5.4.2Het tenlastegelegde
Voor de beoordeling van het tenlastegelegde dient het hof de volgende vragen te beantwoorden:
1. Als gevolg waarvan is [slachtoffer ] overleden?
2. Wanneer en door wie is letsel aan [slachtoffer ] toegebracht?
3. Levert dit een strafbaar feit op, en zo, welk strafbaar feit?
Ad 1. Als gevolg waarvan is [slachtoffer ] overleden?
In het hiervoor genoemde sectierapport staat beschreven dat bij [slachtoffer ] sprake was van puntvormige en iets grotere bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden links en rechts. Er waren aan de hals en nek links en rechts rood paarse bloeduitstortingen in een gebied van circa 14 x 4,5 cm. Hierbij waren er vele kras/streepvormige en
onregelmatige oppervlakkige huidbeschadigingen links en rechts aan de hals en nek.
De oppervlakkige huidbeschadigingen toonden onderhuidse bloeduitstorting en indroging en breidden zich uit tot aan de bovenzijde van de borst. Inwendig waren er enkele oppervlakkige en dieper gelegen bloeduitstortingen in de halsspieren en op de schildklier.
Er waren letsels aan het gelaat links en rechts, waarbij links meer dan rechts, met name aan de wangen, gebieden van vage rode huidverkleuring en plaatselijk mogelijk zeer oppervlakkige huidbeschadigingen. Onder het linkeroog en aan de linker neusvleugel waren zeer oppervlakkige huidbeschadigingen. Onder de kin en aan de linker kaakrand waren vage onderhuidse bloeduitstortingen met plaatselijk mogelijk zeer oppervlakkige huidbeschadigingen.
Zij- en achterwaarts aan de binnenzijde van de schedelhuid en op het botvlies van het schedeldak waren er vlekkige bloeduitstortingen in een gebied van circa 19 x 13 cm. Er was een lijnvormige breuk van het schedeldak rechts zijwaarts (parietaal) van circa acht centimeter met roodheid van het schedeldak. Er waren geen bloeduitstortingen tussen de hersenvliezen.Het aanvullend neuropathologisch onderzoek toonde tekenen van uitgebreid, recent (vlak voor overlijden) doorgemaakt zuurstofgebrek van de hersenen (acute hypoxische encefalopatie) en beperkte tekenen van traumatische beschadiging van de uitlopers van zenuwcellen (traumatische axonale schade).
Er waren aan de armen, de linkerhand, de buik en hoog aan de rug deels streepvormige en deels onregelmatige oppervlakkige huidbeschadigingen. Er was een bloeduitstorting rechts voorwaarts in de tong. Er was enige roodheid van de voorhuid met bij insnijden in de huid gelegen roodheid. De anus toonde een paarse verkleuring op de overgang van de binnen- naar de buitenzijde (linea dentata). Bij insnijden bleek er een onderhuidse bloeduitstorting.
Volgens verkregen informatie zou de navelstreng zijn afgeknipt, maar niet zijn afgebonden.
Verdachte heeft verklaard dat zij na geboorte van [slachtoffer ] de navelstreng met een schaar heeft doorgeknipt. De navelstreng heeft zij niet afgebonden.
Het ontstaan van de letsels
Volgens de patholoog zijn voornoemde letsels bij leven ontstaan. De vastgestelde uitwendige en inwendige letsels aan de hals zijn ontstaan door samendrukkend geweld op de hals. Met samendrukkend geweld wordt bedoeld manuele strangulatie (manuele verwurging), ligatuurstrangulatie (door een of meerdere omsnoerende structuren rond de hals/nek), of een combinatie daarvan. Samendrukkend geweld op de hals kan leiden tot belemmering van de bloedtoevoer naar het hoofd, met zuurstofgebrek van de hersenen (cerebrale hypoxie) tot gevolg, waarmee het overlijden kan worden verklaard.
Het is mogelijk dat een deel van de letsels door krassend/puntig geweld is ontstaan, zoals het krassen met nagels. De puntvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden passen goed bij stuwing in het kader van doorgemaakt samendrukkend geweld op de hals.
