[de vader], wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de vader,
[de zus], wonende te [woonplaats4] ,
verder te noemen: [de zus] ,
[broer1], wonende te [woonplaats5] ,
verder te noemen: [broer1] ,
[broer2], wonende te [woonplaats6] ,
verder te noemen: [broer2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen) van 15 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 april 2023;
- een brief van de bewindvoerder van 29 april 2024.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 oktober 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- [verzoeker] en zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de bewindvoerder;
- de moeder.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1984 in [woonplaats3] .
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland (hierna ook: de kantonrechter) van 2 december 2014 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.3
Bij beschikking van de kantonrechter van 30 november 2022 heeft de rechtbank de grondslag voor de onderbewindstelling gewijzigd van problematische schulden naar een onderbewindstelling op grond van een geestelijke of lichamelijke toestand.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht om het bewind op te heffen. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen.
4.2
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, (primair) zijn verzoek alsnog toe te wijzen dan wel (subsidiair) de bewindvoerder te ontslaan en de moeder tot opvolgende bewindvoerder te benoemen.
4.3
De bewindvoerder voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

de wet
5.1
Wanneer de noodzaak van een bewind niet meer bestaat of voortzetting daarvan niet zinvol is gebleken kan de kantonrechter op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
standpunten
5.2
[verzoeker] stelt dat er is geen noodzaak meer voor het bewind bestaat want hij heeft al zijn schulden afgelost en is al enkele jaren schuldenvrij. Daarnaast belemmert het bewind hem. Hij heeft geen motivatie om werk te vinden, want hij moet voor alle uitgaven, naast zijn leefgeld, goedkeuring vragen aan de bewindvoerder en vaak krijgt hij geen goedkeuring. Daarbij komt nog dat de kosten van het bewind op zijn budget drukken. Als het bewind wordt opgeheven, zal [verzoeker] ondersteuning van zijn moeder krijgen bij het beheren van zijn financiën.
5.3
De bewindvoerder is het niet eens met het opheffen van het bewind. Weliswaar stelt [verzoeker] goede vragen aan de bewindvoerder en regelt hij sommige financiële zaken zelf (zoals steun van het Tijdelijk Noodfonds Energie), het is toch te vroeg om het bewind op te heffen. Het zelfstandigheidstraject is niet succesvol afgesloten. [verzoeker] heeft namelijk het maandgeld dat hij ontvangt eerder opgemaakt dan de maand voorbij is. Ook is niet inzichtelijk voor de bewindvoerder waar [verzoeker] het leefgeld aan uitgeeft, omdat [verzoeker] het leefgeld in contanten opneemt.
5.4
De moeder steunt het verzoek van haar zoon. Zij vindt dat de bewindvoerder goed werk heeft verricht maar ziet ook dat haar zoon is gegroeid en eraan toe is om zelf de juiste weg te vinden. Zij schat in dat de overgang naar geen bewind voor haar zoon groot zal zijn maar zij is nu ook in staat om haar zoon daarbij te helpen en dat wil hij ook. Eerder is haar dat door persoonlijke omstandigheden niet gelukt.
oordeel hof
5.5
Het hof is van oordeel dat voortzetting van het bewind niet meer noodzakelijk is. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.6
[verzoeker] is in 2014 onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, omdat hij aanzienlijke schulden had. [verzoeker] heeft met succes een schuldsaneringstraject doorlopen. De grondslag van het bewind is door de kantonrechter in 2022 op verzoek van de bewindvoerder gewijzigd in een beschermingsbewind op grond van een lichamelijke of geestelijke toestand. Die wijziging is toen verzocht omdat niet langer sprake was van problematische schulden, maar uit de beslissing van de kantonrechter destijds blijkt niet duidelijk waarom er een noodzaak was voor een beschermingsbewind op grond van een lichamelijke of geestelijke toestand. Het hof begrijpt dat de bewindvoerder toen en nu nog steeds zorgen heeft over de zelfredzaamheid van [verzoeker] , maar inmiddels zijn een aantal jaren verstreken en is [verzoeker] nog steeds schuldenvrij, is er een spaarsaldo van ongeveer € 6.000,- en wil de moeder [verzoeker] helpen zijn financiën op orde te houden. Alleen de zorgen over de zelfredzaamheid van [verzoeker] is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat voortzetting van het bewind op grond van een lichamelijke of geestelijke toestand noodzakelijk is. Het hof heeft de moeder op de zitting bevraagd over haar mogelijkheden om [verzoeker] te ondersteunen bij het beheren van zijn financiën waar dat nodig is. Het hof heeft er vertrouwen in dat de moeder die ondersteuning kan bieden aan [verzoeker] . Gelet op de sterke wens van [verzoeker] om zelf verantwoordelijk te zijn voor zijn financiën gaat het hof ervan uit dat [verzoeker] het vrijwillige toezicht van de moeder zal accepteren en als dat nodig is de moeder om hulp zal vragen. Het hof acht daarom [verzoeker] voldoende in staat om zelf zijn geldzaken op orde te houden, waar nodig met de ondersteuning van de moeder. Het hof is daarom van oordeel dat de noodzaak voor het bewind over de goederen van [verzoeker] niet meer bestaat. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en het bewind opheffen.
5.7
Het hof zal het bewind opheffen met ingang van 1 december 2024. De eerste dag van een maand is een goed moment om de opheffing te laten ingaan, omdat alle betalingen van de vaste lasten in de lopende maand dan nog kunnen plaatsvinden. Daarbij heeft de bewindvoerder zo de tijd om een rekening & verantwoording op te stellen, met de verzoeker de overdracht te regelen en de tenaamstelling van rekeningen te veranderen.
5.8
Aangezien het primaire verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen komt het hof aan een bespreking van het subsidiaire verzoek niet toe.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 15 januari 2024, en opnieuw beschikkende:
heft op het bewind dat is uitgesproken over de (toekomstige) goederen van [verzoeker] , die is geboren [in] 1984 in [woonplaats3] ;
wijst als tijdstip van ingang van de opheffing van het bewind 1 december 2024 aan;
bepaalt dat de griffier van het hof een uittreksel van deze beschikking stuurt aan de griffier van de rechtbank vanwege het bepaalde in artikel 1:391 lid 3 BW over de inschrijving van de opheffing van het bewind met ingang van 1 december 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.P. den Hollander en R. Feunekes en is op 7 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.