ECLI:NL:GHARL:2024:6700

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
21-002714-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan opzet bij feitelijke leidinggeving aan bedrieglijke bankbreuk

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1975, was formeel bestuurder van een rechtspersoon die in 2016 in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank had de verdachte veroordeeld voor medeplegen van bedrieglijke bankbreuk en het opzettelijk openbaar maken van onware financiële stukken, met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf als gevolg. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 16 oktober 2024 heeft het hof de zaak onderzocht. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte feitelijke leiding had gegeven aan de strafbare feiten, maar het hof oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte formeel bestuurder was, niet voldoende was om haar aan te merken als feitelijke leidinggever. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de verboden gedragingen, wat essentieel is voor een bewezenverklaring van feitelijke leidinggeving aan een strafbaar feit.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de bedrieglijke handelingen van de rechtspersoon en dat zij opzet had op deze gedragingen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs van opzet bij het toerekenen van strafbare feiten aan bestuurders van rechtspersonen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002714-21
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 31 mei 2021 met parketnummer 08-996088-18 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. J. de Haan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep verdachte veroordeeld voor medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd en medeplegen van het door de bestuurder opzettelijk openbaar maken van een onware staat en een onware balans, meermalen gepleegd, tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
primair[naam bedrijf] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Overijssel d.d. 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2015 tot en met 11 mei 2016 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere personen, althans alleen,
(telkens) ter bedrieglijke korting van de rechten van haar schuldeisers,
- enig goed, te weten één of meerdere geldbedrag(en), aan de boedel heeft onttrokken en/of;
- ( telkens) niet voldaan aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
immers heeft zij en/of één of meerdere medeverdachten,
- één of meerdere geldbedragen contant opgenomen en/of overgeboekt naar de privérekening(en) ten name van [naam] en/of [naam] , en/of;
- uitgaven, althans betalingen, gedaan die niet zijn te kwalificeren als zakelijke uitgaven, en/of;
- geen administratie gevoerd conform de eisen van de wet en/of geen kasboek bijgehouden en/of geen jaarrekeningen opgesteld, althans geen jaarrekeningen opgesteld waaruit direct de vermogenstoestand en de rechten en verplichtingen van de onderneming duidelijk worden,
zulks terwijl zij, verdachte, aan bovenomschreven strafbaar feit (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven strafbare gedraging;
1.
subsidiair[naam bedrijf] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Overijssel d.d. 11 mei 2016 in staat van faillissement is verklaard, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2015 tot en met 11 mei 2016 te [plaats 1] en/of [plaats 2] althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere personen, althans alleen,
buitensporige verteringen heeft gedaan, immers heeft zij,
- één of meerdere geldbedrag(en) contant opgenomen en/of overgeboekt naar de privérekening(en) ten name van [naam] en/of [naam] , en/of;
- uitgaven, althans betalingen, gedaan die niet zijn te kwalificeren als zakelijke uitgaven;
terwijl voornoemde uitgaven en/of overboekingen en/of betalingen zijn gedaan in de wetenschap dat binnen de onderneming onvoldoende gelden beschikbaar waren/bleven voor het voldoen van de lopende en/of aanstaande verplichtingen, waaronder de belastingverplichtingen,
zulks terwijl zij, verdachte, aan bovenomschreven strafbaar feit (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven strafbare gedraging;
2.
zij op of omstreeks 2 mei 2016 en/of 3 mei 2016 en/of 4 mei 2016 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere personen, althans alleen,
als bestuurder van [naam bedrijf] ,
(telkens) opzettelijk een onware staat en/of een onware balans en/of onware winst- en verliesrekening en/of toelichting op voornoemde stukken, openbaar heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, de jaarrekening(en) over de/het ja(a)r(en) 2012 en/of 2013 en/of 2014 waarin, in strijd met de waarheid, geen aanslagen (vennootschapsbelasting) van de Belastingdienst waren opgenomen en/of een positief eigen vermogen was vermeld, gedeponeerd, dan wel heeft laten deponeren bij de Kamer van Koophandel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat de rechtspersoon [naam bedrijf] bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd en onware stukken bij de Kamer van Koophandel heeft gedeponeerd en dat de verdachte samen met een ander hier feitelijke leiding aan heeft gegeven. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte – die formeel bestuurder was van [naam bedrijf] – wist van de financiële problemen binnen het bedrijf, maar desondanks bewust de financiële kant aan haar toenmalige echtgenoot overliet.
Het hof stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat een verdachte (formeel) bestuurder is van een rechtspersoon niet voldoende is om hem of haar aan te merken als feitelijke leidinggever aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van feitelijke leidinggeven aan een verboden gedraging, moet ook kunnen worden vastgesteld dat sprake is van opzet op de verboden gedraging
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting niet worden vastgesteld dat de verdachte in de tenlastegelegde periode op de hoogte was van het feit dat door het bedrijf waarvan zij bestuurder was bedrieglijke bankbreuk werd gepleegd of dat onware stukken bij de Kamer van Koophandel werden gedeponeerd en derhalve dat verdachte opzet op deze verboden gedragingen had.
Het hof heeft daarom uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. T. Bertens en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier,
en op 30 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.