Uitspraak
1.V.O.F. [geïntimeerde1] t.h.o.d.n. [naam1]
die woont in [plaats1]
3. [geïntimeerde3], vennoot
die woont in [plaats1]
die ook hoger beroep hebben ingesteld
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven tevens wijziging van eis
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
- een akte met producties van [geïntimeerden]
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 21 augustus 2024 is gehouden.
2.De kern van de zaak
- is die arbeidsverhouding inmiddels beëindigd door ontslagname van [appellant] of door ontslag door [geïntimeerden] , of bestaat die arbeidsverhouding nog steeds,
- welke functie had [appellant] , die van haarstylist of die van haarstylist allround.
Daarnaast spelen nog enkele andere vragen, die ook van invloed zijn op de betalingsverplichtingen.
- dat er geen rechtsgeldig einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst,
- dat [geïntimeerden] aan [appellant] nog moet betalen € 10.258,98 bruto aan achterstallig salaris en vakantiegeld, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juni 2022 en met € 1.025,89 aan wettelijke verhoging, onder verstrekking van bruto/netto specificaties,
- dat [appellant] aanspraak heeft op 281,66 betaalde vakantie-uren.
Wat [appellant] meer heeft gevorderd is afgewezen. In het bijzonder heeft de kantonrechter de loondoorbetalingsverplichting van [geïntimeerden] vanaf 1 maart 2021 gematigd tot een periode van zes maanden.
De tegenvordering van [geïntimeerden] om te bepalen dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd door ontslagname dan wel door ontslag, is afgewezen. De subsidiaire vordering om de arbeidsovereenkomst alsnog te beëindigen is afgewezen omdat [geïntimeerden] dat in een verzoekschriftenprocedure moeten vragen.
Verder zijn [geïntimeerden] veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.
3.Vaststaande feiten
wil graag 22,5 uur werken (…). Verder zou ik graag het uur tarief voor mijn contract op 12,50 euro hebben. En buiten mijn contract uren op 15 euro. Verder ben ik bereid vanaf komende woensdag te werken wanneer dat nodig is.
12:55 - [appellant] : 12,50 bruto per uur word minder als 11,50 per uur netto. Dit is het uurloon
wat ik wil voor mijn contract uren. 22,5 uren. Als jullie mij nodig hebben
buiten mijn contract uren wil ik 15 euro bruto per uur. (…)
Dit zijn mijn voorwaarden.
13:04 - [geïntimeerde2] : Sorry [appellant] 12,50 en 15 euro dat wordt lastig.
13:06 - [appellant] : Helaas, dan houd het op
13:16 - [geïntimeerde2] : Denk maar over mij aanbod na, als jij niet meer wilt ja dan indd houdt
Ik heb voorstel en mijn aanbod aan jou gedaan jij wou de niet.
4.Het oordeel van het hof
a) kan op grond van artikel 7:628a BW dan wel artikel 7:610b BW voor recht worden verklaard dat er vanaf 1 februari 2020 tussen partijen een arbeidsovereenkomst gold voor minimaal 87,75 uur per maand?
b) door welke oorzaak heeft [appellant] in 2020 enkele maanden minder uren gewerkt dan 87,75?
d) is de arbeidsovereenkomst geëindigd door (i) ontslagname op 2 maart 2021 door [appellant] , dan wel (ii) door ontslag gegeven door [geïntimeerden] op 8 dan wel 12 maart, dan wel door (iii) het niet meer op het werk verschijnen van [appellant] vanaf 3 maart 2021?
e) heeft de kantonrechter ten onrechte de loonvordering, alsmede de vordering tot betaling van vakantiegeld en wettelijke verhoging daarover, gematigd tot een periode van zes maanden na 1 maart 2021?