De vastgestelde uitwendige en inwendige letsels aan het hoofd (de bloeduitstortingen van/in de schedelhuid, de (zeer) oppervlakkige huidbeschadigingen en de schedelbreuk) zijn bij leven ontstaan door stomp botsend geweld op het hoofd, zoals slaan of vallen op het hoofd. Volgens de patholoog moet dat stomp botsend geweld meermaals hebben plaatsgevonden en vanwege de schedelbreuk moet het geweld (deels) hevig zijn geweest.De geweldsinwerking op het hoofd heeft geleid tot beperkte schade van uitlopers van zenuwcellen in de hersenen, hetgeen geen rol heeft gespeeld bij het overlijden. De tekenen van uitgebreid, recent doorgemaakt zuurstofgebrek van de hersenen kunnen goed worden verklaard door het doorgemaakte samendrukkende geweld op de hals.
Bij het gelijktijdig afdrukken van de neus en mond (smoren) hoeven er bij jonge kinderen geen objectiveerbare verschijnselen van uitwendige geweldsinwerking te worden waargenomen. Smoren als oorzaak van of bijdrage aan het overlijden kan dus niet worden uitgesloten. De letsels aan het gelaat en de bloeduitstorting aan de tong zouden (deels) bij smoren kunnen passen, maar zijn hier geenszins bewijzend voor. De bloeduitstorting in de tong is bij leven ontstaan door stomp botsend of drukkend geweld, zoals (met structuren) drukken op de tong of knijpen in de tong.
De afgeknipte, maar niet afgebonden, navelstreng kan hebben geleid tot bloedverlies, maar het is de verwachting dat een dergelijke bloeding na verloop van tijd spontaan stelpt. In strikte zin kan een bijdrage van bloedverlies aan het overlijden echter niet geheel worden uitgesloten.
De letsels aan de armen, de linkerhand, de buik en hoog aan de rug zijn bij leven ontstaan door uitwendig mechanisch stomp botsend of krassend geweld, zoals stoten, geslagen worden of met ruwe/puntige structuren in aanraking komen. De letsels hebben geen rol gespeeld bij het overlijden. De paarse verkleuring van de anus betrof een letsel en is bij leven ontstaan door stomp botsend of drukkend geweld met structuren.
De patholoog heeft beschreven dat het overlijden van [slachtoffer ] wordt verklaard door samendrukkend geweld op de hals, al dan niet in combinatie met smoren en/of bloedverlies.
Op basis van de bevindingen van de patholoog is het hof van oordeel dat de letsels die na het overlijden bij [slachtoffer ] zijn vastgesteld, kunnen worden verklaard doordat op hem bij leven geweld is toegepast. Naar het oordeel van het hof heeft een deel van het geweld dat op [slachtoffer ] is toegepast geleid tot zijn dood. Dat geweld bestond uit samendrukkend geweld op de hals/nek van [slachtoffer ] , zijnde manuele strangulatie (manuele verwurging), ligatuurstrangulatie (verwurging door een of meer omsnoerende structuren rond de hals/nek) of een combinatie daarvan, en dit heeft geleid tot belemmering van de bloedtoevoer naar [slachtoffer ] ’s hoofd met zuurstofgebrek van de hersenen tot gevolg.
Ad. 2. Wanneer en door wie is het letsel aan [slachtoffer ] toegebracht?
Zoals hiervoor reeds door het hof is vastgesteld is [slachtoffer ] levend geboren en heeft hij maximaal een half uur geleefd. Op basis van deze vaststelling in combinatie met het feit dat de patholoog concludeert dat de letsels bij leven zijn toegebracht, concludeert het hof dat het (dodelijke) letsel moet zijn toegebracht tot circa een half uur na de geboorte van [slachtoffer ] .
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het verdachte is geweest die het fatale letsel heeft toegebracht. Het hof stelt daarbij vast dat het dossier noch het besprokene ter terechtzitting een aanwijzing biedt dat het letsel door een derde of derden aan [slachtoffer ] is toegebracht. Verdachte heeft verklaard dat zij op 11 april 2020 op het moment van de bevalling en de periode daarna alleen met [slachtoffer ] in de woning was.Ook de bevindingen van de politie leiden niet tot een andere conclusie. Haar partner is tegen half vijf in de middag, en daarmee ruim na de bevalling, thuisgekomen.
Het hof concludeert dat het verdachte is geweest die het geweld op [slachtoffer ] heeft uitgeoefend.
