In deze beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 7 oktober 2024, wordt het bezwaar van de veroordeelde tegen het voornemen van de minister voor Rechtsbescherming om zijn gevangenisstraf over te dragen aan Ierland ongegrond verklaard. De veroordeelde, geboren in Ierland en thans gedetineerd in Nederland, was eerder veroordeeld tot dertien jaar gevangenisstraf voor doodslag en het verbergen van een lijk. Het hof overweegt dat de resocialisatie van de veroordeelde in Ierland beter kan worden bevorderd, aangezien hij daar zijn roots heeft en geen verblijfsrecht meer in Nederland heeft. De minister heeft de nodige afwegingen gemaakt en is tot de conclusie gekomen dat de overdracht kan bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde.
De veroordeelde heeft bezwaar gemaakt op basis van verschillende argumenten, waaronder de detentieomstandigheden in Ierland en de mogelijkheid van een schending van zijn recht op een eerlijk proces, nu er een procedure loopt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Het hof oordeelt dat de minister in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, ondanks de lopende procedures en de zorgen over de detentieomstandigheden. Het hof stelt vast dat de minister zich heeft vergewist van de mogelijkheid tot resocialisatie en dat de overdracht niet in strijd is met de rechten van de veroordeelde.
Het hof concludeert dat de minister niet verplicht is om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie en dat de detentieomstandigheden in Ierland, hoewel zorgwekkend, niet voldoende zijn om de overdracht te weigeren. De verplichting tot betaling van schadevergoeding door de veroordeelde vormt ook geen belemmering voor de overdracht. Uiteindelijk wordt het bezwaar van de veroordeelde ongegrond verklaard, en de rechterlijke uitspraak kan worden gezonden aan Ierland voor verdere tenuitvoerlegging.