Omvang arbeidsovereenkomst
De haarstylist is een uitvoerende functie binnen de (dames- en/of heren)kapsalon en/of
De functie van haarstylist allround wordt omschreven als volgt:
De haarstylist allround is een zelfstandige, uitvoerende functie binnen de (dames- en/of
heeft geantwoord: “ja”. In het licht van het overleg en de correspondentie die daaraan vooraf is gegaan en het gegeven dat [appellant] op 3 maart 2021 en ook de dagen daarna niet op het werk is verschenen, was sprake van een ontslagname door [appellant] , althans mocht [geïntimeerden] daar gerechtvaardigd op vertrouwen.
[appellant] betwist dat sprake was van een ontslagname; volgens hem wilde hij met zijn antwoord alleen aangeven dat hij inderdaad het aanbod van [geïntimeerden] niet accepteerde. Hij ging er naar zijn zeggen van uit dat partijen nog steeds in een onderhandelingsfase verkeerden. Hij mocht proberen om er een hoger uurloon uit te slepen dan gold volgens de cao. Op 3 maart 2021 is hij niet op het werk verschenen, ook omdat [geïntimeerden] nog steeds niets op papier hadden gezet met betrekking tot de arbeidsverhouding. Daaruit kon nog geen ontslagname worden afgeleid. Op 8 maart 2021 heeft hij duidelijk gemaakt dat hij geen ontslagname bedoelde en hij heeft later ook aangeboden om zijn werk te verrichten.
[appellant] heeft op geen enkel moment gezegd dat hij ontslag nam. [geïntimeerden] hebben dat afgeleid uit het bevestigende antwoord dat [appellant] gaf op de vraag of hij hun aanbod niet aanvaardde en per direct wilde stoppen. Die vraag bevatte echter twee componenten, niet accepteren van het aanbod en onmiddellijk stoppen. In die situatie had van [geïntimeerden] verlangd mogen worden dat zij bij [appellant] nog eens nadrukkelijk hadden nagevraagd of hij met “ja” niet alleen bedoelde het weigeren van het aanbod, maar ook het direct ontslag nemen. [geïntimeerden] konden dat ook niet afleiden uit het feit dat [appellant] vervolgens niet meer op het werk verscheen.
Niet op het werk verschijnen levert op zichzelf geen ontslagname op, ook niet bezien in samenhang met de voorafgaande correspondentie tussen partijen.
Zij mochten echter niet gerechtvaardigd op ontslagname vertrouwen. [geïntimeerden] hadden zich ervan bewust behoren te zijn dat partijen in een onderhandelingssituatie verkeerden en dat het “ja” mogelijk alleen inhield dat [appellant] , zoals hij zelf stelt, het salarisaanbod niet accepteerde. En dat het vervolgens niet op het werk verschijnen ook gezien kon worden als een uiting van onvrede over het verloop van de onderhandelingen en/of het inzetten van een uiterste drukmiddel door [appellant] . Daar komt bij dat alles zich afspeelde in korte tijd -minder dan een dag- en volgde de dag na het gesprek van 1 maart 2021. [geïntimeerden] dienden erop bedacht te zijn dat een dergelijke onderhandelingssituatie stressvol kan zijn voor een werknemer en dat hij in die situatie dingen kan zeggen die hij in werkelijkheid niet meent, of anders bedoelt. Van [geïntimeerden] had daarom verlangd mogen worden dat zij, voordat zij uitgingen van ontslagname, zich er bij [appellant] van vergewist hadden dat zijn antwoord inderdaad inhield dat hij zelf ontslag nam, ook nadat hij op 3 maart 2021 niet op het werk was verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] nog aangevoerd dat hij in financiële problemen verkeerde en dat [geïntimeerden] dat wisten. Dat is door [geïntimeerden] niet weersproken. Die situatie had voor [geïntimeerden] eens te meer reden behoren te zijn om na te vragen bij [appellant] of hij inderdaad bedoelde direct ontslag te nemen.
[appellant] heeft in beginsel dus een loonvordering jegens [geïntimeerden] op grond van het nog steeds voortduren van de arbeidsverhouding in de functie van haarstylist met een urenomvang van 87,75 uren per maand.
