ECLI:NL:GHARL:2024:6794

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
200.345.563
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en de goede trouw van de schuldenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellant] voor de wettelijke schuldsaneringsregeling. [appellant], een alleenstaande man met drie kinderen, had eerder een faillissementsaanvraag ontvangen van zijn leverancier Q.K. Meats Ltd. en had op 8 juli 2024 de rechtbank verzocht om toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had dit verzoek op 29 augustus 2024 afgewezen, omdat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn zaak toegelicht, waarbij hij stelde dat zijn financiële problemen voortkwamen uit het niet kunnen voldoen aan zijn verplichtingen door wanbetaling van zijn Ghanese afnemer White Volta. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. Hij heeft geen documenten overgelegd die de ontstaansredenen van zijn schulden inzichtelijk maken, en de rechtbank had al opgemerkt dat de schuldenlijst niet compleet was. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet voldoende inzicht heeft gegeven in het ontstaan van zijn zakelijke schulden en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de aanvraag voor de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellant] werd afgewezen. Dit arrest benadrukt het belang van transparantie en bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op schuldsanering en de vereisten voor goede trouw van de schuldenaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.345.563
rekestnummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen 24/677/FTRK
arrest van 5 november 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats]
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna: [appellant]
advocaat: mr. C.C.W. Plaat

1.De procedure bij de rechtbank

1.1.
Op 22 mei 2024 heeft de vennootschap naar het recht van Ierland Q.K. Meats Ltd. de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank) verzocht het faillissement uit te spreken van [appellant] . Vervolgens heeft [appellant] met een verzoekschrift d.d. 8 juli 2024 de rechtbank verzocht ten aanzien van hem de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
1.2.
Bij vonnis van 29 augustus 2024 heeft de rechtbank het verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling van [appellant] afgewezen. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Door middel van een op 6 september 2024 bij het hof binnengekomen beroepschrift heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 29 augustus 2024. [appellant] heeft het hof verzocht het vonnis te vernietigen en de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren.
2.2.
Het hof heeft naast het beroepschrift met bijlagen kennis genomen van de aanvullende stukken die van mr. Plaat zijn ontvangen op 16 oktober 2024, 25 oktober 2024, 28 oktober 2024 en 29 oktober 2024.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Hierbij is [appellant] verschenen, vergezeld door mevrouw [naam1] ( [functie] bij de gemeente Montferland) en bijgestaan door mr. Plaat.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
[appellant] is een alleenstaande man met drie kinderen waarover hij co-ouderschap heeft met zijn ex-echtgenote. [appellant] hield zich bezig met de verkoop van bevroren vleesproducten in Ghana. Tot 2019 heeft [appellant] deze activiteiten in loondienst uitgeoefend bij Lamex Foods Europe B.V. en vanaf 2020 is hij deze werkzaamheden gaan verrichten als zelfstandig ondernemer. Aanvankelijk heeft [appellant] zijn ondernemersactiviteiten verricht vanuit een per 1 oktober 2014 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven eenmanszaak handelend onder de naam [naam2] . Om de financiële risico’s voor zijn privé vermogen te beperken, heeft [appellant] in 2022 de besloten vennootschap United African Trade Company B.V. (hierna: de B.V.) opgericht voor het verrichten van de handelsactiviteiten. [appellant] houdt via zijn holding Ansaed Holding B.V. (indirect) de aandelen in de B.V. De B.V. is inmiddels failliet verklaard.
3.2.
[appellant] heeft toegelicht, dat de leveranciers bij wie hij de vleesproducten inkocht het (krediet)risico dat hun afnemers (zijnde in dit geval [appellant] ) niet aan hun betaalverplichtingen kunnen voldoen, afdekken bij kredietverzekeraars. Deze kredietverzekeraars waren niet bereid het kredietrisico te verzekeren voor leveranties aan de door [appellant] opgerichte B.V. Alleen het kredietrisico voor leveringen aan de reeds langer bestaande eenmanszaak van [appellant] werd door de kredietverzekeraars afgedekt. Hierdoor was [appellant] genoodzaakt de inkoop van de vleesproducten via zijn eenmanszaak te laten lopen en zijn de handelsactiviteiten in de B.V. niet goed van de grond gekomen, aldus [appellant] . Na het faillissement van de B.V. heeft [appellant] de handelsactiviteiten voortgezet vanuit zijn eenmanszaak.
