ECLI:NL:GHARL:2024:6759

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
21-000173-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en vernielingen met oplegging van gevangenisstraf en TBS-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag en vernielingen. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft een toevallige voorbijganger, die zijn hond uitliet, zonder enige aanleiding met kracht geslagen, geschopt en met een mes in gestoken. Dit leidde tot ernstig lichamelijk letsel bij het slachtoffer, die nog steeds beperkingen ondervindt in zijn dagelijks leven. Naast de poging tot doodslag heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan vernielingen van auto’s en een woning. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Het hof heeft de gevangenisstraf bevestigd, maar de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege vernietigd en in plaats daarvan TBS met voorwaarden opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. De reclassering heeft positief geadviseerd over de TBS-maatregel met voorwaarden, mits de verdachte gemotiveerd is voor behandeling. Het hof heeft de verdachte ook een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, zodat hij na afloop van de TBS-maatregel kan worden ondersteund en gemonitord. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 7.500,-. Het hof heeft de verdachte verder verplicht om mee te werken aan reclasseringstoezicht en aan de voorwaarden die zijn gesteld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000173-24
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 9 januari 2024 met parketnummer 18-315722-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven en verblijvende te [adres] , P.I. [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.B. Pieters, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. A. Elzinga, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 9 januari 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van poging tot doodslag (feit 1 primair) en tweemaal vernieling (feiten 2 en 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, en een (ongemaximeerde) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaard. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld in de proceskosten, begroot op nihil.
Het hof komt tot een andere beslissing ten aanzien van de sanctieoplegging en zal het vonnis op dat onderdeel vernietigen. Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist en zal het vonnis in zoverre bevestigen.

Oplegging van straf en maatregelen

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door [benadeelde] , een toevallige voorbijganger die zijn hond uitliet, vanuit het niets en zonder enige aanleiding met kracht te slaan, te schoppen en met een mes op hem in te steken. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig geweld uitgeoefend op het slachtoffer en heeft daardoor inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. Als gevolg van het door verdachte toegebrachte letsel wordt het slachtoffer nog altijd ernstig beperkt in zijn leven. Ter zitting van het hof is namens [benadeelde] een slachtofferverklaring voorgelezen. Uit die verklaring volgt dat de impact van het handelen van verdachte op het dagelijkse leven van [benadeelde] nog altijd groot is.
Naast de poging tot doodslag heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan vernielingen van auto’s en heeft hij ramen en een deur van een woning vernield.
Misdrijven als het onderhavige veroorzaken naast leed ook gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers maar ook in de maatschappij in het algemeen. Meerdere buurtgenoten zijn getuige geweest van het door verdachte gepleegde geweld.
Persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof het Pro Justitiarapport van GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] van 24 oktober 2023 en het Pro Justitiarapport van psychiater [psychiater] van 17 mei 2023 in aanmerking genomen.
Ook heeft het hof het reclasseringsadvies van 8 oktober 2024, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker] , alsmede de overige rapportages bij zijn afweging betrokken. Het hof heeft daarnaast reclasseringswerker [reclasseringswerker] ter zitting van het hof gehoord.
Ook heeft het hof gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Deze veroordelingen zien met name op vermogensfeiten. Uit het uittreksel kan niet worden afgeleid dat sprake is van het notoir plegen van geweldsdelicten.
Psycholoog [GZ-psycholoog] heeft gerapporteerd dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een psychotische stoornis en verslavingsproblematiek (cannabis, cocaïne, speed en mogelijk ook alcohol), ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Bij het advies aangaande de mate van toerekening is overwogen dat er doorwerking is geweest van stoornissen in delict in de zin van een verstoord/verbroken realiteitscontact door de combinatie van middelenmisbruik en een psychotische stoornis. Daar staat tegenover – aldus de psycholoog - dat verdachte zich moet hebben gerealiseerd wat de mogelijke gevolgen van zijn gedrag waren toen hij zijn medicatiegebruik staakte en drugs gebruikte, maar dat hij dit besef naast zich neergelegd heeft. Daarbij heeft de antisociale persoonlijkheidsstoornis een rol gespeeld door een zelfbepalende houding, egocentrisme en lacunaire gewetensfuncties.