Ad 3. Levert dit een strafbaar feit op, en zo ja, welk strafbaar feit?
Aan verdachte is primair moord, subsidiair doodslag en meer subsidiair kindermoord respectievelijk kinderdoodslag ten laste gelegd.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van voorbedachten rade. Het hof zal verdachte dan ook van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Het subsidiair tenlastegelegde
Voor een bewezenverklaring van doodslag is in ieder geval vereist dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer ] .
Bij de beoordeling van die vraag staat voorop dat het voor het hof niet duidelijk is geworden wat zich kort na de geboorte van [slachtoffer ] heeft afgespeeld. Wel staat vast dat de letsels aan
[slachtoffer ] ’s hals zijn ontstaan door samendrukkend geweld op de hals. Hiermee wordt verwurging met de handen, met een of meer omsnoerende structuren of een combinatie daarvan bedoeld.
De uitwendige en inwendige letsels aan het hoofdje van [slachtoffer ] , namelijk de bloeduitstortingen van én in de schedelhuid, zijn ontstaan door meermaals stomp botsend geweld op het hoofd. Hierbij moet gedacht worden aan slaan of vallen op het hoofd. Vanwege de schedelbreuk van acht centimeter in de schedel moet dat geweld (deels) hevig zijn geweest.
Op grond van het voorgaande stelt het hof dan ook vast dat sprake is geweest van zeer gewelddadige handelingen door verdachte. De voor de geconstateerde letsels aan de hals en het hoofdje van [slachtoffer ] benodigde handelingen, met name het door de patholoog beschreven samendrukkend geweld op de hals/nek, zijn naar het oordeel van het hof daarmee zo gericht geweest op de dood van [slachtoffer ] dat het opzet op zijn dood een gegeven is. Het hof acht daarmee vol opzet aanwezig.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het smoren en het doorknippen van de niet afgebonden navelstreng
Het hof acht op grond van de bevindingen en de conclusie van de patholoog niet bewezen dat het overlijden van [slachtoffer ] mede wordt verklaard door smoren. Hoewel smoren als oorzaak van of bijdrage aan het overlijden niet kan worden uitgesloten omdat er bij jonge kinderen geen objectiveerbare verschijnselen van uitwendige geweldsinwerking hoeven te worden waargenomen, acht het hof dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het smoren te komen.
Daarnaast staat voor het hof op basis van de bevindingen en de conclusie van de patholoog ook onvoldoende vast dat het bloedverlies dat is ontstaan doordat verdachte de niet afgebonden navelstreng heeft doorgeknipt, heeft bijgedragen aan het overlijden van [slachtoffer ] . De patholoog beschrijft immers de verwachting dat een dergelijke bloeding na verloop van tijd spontaan stelpt. In het verlengde hiervan – en mede gelet op de verklaring van verdachte dat zij de navelstreng doorknipte omdat zij dacht dat dit moest – acht het hof evenmin bewezen dat verdachte de navelstreng doorknipte met het opzet om [slachtoffer ] te doden. Van dit onderdeel van het tenlastegelegde zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Met inachtneming van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Het meer subsidiair tenlastegelegde
Ondanks dat het hof het subsidiair tenlastegelegde hiervoor bewezen heeft geacht, zal gelet op artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, aandacht worden besteed aan het meer subsidiair tenlastegelegde. Artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht schrijft namelijk voor dat indien voor een feit dat in een algemene strafbepaling valt een bijzondere strafbepaling bestaat, alleen de laatste in aanmerking komt voor de kwalificatie van het bewezenverklaarde.
In dit kader overweegt het hof dat de verhouding tussen artikel 290 (kinderdoodslag) en artikel 287 (doodslag) van het Wetboek van Strafrecht kan worden beschouwd als een logische specialiteitsverhouding, waarbij artikel 290 een geprivilegieerde specialis is en artikel 287 de generalis. Het hof is echter, met de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat in onderhavige zaak geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 290 van het Wetboek van Strafrecht. Het dossier en het besprokene ter zitting bieden namelijk onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte zou hebben gehandeld onder de werking van vrees voor ontdekking van de (aanstaande) bevalling. Het gepleegde feit valt daarmee niet onder de bijzondere strafbepaling betreffende kinderdoodslag. Het hof zal het door verdachte gepleegde feit dan ook kwalificeren als doodslag.