3.3.
[appellant] heeft uiteengezet dat zijn afnemers in Ghana grote verliezen hebben geleden als gevolg van de Covid-19 pandemie, de daarop volgende inflatie en devaluatie van de Ghana Cedis en het gebrek aan beschikbaarheid van Amerikaanse dollars en Euro’s. Deze slechte financiële situatie heeft er uiteindelijk toe geleid dat een van de afnemers van [appellant] , te weten White Volta, begin januari 2024 niet meer aan haar betaalverplichtingen ten opzichte van [appellant] kon voldoen. De vordering van [appellant] op White Volta bedroeg om en nabij € 250.000,-. Doordat de betaling door White Volta uitbleef, beschikte [appellant] op zijn beurt niet over voldoende financiële middelen om binnen de (tot 90 dagen verlengde) betaaltermijnen aan zijn betaalverplichtingen ten opzichte van zijn leveranciers te voldoen. Met de mededeling van zijn leveranciers aan hun kredietverzekeraars dat [appellant] zijn facturen niet had voldaan, verviel de kredietverzekering voor verdere leveranties aan [appellant] . Het gevolg wast dat zijn leveranciers niet langer bereid waren vleesproducten te leveren aan [appellant] waardoor hij zijn handelsactiviteiten niet kon continueren en hij geen omzet meer kon realiseren, aldus [appellant] . Dit heeft uiteindelijk geleid tot de faillissementsaanvraag van [appellant] op 22 mei 2024 door een van zijn leveranciers, te weten Q.K. Meats Ltd.
3.4.
[appellant] heeft toegelicht dat hij in februari 2024 door de gemeente Montferland in contact is gebracht met de organisatie Over Rood. Over Rood heeft ten behoeve van [appellant] een accountant ingeschakeld om de jaarrekening in te dienen alsmede zijn privé belastingaangiften te doen. Op aangeven van Over Rood heeft [appellant] ook zijn eenmanszaak gestaakt. Vervolgens heeft [appellant] zich gewend tot De Stadsbank Oost Nederland. Gelet op de tijdsdruk die was ontstaan door de faillissementsaanvraag van Q.K. Meats Ltd. heeft de Stadsbank een niet volledig ingevuld verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend, aldus [appellant] .
3.5.
De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen omdat [appellant] naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt, dat de door [appellant] aangeleverde schuldenlijst niet compleet is. De rechtbank heeft er op gewezen, dat bij een aantal schulden de ontstaansdata ontbreken en dat het niet duidelijk is wat de hoogte van de vordering van de belastingdienst is aangaande de inkomstenbelasting over het jaar 2022. Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat er (meerdere) rechtszaken tegen [appellant] lopen om uiteenlopende redenen, waarbij de uitkomst van die zaken en of daar nog vorderingen uit voortkomen ongewis is.
3.6.
[appellant] heeft een grief (bezwaar) tegen het vonnis van de rechtbank aangevoerd waarin hij opkomt tegen het oordeel dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest in het laten ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden.
3.7.
Uit de schuldenlijst die op 28 oktober 2024 is ontvangen, volgt dat [appellant] een aangegeven schuldenlast heeft van € 181.331,65 en een geverifieerde schuldenlast van € 202.693,21. De schulden zijn ontstaan in de periode 2022-2024. [appellant] heeft toegelicht dat zijn schulden met name zakelijke schulden zijn aan zijn vroegere leveranciers. Hierbij gaat het om een schuld aan Q.K. Meats Limited van € 35.810,31, een schuld van € 40.867,36 aan Lamex Foods Europe B.V., een schuld van € 39.766,94 aan Omega Foods en een schuld van € 31.253,43 aan Ven Poultry. Ten aanzien van de belastingschuld heeft [appellant] tijdens de mondelinge behandeling bij het hof toegelicht dat deze schuld uiteindelijk lager zal uitvallen doordat bij het opstellen van de aangiftes nog geen rekening is gehouden met voor hem gunstige fiscale regelingen.
3.8.
[appellant] heeft tot 1 september 2024 een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet. Per 1 september 2024 heeft hij een baan aanvaard bij een van zijn vroegere leveranciers uit Bulgarije, te weten Advanced Ingredients Ltd. [appellant] ontvangt daarvoor volgens de door hem overgelegde arbeidsovereenkomst een salaris van € 2.300,- netto per maand. [appellant] heeft aangegeven dat hij inmiddels ook is benaderd door een andere leverancier met het verzoek werkzaamheden voor hem te gaan verrichten in Ghana.