Psychiater [psychiater] heeft gerapporteerd dat er sprake is van een cannabis-, amfetamine- en cocaïnegebruikstoornis, nu in gedwongen remissie, bij een man met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was dit ook aan de orde. Bovendien was destijds ook sprake van een psychotisch beeld. Verdachte wist uit het verleden dat een psychose zou kunnen ontstaan wanneer hij zonder antipsychoticum wel speed, cocaïne en cannabis in grote hoeveelheden zou gaan gebruiken.
Het hof is van oordeel dat het bovenstaande voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
Zowel de psycholoog als de psychiater schatten de kans op toekomstige geweldsdelicten en daarmee samenhangend ernstig lichamelijk letsel in als hoog.
Straf en maatregelen
TBS-maatregel
De psycholoog heeft aangegeven dat er vanuit een forensisch behandelinhoudelijk perspectief voorkeur bestaat voor een behandeling binnen het juridisch kader van de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging. Ten aanzien van het juridisch kader van een TBS met voorwaarden is gerapporteerd dat verdachte zich toont als een man die continu zijn grenzen opzoekt, in onderhandeling is, moeite heeft met regels en richtlijnen en zelf wil bepalen. Ingeschat wordt dat als een behandeling in een voorwaardelijk kader opgelegd wordt, er veel energie zal gaan zitten in onderhandelen, terwijl de inzet juist moet zijn om te komen tot verandering.
De psychiater heeft geadviseerd een behandeling op te leggen in het kader van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel bij een groot voorwaardelijk strafdeel. Een alternatief zou een TBS al dan niet met voorwaarden zijn.
De reclassering heeft in haar rapport van 8 oktober 2024 positief geadviseerd over oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden, mits verdachte gemotiveerd is en zich bereid verklaart aan de door de reclassering opgesomde voorwaarden mee te werken. Ter zitting van het hof heeft de reclasseringswerker dit advies herhaald.
Het gerechtshof stelt voorop dat aan de volgende wettelijke vereisten moet zijn voldaan, wil aan een verdachte op grond van artikel 37a Sr de maatregel TBS kunnen worden opgelegd. In de eerste plaats moet bij de verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
In de tweede plaats moet het gaan om een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel een van de misdrijven zoals specifiek vermeld in de wet (artikel 37a eerste lid, onder 2 Sr).
In de derde plaats dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
Ten slotte kan een dergelijke maatregel alleen worden opgelegd nadat de strafrechter zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
Het gerechtshof concludeert dat aan de hierboven genoemde voorwaarden voor oplegging van TBS is voldaan.
Op basis van de door de deskundigen vastgestelde stoornissen en de inschatting van het recidiverisico overweegt het hof dat sprake is van een situatie waarin de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van TBS eist.
Met de reclassering is het hof van oordeel dat deze maatregel met de door de reclassering gestelde voorwaarden kan worden opgelegd, nu verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven zich aan de gestelde voorwaarden te houden en open te staan voor behandeling.
Uit de stukken, maar ook uit het verhandelde ter zitting, is gebleken dat verdachte overkomt als een man die continu de grenzen opzoekt, moeite lijkt te hebben met regels en zelf wil bepalen. Het hof sluit niet uit dat, bij behandeling in een voorwaardelijk kader, het voor verdachte moeilijk zal worden om de gestelde voorwaarden na te leven. Gezien de inhoud van de reclasseringsrapportage en de toelichting daarop ter zitting, in combinatie met het gegeven dat verdachte ter zitting er tot op zekere hoogte blijk van heeft gegeven zich nu serieus in te willen zetten voor verandering – een en ander tegen de achtergrond van verdachtes delictsgeschiedenis die tot op heden vooral is gelegen in het plegen van vermogenscriminaliteit – ziet het hof in dit geval niettemin aanleiding deze maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het hof merkt daarbij in de richting van verdachte uitdrukkelijk op dat omzetting naar TBS met dwangverpleging onder handbereik ligt als hij welke van de voorwaarden dan ook niet of niet goed naleeft.
