Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van het bewind over de goederen van verzoeker, geboren in 1984. Het bewind was in 2014 ingesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. In 2022 werd de grondslag van het bewind gewijzigd naar een beschermingsbewind op basis van een geestelijke of lichamelijke toestand. Verzoeker heeft echter met succes een schuldsaneringstraject doorlopen en is inmiddels schuldenvrij. Hij heeft een spaarsaldo van ongeveer € 6.000,- en heeft de steun van zijn moeder aangeboden gekregen om zijn financiën te beheren.
De kantonrechter had het verzoek van verzoeker om het bewind op te heffen afgewezen, maar het hof oordeelt dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat. Het hof heeft de zorgen van de bewindvoerder over de zelfredzaamheid van verzoeker gehoord, maar concludeert dat deze zorgen niet voldoende zijn om het bewind voort te zetten. Verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is om zijn financiën zelf te beheren, met de ondersteuning van zijn moeder. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en het bewind opgeheven, met ingang van 1 december 2024.
De beslissing van het hof houdt in dat de griffier van het hof een uittreksel van deze beschikking zal sturen aan de griffier van de rechtbank, zodat de opheffing van het bewind kan worden ingeschreven. Het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.