3.9.
[appellant] heeft bij zijn beroepschrift een verstekvonnis van 28 augustus 2024 overgelegd waaruit blijkt dat een door Globalwing International LLC tegen hem ingestelde vordering (gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid, zijnde feitelijk bestuurder van White Volta) door de rechtbank is afgewezen. [appellant] heeft toegelicht dat voor zover hem bekend Globalwing International LLC (nog) geen hoger beroep heeft ingesteld tegen dit vonnis. Ook overigens zijn er geen gerechtelijke procedures tegen hem aangespannen, aldus [appellant] .
3.10.
Het hof oordeelt als volgt. Op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en onder b Faillissementswet (Fw) is het aan [appellant] om aannemelijk te maken dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Aan de hand van de stukken die in de loop van de procedure door [appellant] zijn verstrekt, heeft [appellant] weliswaar (toenemend) inzicht verschaft in zijn schulden, zijn schuldeisers, de hoogte van zijn schulden en de ontstaansdata van zijn schulden. Echter, [appellant] heeft geen stukken overgelegd waarmee de ontstaansredenen van zijn schulden inzichtelijk worden gemaakt.
3.11.
[appellant] heeft aangevoerd dat hij in de financiële problemen is gekomen doordat zijn Ghanese afnemer White Volta begin januari 2024 de vordering van [appellant] niet heeft betaald. Echter, [appellant] heeft geen stukken, zoals een of meer facturen, overgelegd waaruit blijkt dat [appellant] een vordering heeft op White Volta en wat de omvang van die vordering is. Evenmin heeft [appellant] aan de hand van stukken, zoals e-mails of andere correspondentie, inzichtelijk gemaakt dat White Volta begin januari 2024 niet in staat was aan haar betaalverplichtingen ten opzichte van [appellant] te voldoen. De door [appellant] overgelegde jaarstukken over 2023 zijn medio 2024 opgesteld. Uit die stukken blijkt niets van de door [appellant] aangevoerde vordering op White Volta en oninbaarheid daarvan en evenmin van de verstrekkende (financiële) gevolgen van die oninbaarheid, zoals [appellant] in het kader van zijn WSNP-verzoek en beroep aanvoert. Daar komt bij dat [appellant] op vragen van het hof niet heeft kunnen uitleggen waarom de leveranciers begin januari 2024 al hun leveranties hebben gestaakt terwijl de vorderingen facturen betreffen van december 2023 en de betalingstermijn volgens [appellant] steeds 90 of 120 dagen was. Daarbij weegt mee dat [appellant] naar eigen zeggen nog vijf voor White Volta bestemde containers met bevroren vlees aan andere afnemers in Ghana heeft gestuurd toen de gestelde wanbetaling bleek zodat ook daaruit inkomsten moeten zijn ontvangen. In dit verband wijst het hof er ook op dat [appellant] blijkens de door hem overgelegde bankafschriften van zijn betaalrekening (eindigend op: [nummer1] ) over de periode van januari 2024 tot 9 juli 2024 in totaal € 5.900 op deze rekening heeft ontvangen van ‘ [naam2] ’ (afkomstig van de bankrekening met het bankrekeningnummer eindigend op: [nummer2] ), dit terwijl er ook een zakelijke (derde) bankrekening op zijn naam is (met het bankrekeningnummer eindigend op: [nummer3] ). [appellant] heeft hier op zitting evenmin een duidelijke verklaring voor gegeven. [appellant] heeft al met al onvoldoende inzicht gegeven in het ontstaan van zijn zakelijke schulden.
3.12.
Bij die stand van zaken komt het hof, in lijn met de rechtbank, tot het oordeel dat [appellant] niet voldoende (concreet met stukken) aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden te goeder trouw is geweest. De omstandigheid dat het een pareringsverzoek betreft waardoor [appellant] onder tijddruk zijn verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsanering heeft moeten indienen, doet hier niet aan af nu het om eenvoudige stukken gaat en in de voorstelling van [appellant] het niet betalen door White Volta van de openstaande factuur heeft geleid tot de financiële problemen van [appellant] .
3.13.
Het hoger beroep faalt. Het vonnis van 29 augustus 2024 zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaat Zutphen van 29 augustus 2024.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, P.J. van der Korst en H. Wammes en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2024.