Daarnaast heeft hij aanspraak op uitbetaling van 46,25 aan in 2020 te weinig gewerkte uren, tegen het toen voor hem geldende uurloon, of tegen het uurloon van een haarstylist, als dat hoger lag.
Daarmee staat vast dat [appellant] in ieder geval aanspraak heeft op loon als haarstylist gedurende een periode van zes maanden na 1 maart 2021, op basis van een arbeidsovereenkomst van 87,75 uur per maand.
In zoverre is de toewijzing door de kantonrechter van de loonvordering over een periode van zes maanden vanaf 1 maart 2021 dus onjuist (maar inmiddels wel onaantastbaar geworden).
Die aanspraak op loonbetaling eindigt echter indien en voor zolang [appellant] niet zijn werkzaamheden hervat na een oproep daartoe door [geïntimeerden] danwel de arbeidsovereenkomst alsnog op reguliere wijze wordt beëindigd.
Een veroordeling tot loondoorbetaling vanaf de datum van deze uitspraak kan (ook) om die reden niet worden gedaan.
a) betaling van achterstallig loon over de periode vanaf juli 2018 tot 1 juli 2019 voor zover zijn loon minder bedroeg dan het wettelijk minimumloon;
b) betaling van achterstallig loon over de periode 1 juli 2019 tot 1 februari 2020 voor zover zijn loon minder bedroeg dan het toen geldende loon van een haarstylist volgens de cao;
c) betaling van het loon over 46,25 uur aan in 2020 te weinig gewerkte uren op basis van het toen geldende uurloon van een haarstylist volgens de cao;
d) betaling van het loon over een periode van zes maanden vanaf 1 maart 2021 volgens het toen geldende loon van een haarstylist op basis van 87,75 uur per maand;
e) betaling over de periode van 24 augustus 2024 tot de datum van deze uitspraak van het loon op basis van € 12,- bruto per uur of, als dat hoger is, het bruto uurloon van een haarstylist, op basis van 87,75 uur per maand. Die aanspraak op loonbetaling eindigt echter indien en voor zolang [appellant] niet zijn werkzaamheden heeft hervat na een oproep daartoe door [geïntimeerden]
Het hof geeft de advocaten van partijen in overweging afspraken te maken over het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst en de wijze waarop daaraan een einde gemaakt kan worden. Daarbij wordt opgemerkt dat de verhoudingen tussen partijen inmiddels ernstig verstoord lijken te zijn geraakt.
Het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd met inachtneming van wat hiervoor is overwogen, behalve voor wat betreft de proceskostenveroordeling van [geïntimeerden] en de vaststelling dat [appellant] aanspraak heeft op uitbetaling van 281,66 vakantie uren bij het einde van het dienstverband.
Omdat partijen in hoger beroep over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, aldus dat iedere partij zijn kosten dient te dragen.
5.De beslissing
b) betaling van het cao-loon van de hairstylist over de periode 1 juli 2019 tot 1 februari 2020 voor zover dat meer was dan het hem uitbetaalde loon;
c) betaling van het loon over 46,25 uur aan in 2020 te weinig gewerkte uren op basis van het toen geldende uurloon van een haarstylist volgens de cao;
d) € 1.507,50 bruto aan achterstallig vakantiegeld over de periode tot 1 maart 2021;
e) betaling van het loon over een periode van zes maanden vanaf 1 maart 2021 volgens het toen geldende cao-loon van een haarstylist op basis van 87,75 uur per maand;
f) betaling over de periode van 24 augustus 2024 tot de datum van deze uitspraak, dan wel tot een voor die datum gegeven oproep als bedoeld in rechtsoverweging 4.30 waaraan geen gevolg is gegeven, van het loon op basis van € 12,- bruto per uur of, als dat hoger is, het bruto uurloon van een haarstylist op basis van 87,75 uur per maand, te vermeerderen met vakantiegeld;
het bedrag volgend uit de veroordeling sub d) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2022 tot de dag van betaling;
de bedragen volgend uit de veroordelingen onder a) tot en met e) voorts te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging;