ECLI:NL:GHARL:2024:6767

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
200.330.869
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en verdeling van zorg- en opvoedingstaken na scheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 5 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De vader, vertegenwoordigd door mr. B.J. Driessen, had in hoger beroep verzocht om de hoofdverblijfplaats van een van de kinderen bij hem te laten vaststellen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. H.M. Schurink-Smit, de beschikking van de rechtbank Gelderland wenste te bekrachtigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zou zijn.

Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 12 maart 2024 de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken met betrekking tot de vermogensrechtelijke afwikkeling en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding. Het hof heeft partijen aangemoedigd om een hulpverleningstraject te volgen om de communicatie en samenwerking te verbeteren, maar uit de latere berichtgeving bleek dat dit traject niet was gestart en de communicatie niet was verbeterd.

Uiteindelijk zijn de ouders het eens geworden over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de regeling van de rechtbank is aangepast. Het hof heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder gehandhaafd, omdat de zorg grotendeels bij haar ligt en de kinderen voornamelijk bij haar verblijven. De beschikking van de rechtbank is in stand gehouden, met uitzondering van de aanpassing van de zorg- en opvoedingstaken, die nu is vastgesteld door het hof. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.330.869 en 200.330.872
(zaaknummers rechtbank Gelderland: 408830 en 414752)
beschikking van 5 november 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.J. Driessen,
en
[verweerster],
die woont in [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.M. Schurink-Smit.

1.Het (verdere) verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 12 maart 2024 verwijst het hof naar zijn
tussenbeschikking van die datum.
1.2
In die beschikking heeft het hof de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken voor wat betreft de vermogensrechtelijke afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Verder heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om een traject te volgen bij [naam1] (of een soortgelijke organisatie) voor hulpverlening met betrekking tot de communicatie en samenwerking tussen hen. Het hof heeft de advocaten gevraagd uiterlijk op 26 september 2024 het hof te informeren over de voortgang van het hulpverleningstraject, voor zover mogelijk met indiening van een (voortgangs)rapportage, en zich uit te laten over de gewenste voortgang van de procedure. De beslissing over de hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is aangehouden.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht van mr. Schurink-Smit van 13 september 2024 met bijlage;
- een journaalbericht van mr. Driessen van 26 september 2024 met bijlage.

2.Het oordeel van het hof

2.1
Het hof blijft bij wat is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 12 maart 2024.
2.2
Partijen hebben zich uitgelaten over de voortgang van de procedure. Uit de berichtgeving van de moeder en de vader blijkt dat het beoogde hulpverleningstraject niet is gestart. De communicatie en samenwerking tussen de ouders is ook niet verbeterd.
2.3
De ouders zijn het eens geworden over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De regeling waarover de ouders het eens zijn geworden zal het hof vaststellen. Dat is de regeling die de rechtbank heeft vastgesteld, met de aanpassing dat de kinderen in het weekend dat zij bij de vader verblijven, bij hem blijven tot maandagochtend naar school (in plaats van tot zondag om 18:30 uur). Hieruit leidt het hof af dat partijen hun verzoeken in hoger beroep dienovereenkomstig hebben gewijzigd.
2.4
De hoofdverblijfplaats van de kinderen is nog in geschil. De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder zal zijn. De vader heeft het hof verzocht om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van een van de kinderen bij hem zal zijn. De moeder heeft verweer gevoerd en wenst bekrachtiging van de bestreden beschikking op dit punt.
2.5
De raad heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te laten, omdat de zorg grotendeels bij haar ligt (zie r.o. 3.3 van de beschikking van 12 maart 2024). Het hof is van oordeel dat, nu uit de uitkomst van het overleg blijkt dat de kinderen voornamelijk bij de moeder verblijven, de beschikking van de rechtbank op dit punt in stand moet blijven.

3.De beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2023 onder rechtsoverweging 5.3 en in zoverre opnieuw beschikkende:
3.2
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aldus vast:
a. dat zij de ene week van donderdag na school (de vader haalt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op)
tot maandag naar school bij de vader verblijven;
b. dat zij de andere week van donderdag na school (de vader haalt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op) tot vrijdag na school bij de vader verblijven. De moeder haalt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op vrijdag uit school;
c. als er sprake is van een studiedag op donderdag: dan gaan zij op donderdagochtend al naar de vader;
d. als er sprake is van een studiedag op vrijdag, dan is de vader:
- in de week dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van donderdag tot en met maandag naar school bij hem verblijven, al verantwoordelijk voor hen;
- in de week dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van donderdag tot en met vrijdag bij hem verblijven, tot het uitgaan van de school verantwoordelijk voor hen;
3.3
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
3.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.U.M. van der Werff en L. Hamer, bijgestaan door G.J. Heuvelink als griffier, en is op 5 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.