Het hof stelt daarbij vast dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit houdt in dat de TBS, in geval van eventuele omzetting naar een TBS met verpleging van overheidswege, na die omzetting niet beperkt in duur is. Dit laat de wettelijke grondslag onverlet dat de TBS met voorwaarden maximaal negen jaren kan duren.
Het is aan verdachte om zich strikt te houden aan de door de reclassering gestelde voorwaarden.
Het hof zal bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex art. 38z van het Wetboek van Strafrecht
Uit het advies van de reclassering volgt dat zij, bij oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden, adviseert een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Met deze maatregel kan verdachte, na ommekomst van de TBS-maatregel, in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering. Daarbij kan de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ook nadrukkelijk een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een TBS-kader noodzakelijk is. Ook in de Pro Justitiarapportage van psychiater [psychiater] wordt geadviseerd een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
In navolging van het advies van de reclassering en gelet op het hiervoor aangehaalde advies op dit punt in de Pro Justitiarapportage, acht het hof het noodzakelijk om naast de TBS met voorwaarden de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de TBS-maatregel onder toezicht te stellen als dat in verband met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is. Daarnaast kunnen toekomstige risico’s ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen door de oplegging van de maatregel van artikel 38z Sr worden teruggedrongen, dan wel aanvaardbaar worden gemaakt.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan; het hof gelast immers de terbeschikkingstelling van verdachte. Daarnaast is de oplegging van de maatregel naar het oordeel van het hof in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen.
Het hof zal daarom tot oplegging van deze maatregel overgaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden zal in de laatste fase van de aan de verdachte opgelegde TBS met voorwaarden plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Gevangenisstraf
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het door verdachte gepleegde feit, voorts oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Evenals de rechtbank acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.500,- (bestaande uit € 7.500,- aan immateriële schade en € 5.000,- aan mogelijke toekomstige schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.500,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vordering is van de zijde van de verdediging niet betwist.
Immateriële schade
Artikel 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.
Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Het artikel luidt, voor zover hier relevant:
‘Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.’
Uit de stukken volgt dat de benadeelde partij ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade ad € 7.500,- heeft geleden en dat deze een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde.
Voor het overige (
mogelijke toekomstige schade) is het hof van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient verdachte te worden veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, wordt de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Het hof komt aldus tot dezelfde beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij als de rechtbank. Het vonnis kan derhalve ook in zoverre worden bevestigd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 57, 63, 287 en 350 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de opgelegde maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
Verdachte pleegt geen strafbare feiten.
Meewerken aan reclasseringstoezicht.
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
  • verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
  • verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
3.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar. De voorwaarde moet de flexibiliteit bieden waar ook verdachte bij gebaat is. De voorwaarde heeft dus niet tot doel verdachte tot medewerking te verplichten, maar om een grondslag te bieden voor forensische zorg. Er wordt namelijk alleen voorzien in financiering van de vrijwillige time-out als de time-out is opgenomen in de voorwaarden.
4.
Niet naar het buitenland
Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
5.
Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in FVK [locatie] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen en het meewerken aan relatiegesprekken, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Wanneer er na de detentie van betrokkene geen plek is in FVK [locatie] laat verdachte zich opnemen in het kader van overbruggingszorg te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
6.
Ambulante behandeling
Indien geïndiceerd door de behandelaren van de kliniek en/of de reclassering laat verdachte zich behandelen door een ambulant zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
7.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Indien geïndiceerd door de behandelaren van de kliniek en/of de reclassering verblijft verdachte in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8.
Drugsverbod
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
9.
Alcoholverbod
Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
10.
Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
11.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
12.
Sociaal netwerk
Verdachte houdt op een actieve manier zijn sociaal netwerk inzichtelijk voor de reclassering.
13.
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer,
[benadeelde], geboren op [geboortedatum] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 30 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.